Jaar van Release: 2020
Label: AFM Records
Na de comeback met ‘Disciples Of The Sun’ in 2015 is dit het derde Pyramaze album in dezelfde bezetting. Dit is het vermelden waard want deze uitstekende progressieve power metal band uit Denemarken had in het verleden moeite om een permanente zanger te vinden. Matt Barlow (ex-Iced Earth, Ashes Of Ares) en Lance King stonden ooit achter de microfoon, maar nu kwijt Terje Harøy zich al een vijftal jaren van deze taak. In de band vinden we overigens doorgewinterde muzikanten als producer Jacob Hansen (gitaar en bas) en toetsenist Jonah Weingarten. Steeds hebben we de verrichtingen van Pyramaze met nieuwsgierigheid gevolgd en dus gaan we vol goede moed aan de slag om ‘Epitaph’ te leren kennen.
“Een eerbetoon aan het verleden van de band”, aldus Jonah Weingarten, toetsenist van Pyramaze. De Amerikaan heeft het over de titel van het zesde album, de derde met de huidige line-up. Op deze langspeler komen de Denen en Amerikanen dus met elementen uit het verleden, waaronder bijdragen van ex-leden, maar aangezien alle bandleden kinderen hebben, kijken de mannen ook vooruit; in World Foregone om precies te zijn.
Epitaph is het meest melodieuze en minst progressieve album in de discografie van de epic powermetalformatie. Denk aan een mix van Kamelot en Evergrey. Wat dat betreft zijn er dus weinig raakvlakken met het verleden en is het geheel behoorlijk toegankelijk. Luister maar eens naar het relatief poppy Birds Of Prey. De plaat heeft een wat vollere, modernere en krachtigere sound dan zijn voorganger Contingent (2017), met minder nadruk op het toetsenwerk.
Dit zesde studioalbum duurt meer dan een uur en deze flinke hap begint na een paar luisterbeurten te groeien naar herkenning. Dan ontdekken we een bijzonder sterk album dat bij momenten erg catchy is en waarop uitstekend gemusiceerd wordt.
De plaat ligt door het toegankelijke karakter al tijdens de eerste luisterbeurt makkelijk in het gehoor.
Het begint allemaal met een piano intro dat aanzwelt tot symfonische bombast. Maar wanneer ‘A Stroke Of Magic’ uitvalt staan de zware gitaren centraal. De gevleugelde zang erbij is heerlijk, het refrein nodigt uit tot meezingen en een knappe gitaarsolo vormt de kers op de taart. Wie ooit een zwak had voor Pagan’s Mind, kan dit blind aanschaffen. Probeer maar eens te weerstaan aan die keyboardmelodie in ‘Steal My Crown’. Bovendien is de zang hier super lijzig en uitdagend. Donderende dubbele basdrums maken in ‘Knights In Shining Armour’ dan weer de dienst uit en dat zelfs tijdens het egale refrein!
Het beheerst gezongen ‘Bird Of Prey’ is gladjes rockend, en we kunnen wel meer spreken over vlotte songs met het nodige vuurwerk op gitaar, maar een opvallend commercieel – neen, aanstekelijk refrein. Singles worden ook bij de vleet uitgebracht en op eentje daarvan, namelijk in het van piano en strijkers voorziene ‘Transcendence’, horen we zangeres Brittney Slayes van Unleash The Archers in de tweede strofe. Zelfs Kamelot duikt even in mijn achterhoofd op als vergelijking en dat is te danken aan het weelderige ‘Indestructible’. Na het onrustige ‘Final Hour’ krijgen we een kinderkoor op bezoek in ‘World Foregone’, maar als afsluiter heeft men een lange, epische track voor ons in petto. ‘The Time Traveller’ is een twaalf minuten durend epos waarin de vroegere zangers Matt Barlow en Lance King nog eens hun kunsten vertonen, samen met de huidige vocalist. Het wordt een beetje te veel van het goede qua prestatiedrang, maar kom, het is wel een song die knallend met blastbeats binnenvalt maar later meerdere beschouwende passages kent die erg mooi zijn. Zij die Pyramaze de kans geven om zich te nestelen in je muzikale geheugen, zullen daar ruimschoots voor beloond worden als ze van progressieve power metal met ballen houden.
Pyramaze laat zich op het wat te lange Epitaph, dat dus deels een eerbetoon is aan het verleden van de band, van een zeer professionele en vooral erg prettige kant horen.
Vanden Plas – The Ghost Xperiment – Illumination
Jaar van Release: 2020
Label: Frontiers Records
Ongeveer een jaar geleden besprak ik het eerste hoofdstuk van Vanden Plas ‘”The Ghost Xperiment “. Wij zijn toe aan het tweede deel van het nieuwe Vanden Plas album The Ghost Xperiment -Illumination genaamd.
Jaren geleden hoorde ik mensen de verwijzing maken als de Duitse versie van Dream Theater , en hoewel dat niet helemaal juist is, zal ik toegeven dat het niveau van muzikaliteit vermengd met melodieuze metal op een bombastische, theatrale schaal zeker van toepassing is.
De ervaren Duitse band, die al bijna dertig jaar kwalitatief hoogstaande progressieve metal produceert, flikt het op zijn 10e album om de contrasten tussen hard en zacht in de muziek nog verder aan te zetten.
Sonisch klinken ze geweldig, en de productie op deze opname is anders dan voorheen. Vooral de drums van Andreas Lill hebben een extra crunch en het dondert in de koptelefoon op manieren die ik hem nog niet vaak eerder heb gehoord. Zijn optreden is een van de sterkere bijdragen aan deze plaat. En de muziek is goed. De meeste nummers zijn lang (7 minuten of langer), waarbij je het risico loopt vermoeid te raken, aangezien het dikke zware geluid van Vanden Plas soms wat gelijkheid kan vertonen. De gelaagde harmonieën van Andy Kuntz zijn enigszins voorspelbaar en zijn nasale zang is voor sommigen misschien een beetje een kwestie van smaak, waar de zang vaak de zwakke schakel in progressieve metalbands is, heeft hij toch genoeg onderscheidend vermogen, zijn veelzijdigheid en het bereik geven hem zijn kenmerkende geluid.
“When the World Is Falling Down” opent de plaat met een onheilspellende soundtrack-vibe van hoorns, om vervolgens uit elkaar te worden gescheurd door een puffende elektrische riff die de stemming in overdrive zet. Nogmaals, ik heb het gevoel dat dit een soundtrack is van een film die ik niet zie, maar muzikaal is het pittig, zwaar en toegankelijk. Het is een perfecte openingsnummer om de band te leren kennen, want als je dit nummer niet leuk vindt, zul je de rest van Vanden Plas waarschijnlijk ook niet leuk vinden. Solide single die de hele band samenvat en belicht.
“Under the Horizon” opent met een delicaat intro die zweeft met een bijna fluisterzang, totdat een machinegeweer-achtige aanval van de gebroeders Lill de komst aankondigt van een van de beste riffs van de plaat.
” Black Waltz Death ” begint met een akoestische onderbreking op de aanval van het vorige nummer, en bouwt op met een folkachtige vibe die langzaam voortsjokt als een ballad. Het bouwt zich in de loop van de tijd op met wat steun van een engelenkoor. Dit zijn meer bombastische, theatraal klinkende dingen waardoor Vanden Plas zich onderscheidt van een typische metalband.
” The Lonely Psychogon ” opent met een nieuwe “vrolijke” riff die een welkome afwisseling in vergelijking met het energieke van het vorige nummer.
Met name op het tweede deel van het album. De eerste vier songs liggen nog sterk in het verlengde van het eerste deel “The Awakening”, maar daarna gooit Vanden Plas alle remmen los. Te beginnen met “Fatal Arcadia”, waarin hakkende riffs in de coupletten worden afgewisseld met verstilde stukken die naar de refreinen leiden. Voeg daarbij de prachitige gitaarsolo van Stephan Lill aan toe en het is gewoonweg 8 minuten genieten. Het nummer “The Ouroboros” duurt daarintegen nog zelfs vijf minuten langer. Het meandert langs alle sterke troeven van de band en trekt je dieper en dieper in de muziek en in het realistische spookverhaal van dit tweeluik. Het zevende nummer “Ghost Engineers” is een mooie ballad en bevat prachtige orkestrale elementen, die op deel één van het tweeluik totaal op de achtergrond waren verdwenen. Het album sluit af met het bonusnummer “Krieg Kennt Keine Sieger” waarop zanger Andy Kuntz een duel aangaat met zanger Alea van de eveneens Duitse band Saltatio Mortis. Dit wat kortere en stevige nummer is ook weer om je vingers bij af te likken.
Fates Warning – Long Day Good Night
Jaar van Release: 2020
Label: Metal Blade Records
Wat hebben de bands Armored Saint en Fates Warning meer gemeen dan bassist Joey Vera. Ze begonnen omstreeks 1982 in de Verenigde Staten, toerden veel te weinig in Europa, waardoor ze niet zo groot werden als verwacht met zulke kwalitatief hoogstaande albums en bleven stug trouw aan een eigen geluid. De muzikanten beperkten zich zelden tot één band, zodat de aandacht geregeld versnipperd werd. Vandaar dat elk nieuw album nog steeds geprezen wordt door een vaste, harde kern maar je hen op festivals bijvoorbeeld zelden als headliner te zien krijgt.
Ik mag dan een groot liefhebber zijn van Fates Warning, ik probeer wel zo objectief mogelijk te blijven. Het is de langst durende uit hun collectie. Dertien nummers met een totale duur van ruim 72 minuten op de klok waarvan elke minuut de moeite van het luisteren waard is.
Het schrijven van de plaat begon halverwege 2019 en de opnames startten in het begin van 2020 net toen de coronacrisis haar intrede deed. In diverse studio’s in Los Angeles, San Antonio, Texas en New Hampshire werd alles onder het toeziend oog van Jim Matheos, in zijn rol als producer, opgenomen. Ray Alder woont echter in Spanje en vanwege de, op dat moment, geldende, strenge lockdown mocht hij de deur niet uit behalve als dat strikt noodzakelijk was. Onder het voorwendsel, dat hij ging verhuizen (dat mocht namelijk wel) is hij met een verhuiswagen naar een kleine studio in Madrid gereden. Alder heeft twee weken lang in de zangcabine van de studio gebivakkeerd om zo alle zangpartijen te kunnen opnemen. Zijn dagen waren lang en zo gauw een nummer was ingezongen werd het gelijk gemixed. Geen tijd voor verandering of verbetering. Gelukkig is alles goed en op tijd afgekomen.
Maar goed, op naar het dertiende studioalbum van Fates Warning met dertien songs, want ‘Long Day Good Night’ is een volumineuze opdracht om te doorgronden en te bespreken. Het is dat zanger Ray Alder ons vorig jaar verzekerde dat Fates Warning zijn eerste prioriteit is en dat we nog veel nieuwe muziek van de band kunnen verwachten, want zowel de titel van dit album als die van de laatste song “The Last Song” hinten mogelijk naar het afscheid van deze pioniers van de progressieve metal. Gitarist Jim Matheos, enig origineel lid in de band, en zanger Ray Alder zijn nog steeds het compositorische brein van deze progressieve rakkers en zij bieden ons maar liefst bijna vijf kwartier heerlijke progressieve metal. En meteen valt op dat dit een erg intens en gedreven album is. En wat een sound en productie! “Long Day Good Night” laat echter horen dat Fates Warning nog vitaal genoeg is om nog jaren door te kunnen.
Je wordt gewoon weggeblazen vanaf opener ‘The Destination Onward’, maar dat komt ook omdat de band steeds opbouwt van ingetogen passages naar metalen uitbarstingen. Dynamische riffs en sensitive gitaarsolo’s duiken in elk nummer op en vermorzelen rigoureus het eerder fragiele timbre dat voorheen heerste. Neem de raggende groove van songs als ‘Shuttered World’ en het heftige ‘Scars’, maar zet daartegenover het weemoedige begin van ‘Alone We Walk’ en de halve ballade ‘The Way Home’. In de kalme passages ontroert men, in de harde stukken worden je nekspieren uitgedaagd tot headbangen. De band engageerde voor het eerst strijkers en dat wordt mooi geïllustreerd in ‘Under The Sun’, een track die, net zoals het ietwat zwevende ‘When Snow Falls’, elektronica op een atmosferische manier aanwendt.
Op dit album horen we bassist Joey Vera en drummer Bobby Jarzombek, maar de band kreeg ook hulp in twee songs van drummer Gavin Harrison (Porcupine Tree, The Pineapple Thief) en hun livesessiegitarist Mike Abdow heeft alle meer technische solo’s gedaan. Een speciale vermelding krijgt de elf minuten lange, epische track ‘The Longest Shadow Of The Day’ waarin weinig gezongen wordt, maar het is instrumentale topklasse met doordachte opbouw van lieflijk naar stuwend en zelfs een bassolo en streepje saxofoon, maar vooral veel oorstrelend gitaarwerk. Er gaan geruchten dat dit het laatste album kan zijn, zodat we met een wee gevoel naar afsluiter ‘The Last Song’ luisteren, maar natuurlijk hopen dat dit niet zo is. De terugkeer naar Metal Blade wordt in ieder geval bezegeld met een kanjer van formaat! Verbazingwekkende kracht en kunde! Fates Warning is na ruim 35 jaar nog steeds relevant en weet daarbij ook nog te verrassen.
Jeff Scott Soto-Wide Awake (In My Dreamland)
Jaar van Release: 2020
Label: Frontiers
Veteraan hardrock zanger Jeff Scott Soto heeft aangekondigd dat zijn zevende solo-album, ‘Wide Awake (In My Dreamland)’, zal worden uitgebracht op 6 november via Frontiers Music Srl. Geproduceerd door (en geschreven met) Alessandro Del Vecchio, de release is de beste van alle gecombineerde werelden van soto’s vorige solo-albums en zal zijn trouwe aanhang hiermee een enorm plezier doen.
Soto’s carrière begon als zanger voor gitaarvirtuoos Yngwie Malmsteen in 1984 voor het fronting van bands als Talisman, Eyes, Takara, Soul SirkUS, W.E.T., SOTO en Sons of Apollo (met Billy Sheehan, Mike Portnoy, Derek Sherinian en Ron ‘Bumblefoot’ Thal), evenals een doorlopend lidmaatschap van Trans-Siberisch Orkest en een stint als leadzanger voor de klassieke legendarische rockband Journey.
Soto bracht in 1995 zijn debuutalbum ‘Love Parade’ uit, gevolgd door het veelgeprezen ‘Prism’ (2002), ‘Lost In The Translation’ (2005), ‘Beautiful Mess’ (2009), ‘Damage Control’ (2012) en ‘Retribution’ (2017).
De cd-versie van het album bevatten ook een bonus live album opgenomen op de 2019 editie van de jaarlijkse Frontiers Rock Festival, die ook werd uitgebracht op digitaal formaat in april 2020.
Jeff Scott Soto heeft bijna negentig albums onder zijn riem als leadzanger (samen met tal van samenwerkingen en opnames), hierdoor is Jeff een gelouterd muzikant en mag zichzelf rekenen tot een volleerd professional die vakkundig werk aflevert met ongelooflijke energie en krachtige optredens in genres die variëren van metal tot hardrock, progressieve rock tot epische ballads, en zelfs funk.
Voor ‘Wide Awake (In My Dreamland)’ heeft hij veel van zijn eerdere invloeden verwerkt en melodische rock/AOR vermengd met hardrock invloeden.
Iedereen die bekend is met Soto’s vorige solo releases weet wat hij eigenlijk al kan verwachten. In zekere zin is “Wide Awake (In My Dreamland)” het hoogtepunt van de muzikale elementen die zijn voorbijgekomen in de vorige zes platen. Het resultaat lijkt een muzikaal verlanglijstje van Jeff’s fan-base, omdat het album zich kenmerkt door de herkenbare vermenging van melodische rock, AOR, en hardrock. De elf nummers die dit nieuwe album bevatten tonen nog altijd de indrukwekkende stem van Soto, die met diepe emotie zingt over het leven, liefde, bitterzoete sentimenten, dagelijkse strijd, en soms menselijke emoties met een verheffend en bemoedigend perspectief. Met betrekking tot de muziek, “Wide Awake (In My Dreamland)” presenteert verschillende elementen, zoals gracieuze melodieën, gelikte refreinen, krachtige riffs, en uitstekende gitaarsolo’s. Dit keer is het gitaarwerk ingespeeld door gitarist Fabrizio Sgattoni en deze heeft zeker een steentje bijgedragen en het naar een hoger niveau getild. De nieuwe nummers kunnen worden ingedeeld in drie hoofdgroepen. “Love’s Blind” vertegenwoordigt bijvoorbeeld Jeff’s expertise in het vermengen van AOR en hardrockelementen. Een ander nummer in de vorm van “Desperate”, laat een andere kant zien waar de band een zwaarder geluid laat horen, met betrekking tot de riff, die samen met de rauwe stem van Jeff en eindigend met de verdwijnende gitaar solo. De laatste groep staat het dichtst bij een ballade, zoals in het geval van “Without you”, waar een piano het hoofdmotief biedt en de rest van de instrumenten de bitterzoete schoonheid van deze melancholische en oprechte melodie benadrukt, met een sterke Queen’s vibe. Al met al laat dit album een bijzonder goede indruk achter.
Na de jaren 1980-getinte hardrock als mijn guilty pleasure is het niet zo’n slechte zaak. Immers bracht ik de meeste van mijn delicate jeugdjaren in de jaren 80 en 90 door met de soundtrack van mijn leven bestaand voornamelijk uit de hardrock en heavy metal van dat tijdperk. “Wide Awake (In My Dreamland)” draagt die mooie erfenis voort met zo’n finesse dat het praktisch het tapijt onder mijn voet wegtrekt.
Jaar van release: 2020
Label: Frontiers Records
Het is vier jaar geleden dat het Italiaanse DGM een nieuw studioalbum heeft uitgebracht. De Italiaanse progressieve metallers DGM zitten al meer dan 25 jaar in het vak en brengen nu al hun tiende album af met Tragic Separation . Hoewel hun albums vanaf het begin goede recensies kregen in nationale en internationale tijdschriften en de band uitgebreide tournees maakte door Europa, Japan en Amerika, bereikten ze nooit het niveau van bekendheid van bands als Threshold, Redemption, Symphony X of zelfs Dream Theater.
Ze doen inderdaag een beroep op elementen van velen binnen hun hedendaagse cohort. Het is in ieder geval het vierde album met de huidige lineup: Marco Basile (zang), Simone Mularoni (gitaar), Andrea Arcangeli (bas), Emanuele Casali (toetsen) en Fabio Costantino (drums). Mularoni schreef zoals altijd het leeuwendeel van de teksten en muziek. Daarnaast nam hij ook nog de productie voor zijn rekening. Het is eigenlijk onbegrijpelijk dat de band bij ons nog steeds in kleine zalen staat op te treden.
van Seventh Wonder tot Evergrey tot Symphony X , in feite met optredens van Tom Englund, ‘Sir’ Russell Allen en Michael Romeo, produceert DGM op betrouwbare wijze platen van de bovenste plank sinds het begin van de huidige band “Mark III” line-up.
Na de release van The Passage in 2016 vond DGM het tijd worden om een live dvd op te nemen van een concert in Milaan. Nu keert de band terug met hun tiende album, “Tragic Separation”.
Behalve dat het muzikaal uitstekend is, onthult ‘Tragic Separation’ tekstueel een conceptalbum verteld door de ogen van een hoofdrolspeler over het leven, de paden die we inslaan op basis van de keuzes die we maken, plus de daaruit voortvloeiende gevolgen voor ons leven. Tussen de twijfels en bedenkingen over deze keuzes.
“Tragic Separation” laat zich het best omschrijven als snelle en zware en intense, progressieve power metal. De songarrangementen tonen, in delen, het technische karakter van progressieve metal, maar het is moeilijk om de nuances aan te geven.
De opener “Flesh And Blood” weet vanaf het begin te inspireren. Het nummer doet me veel denken aan Symphony X, wat deels te danken is aan de stem van Marco Basile , die wel wat weg heeft van Russell Allen. Hierna volgen de zeer melodieuze nummers “Surrender” en “Fate”.
“Hope” begint wat rustiger, bedachtzamer, het tempo en de dynamiek nemen alleen maar toe in het verdere verloop tot een climax in het refrein. Een prachtige pianomelodie begeleid door een viool introduceert het titelnummer “Tragic Separation”. Dit nummer bevat naast het progressieve geluidok ook veel klassieke rock factoren in het nummer.
Voor het geval je weer de trek krijgt van wat technische bekwaamheid, volgt het nummer ” Stranded ” hierbij komt het progressieve DGM gitaargeluid weer om de hoek kijken, die daarbij over het bekwame ritmesectie heen scheurt. De laatste vier nummers bestaan uit “Land of Sorrow” met zijn stuwende beat en essentiële prog metal gevoeligheden. Gevolgd door het nummer ” Silent “, met zijn smaakvolle melodie. De stuwende kracht metal van “Turn Back Time” en de afsluiter “Curtain”, begint met een tikkende klok en een wat dromerige sfeer een instrumentaal niemendalletje van een paar minuten, die wat mij betreft overbodig is op het album.
Met Tragic Separation zijn de Italianen DGM erin geslaagd een fantastisch Progressive Metal album neer te zetten dat absoluut op gelijke voet staat met de laatste werken van Symphony X en Redemption. De technische finesse wordt altijd gebruikt om het nummer te ondersteunen en ontaardt dus niet in zelfpresentatie.
Jaar van release: 2020
Label: Frontiers Records
Pride Of Lions is een gerespecteerde melodieuze rockact met de legendarische oprichter van Survivor (en daarvoor mede-oprichter van The Ides Of March) Jim Peterik, samen met de Amerikaanse powerhouse zanger Toby Hitchcock. ‘Lion Heart’, opgericht in 2003, is hun zesde album en het vervolg op ‘Fearless’ uit 2017. Jim Peterik is de man die ooit Survivor’s Eye Of The Tiger bedacht en die sindsdien geen enkele behoefte heeft gevoeld naar andere genres uit te waaieren. Pride Of Lions, opgericht in 2003, was in zijn eigen woorden “my vision of the best elements of the great melodic rock era of the 80’s, updated of course with more modern production sounds”. En verdomd als het niet waar is, dat is precies wat het is.
Persoonlijk heeft Pride of Lions altijd een speciaal plekje gehad, dit heeft vooral te maken met de muziek en de inhoudelijke teksten. Bij de geboorte van onze dochter, zochten we naar een toepasselijke tekst op het geboortekaartje. De passende tekst werd gevonden op een Pride Of Lions album op het nummer “Letter To The Future”.
Jim Peterik heeft zijn passie voor melodieuze rock nooit verloren – een muzikaal subgenre dat hij in de eerste plaats heeft helpen smeden – met Pride Of Lions, de perfecte presentatie van onvergetelijke melodieën en krachtige zang. Als songschrijver, zanger, toetsenist en gitarist is Jim Peterik één van de toppers in de melodieuze rockscene. Ook al volgen zijn songs braaf de formule van de AOR (adult oriented rock), hij weet er steeds iets aan toe te voegen dat het boven de middelmaat uit laat stijgen. Zijn eigen gevoel voor melodie en productionele kwaliteiten, maar ook het vinden van de mensen die ook boven die middelmaat uitstijgen. Zoals Toby Hitchcock, een zanger met zijn krachtige stemgeluid en zijn galmende stijl in de jaren tachtig waarschijnlijk een wereldster was geworden. Met een band met twee zo duidelijke boegbeelden zou je denken dat de rest van de muzikanten inwisselbaar is, maar dat is niet zo. Drummer Ed Breckenfeld, bassist Klem, gitarist Mike Aquino en toetsenist Christian Cullen zijn er al sinds het debuut bij en werken ook bij tal van andere projecten met Peterik. Het verklaart mede waarom het al die jaren boven het gros van de AOR-acts uitsteekt. Als je ooit van een ingespeelde band kunt spreken, is dat hier.
Toby Hitchcock kwam onder de aandacht van genre-liefhebbers via het titelloze debuutalbum uit 2003 van het duo. Vaak vergeleken met Bobby Kimball (TOTO), Jimi Jamison (Survivor) en Lou Gramm (Foreigner), heeft zijn stem de diepte, het gevoel en het vermogen van elk van deze vocale giganten, terwijl hij toch zijn eigen handelsmerk behoudt, waardoor hij een ster in de huidige melodieuze rockscène zou moeten zijn.
Vanaf het begin van hun samenwerking heeft Jim Peterik ernaar gestreefd om succesvolle nummers te evenaren die zijn naam terecht hebben zien verschijnen in het pantheon van grote schrijvers in zijn genre dankzij zijn liefde voor melodie in combinatie met stuwende rock. Nadat hij al enorm succes had behaald met The Ides Of March en hun single (en album) ‘Vehicle’ toen hij nog een tiener was in 1970, werd zijn fenomenale klim naar de top voor de tweede keer bereikt op de achterkant van Survivor-nummers die hij co-schreef dergelijke als ‘Eye Of The Tiger’ (uit de film ‘Rocky III’), ‘The Search Is Over’, ‘High On You’ en ‘I Can’t Hold Back’. Verdere hits uit films volgden, waaronder ‘Burning Heart’ (van ‘Rocky IV’), terwijl hij ook samen met Sammy Hagar het themalied van de baanbrekende animatieklassieker ‘Heavy Metal’ schreef.
Een langdurige en vruchtbare relatie begon in 1980 met de Southern-rockgroep .38 Special, waarbij Peterik meeschreef aan platinahits zoals ‘Hold On Loosely’, ‘Caught Up In You’, ‘Wild-Eyed Southern Boys’, ‘ Fantasy Girl ‘en’ Rockin ‘Into The Night’. Die samenwerking gaat tot op de dag van vandaag door. Peterik heeft ook geschreven met Lynyrd Skynyrd, Cheap Trick, REO Speedwagon, The Beach Boys en meer.
Met het nieuwste PRIDE OF LIONES- album is het op de achtergrond geraakt Melodic Rock/ AOR-genre weer helemaal uitgepakt. Dit klinkt misschien een beetje retro. Met hun sterke old school nummers weten de jongens nog steeds te overtuigen. Natuurlijk herinner ik me bij dergelijke acts altijd actiefilms die in de jaren 80 waren doorspekt met liedjes van een vergelijkbaar personage.
Met de energieke en opgepepte nummers worden alle gemoedstoestanden van klassieke jaren 80 keyboards, doordrenkt met gitaren en zwevende vocalen met een geweldig refrein aangeboden via de bank … kun je als klassieker om meer vragen? Zijn er verrassingen op de plaat te vinden? Nee, eigenlijk niet, Peterik staat garant voor lekker in het gehoor liggende, tot in detail uitgewerkte melodieuze rocknummers. Voorzien van een gelikte productie, pakkende koortjes en teksten met inhoud. Redelijk brave gitaarpartijen, maar ook weer niet te veel afgevlakt. Eerlijk is eerlijk, ik had de recensie van “Fearless” kunnen gebruiken, wat titels wijzigen en klaar. Zoveel is er veranderd inderdaad. Wat je noemt een winnende formule.
De nummers op de nieuwe plaat laten ook zien wat een ‘leeuwenhart’ Peterik nog is. Het openingsnummer (en het titelnummer) knalt uit de luidsprekers en wint bij elk refrein aan momentum, terwijl toekomstige klassiekers zoals ‘Carry Me Back’, met zijn onvergetelijke hook, het betoverende ‘Unfinished Heart’ en het majestueuze epos ‘Rock & Roll Boomtown’ ‘illustreren waarom deze plaat genoeg heeft om alle melodieuze rockfans te plezieren. Met het nummer ‘Now’ heeft het album dan ook een fraai opgebouwde afsluiter.
Naar mijn smaak doet Pride Of Lions niets verkeerd en draagt de band met gemak het jaren tachtig gevoel en de al lang gevestigde rockliefhebber. Met sfeervolle refreinpassages en uitstekende melodieën leidt het pad als een platgetreden pad door het album. Of het nu gaat om klassieke uptempo rockers met anthemische kwaliteiten, de heren hebben iets klaar voor alle stemmingen en bieden een mengelmoes van eersteklas nummers die je als purist van de Melodic Rock/AOR-stijl op je tong laat smelten zou moeten laten.
Is dit album meer van hetzelfde? Zeker. Tegelijkertijd is het niveau onveranderd hoog en is Lion Heart daarmee ook weer een plaat die gewoon lekker wegluistert. In een raar jaar als 2020 zijn dingen die geen steek veranderd zijn stiekem een verademing.
Stryper-Even the Devil Believes
Jaar van release: 2020
Label: Frontiers
Zelfs de duivel, die in sommige kringen al lang de reputatie had in competitie te staan met rock ‘n’ roll, moet inmiddels geloven dat Stryper wel eens Gods favoriete band zou kunnen zijn. Het christelijke heavy metal kwartet weet na bijna 40 jaar later nog steeds de muzikale hardrock vlam brandend te houden het lijkt er haast wel op, dat ze misschien vrienden hebben op de hoogste plaatsen.
Stryper werd volwassen in het glamtijdperk van de jaren ’80 en belichaamde de mix van harmonie en hardheid van het decennium. Daarnaast trok het opvallende geel/zwarte ouftit ook de nodige aandacht. De in Californië gevestigde band bracht deze kleuren naar Heavy Metal in de tweede helft van de jaren ’80, toen het kwartet aan hun heel speciale missie begon. Ze gingen door in de jaren 90 en keerden terug in 2003 middels een reünie. Sinds die wedergeboorte heeft de band consequent albums vol nieuw materiaal uitgebracht (samen met covers en opnieuw gemaakte favoriete albums). Na de controversiële titel God Damn Evil uit 2018 is Stryper terug met het ietwat tammer klinkende Even the Devil Believes. Het is een herkenbaar geluid (handelsmerk) dat ervoor heeft gezorgd dat ze door de jaren heen hun bestaansrecht hebben weten te behouden. De dubbele gitaarsolo’s blijven onmiddellijk herkenbaar, en zanger Michael Sweet heeft weinig tot niets ingeboet met betrekking tot zijn vocale prestatie.
Hoewel de bijna non-stop rock op dit album wordt voortgezet, zijn er een paar opmerkelijke verschillen. Een daarvan betreft het thema van dit album. Het vorige album was tekstueel gezien meer gedreven door angst en de veroordeling van zonde, richt deze nieuwe release zich meer op liefde. Dit inmiddels dertiende studioalbum is opnieuw dik de moeite waard. Aangezien de productiviteit van Stryper in de huidige eeuw is gestegen tot een cyclus van twee jaar kan een nieuw album worden verwacht voor 2020 en zelfs COVID-19 kon Michael Sweet, Robert Sweet, Oz Fox en Perry Richardson er niet van weerhouden een volgende langspeler uit te brengen.
Er zijn enkele op het evangelie gerichte nummers, zoals “Blood From Above” dit is tevens het openingsnummer van het album, een prachtig uptempo nummer met krachtige refreinen en mooi gitaarwerk en “Let Him In”, terwijl de andere nummers liefde en vrede zoeken (geworteld in het evangelie) voor de luisteraar. Denk aan liedjes als ‘Make Love Great Again’ (een lichte bestraffing van de stekelige persoonlijkheid van een bepaalde president?) Sweet houdt vol dat de provocerende titel ‘Make Love Great Again’ geen uithaal naar president Donald Trump is, maar eerder een oproep om goedheid en licht te verenigen en te omarmen – ook al gaat de tekst over ‘een cultuur die muren bouwt’. Een sterk Black Sabbath achtige hymne. Ook het nummer ‘Do Unto Others’, die beide proberen de toehoorder aan te sporen tot meer mededogen voor de mensheid. Het lijkt er op dat het nummer door Dio is geïnspireerd, door zware riffs te combineren met pakkende melodieën, allemaal zonder cheesy of plakkerig te zijn. “Even The Devil Believes” waarschuwt voor onoprechte vroomheid, “This I Pray” is Stryper’s eigen “Blaze of Glory”, in dezelfde geest als de Bon Jovi-klassieker, waar de zanger God smeekt om nog een dag van een leven dat hij hoopt te veranderen. En “Divider” zou wel eens het beste nummer kunnen zijn dat Judas Priest nooit heeft geschreven.
En “For God and Rock ‘n’ Roll” fungeert als een anthem voor de gelovige dat waarschijnlijk een live favoriet zal worden. De afsluiter, “Middle Finger Messiah”, gaat qua inhoud hoe de wereld Jezus “de vinger” geeft en Hem verwerpt. Het punt is duidelijk, maar het nummer zelf voelt overbodig, vooral als “For God and Rock ‘n’ Roll” op zichzelf al een geweldige afsluiting zou zijn geweest.
Het andere verschil betreft de muziek. God Damn Evil voelde als een stap naar een meer rockgeluid uit de jaren 90. Zelfs de Devil Believes brengt dingen terug naar de jaren 80. Voor sommige fans die gewoon meer van hetzelfde willen voor Stryper, zal dit jeuken. Voor anderen die enige ontwikkeling in geluid willen zien (ook al is het een kleine), scoort deze plaat misschien niet zo hoog op persoonlijke lijsten. De muziek zelf is goed, aangezien de band verschillende trucs gebruikt om de nummers interessant te maken, maar de ervaring begint te vertrouwd aan te voelen. Het refrein van ‘Do Unto Others’ voelt bijvoorbeeld aan als hun eerdere hit ‘All for One’. “How to Fly” betreedt vertrouwd terrein in zijn Reborn-eske sound en in zijn boodschap, die de band verkend met “For You” op hun 7 compilatie. Hoewel het niet verwonderlijk is dat een band die al zolang bestaat terugvalt naar soortgelijke melodieën, is het misschien tijd om een beetje te experimenteren.
Wat Stryper tot een leuke band maakt om vandaag naar te luisteren, is hun aandrang om regelrechte rockplaten op te nemen terwijl ze hun liedjes blijven doordringen met de gospelboodschap. De boodschappen van liefde en vrede in Even the Devil Believes voelen bijzonder krachtig aan. Fans zullen ongetwijfeld genieten van dit album. Nieuwkomers zijn ook welkom, hoewel deze plaat misschien niet het beste is uit hun collectie is. Maar er is genoeg te beleven dus, op een over het algemeen vrij harde plaat.
Sorcerer – Lamenting Of The Innocent
Jaar van release: 2020
Label: Metal Blade Records
De geschiedenis van de Zweedse epische doomband Sorcerer start eind jaren ’80. Na twee prima demo’s in 1989 en 1992 valt de band uiteen. Zanger Anders Engberg duikt in de jaren daarna op in diverse bands waaronder Lion’s Share en Section A. Ook is hij nog even keyboardspeler en achtergrondzanger van de liveband van Tony Martin, wiens stem hij zo goed benadert. Bassist Johnny Hagel gaat aan de slag bij Tiamat, en drummer Richard Evensand komen we onder andere tegen op de drumkruk bij Therion en Soilwork. Van beide gitaristen wordt niets meer vernomen op muzikaal vlak.
Sinds 2010 zijn Engberg en Hagel, aangevuld met vers bloed, weer actief onder de naam Sorcerer en komt in 2015 eindelijk het machtige debuut In The Shadow Of The Headless Inverted Cross uit, in 2017 gevolgd door het nog sterkere The Crowning Of The Fire King. Op beide albums laat de band doom metal horen die sterk refereert aan Black Sabbath ten tijde van Headless Cross en TYR.
Met ‘In The Shadow Of The Inverted Cross’ (2015) en ‘The Crowning Of The Fire King’ (2017) openbaarde Sorcerer zich als eminente Zweedse doom metal formatie in de stijl van het legendarische Candlemass. Ex-leden van Therion (Kristian Niemann) en Tiamat (Johnny Hagel) worden hier gesteund door tweede gitarist Peter Hallgren en de epische, krachtige zang van Anders Engberg. Voor het derde album ‘Lamenting Of The Innocent’ kunnen we de terugkeer van drummer Richard Evensand aankondigen en is er een tweede bassist Justin Biggs die zich al liet horen tijdens het schrijfproces.
Veel invloed op het geluid lijkt het niet te hebben. Met heksenjacht als thema schept de dreigende doommuziek een gedroomde atmosfeer om voluit te genieten van een occult, maar imposant werkstuk. Sorcerer beheerst deze duistere kunst zonder in verregaande inertie te vervallen, dus spreken we eerder van traditionele heavy metal met doomsausje.
Na een intro start het album vertrouwd met het, voor Sorcerer-begrippen, uptempo nummer The Hammer Of The Witches waarin alle elementen die de vorige albums zo sterk maakten wederom rijkelijk aanwezig zijn. Met epische zang en het gescandeerde ‘burn witch’ in ruwer timbre. Omgeven door klaterende gitaarsolo’s is er ook een duister gesproken fragment.
Het titelnummer is er weer zo een waarvoor het woord episch is uitgevonden! Het tempo gaat flink terug en in een kleine negen minuten bouwen de heren dit nummer uit van een bescheiden ballad tot een machtig doomepos. Hier horen we ook wat nieuwe nuances in het geluid van de band. Door het bescheiden gebruik van toetsen en warme achtergrondzang in het refrein krijgt het nummer meer gelaagdheid. Met zijn huilende gitaarklanken en sensitieve zang. In het tweede deel van het nummer komen zelfs even grunts voorbij, al hoewel dit niet mijn voorliefde is, is het hier subtiel toegepast.
Middels de midtempo headbanger Institoris kunnen we even de nek losmaken, waarna de band ons met Where Spirits Die andermaal trakteert op een geweldig epos, vol met krachtige zanglijnen en prachtige melodieuze (twin)solo’s. Het is dit soort nummers waar de band op zijn sterkst is.
We mogen bijkomen op Deliverance, een akoestisch tussendoortje waar Engberg op zang wordt vergezeld door Johan Langqvist (Candlemass). Het is vanaf dit nummer dat het album een beetje inkakt. Age Of The Damned is een degelijk nummer, maar haalt het niveau van het eerste deel van het album niet. Gelukkig is het dipje van korte duur want vanaf Condemned is het weer genieten geblazen. Vooral het tweede deel waarin beide gitaristen excelleren op hun instrument is een lust voor het oor. Dance With The Devil kent in het refrein wat gotisch elementen die in de verte aan Moonspell doen denken en met Path to Perdition, dat vooral een zeer sterk tweede deel kent, wordt het album waardig afgesloten.
Sorcerer levert met Lamenting Of The Innocent voor de derde maal op rij een klapper van jewelste af. Anders Engberg zingt wederom de sterren van de hemel en ook het flitsende gitaarspel van Peter Hallgren en Kristian Niemann, dat regelmatig doet denken aan grootheden als Vinnie Moore en Marty Friedman, geeft dit album het extra’s dat nodig is om boven het maaiveld uit te steken. De strakke en heldere productie maakt het plaatje compleet. Sorcerer heeft weer een sacraal meesterwerk gemaakt, een topalbum dat een breed publiek verdient!
Jaar van release: 2020
Label: Frontiers
Shining Black is een nieuwe band met zanger Mark Boals (Yngwie Malmsteen, Ring Of Fire, Royal Hunt) en gitarist Ölaf Thorsen (Labyrinth, Vision Divine). Hun aankomende titelloze debuutalbum toont geavanceerde melodieuze metal van Thorsen gecombineerd met de uitstekende vocale vaardigheden van Boals.
Thorsen: “Het was een geweldige ervaring en een grote vreugde om met Mark samen te werken. Hij is altijd een icoon en een buitengewone zanger geweest, maar, zoals ik tijdens het maken van ‘Shining Black’ ontdekte, is hij ook een aardig en bescheiden persoon. Zijn smaak en zijn melodieën passen zo gemakkelijk en perfect bij mijn muziek.
Elke keer dat we onze ideeën uitwisselden en bestanden stuurden, gingen de liedjes letterlijk van start! Elk deel voegde iets toe aan de nummers en het bracht het geheel naar een ander niveau.
De wortels van deze nieuwe metal-samenwerking gaan terug tot 2014, toen de Italiaanse power/progressieve metalband Labyrinth voor het dilemma stond om vooruit te gaan zonder hun oude zanger Roberto Tiranti.
Uiteindelijk kozen ze ervoor om met Mark Boals te werken en begonnen ze aan nieuwe nummers te werken die op het volgende album van de band zouden zijn uitgebracht, maar zijn drukke schema paste niet in de opnameplannen die de groep destijds had. Na een paar jaar onderbreking maakte Labyrinth uiteindelijk een nieuw album (‘Architecture of a God’) met Tiranti weer aan boord.
Ondanks dat ze op dat moment niet met elkaar samenwerkten, bleven Boals en Thorsen contact houden en toen de gelegenheid zich voordeed en op voorstel van Frontiers, grepen de twee kunstenaars de kans aan en werd het Shining Black-project geboren.
Eerlijk gezegd is Boals een veel betere zanger dan in zijn Yngwie jaren. Hij heeft een opmerkelijk bereik van 3 octaven, wat op zichzelf suggereert dat hij een plaats in de voorhoede van elk rockgenre zou kunnen hebben. Hij is komt in de buurt van Joseph (Toto) Williams op ‘Boogeyman’s qua hogere registers.
Maar gedurende het hele album blijft hij indrukwekkend. Luister onder ander na de nummers ‘Where Are Your Gods’, dit nummer lijkt behoorlijk te zijn beïnvloedt door Dio, ‘The Carousel’ heeft daarintegen een kenmerkende Dream Theater vibe en ‘The Day We Said Goodbye’s.
Elke track heeft iets te bieden, zonder vulmateriaal. De plaat trapt af met ‘The House of the Fallen Souls’ is een knaller van heavy metal met zwevende melodieën en oogverblindende toetsen. Boals alt vocaal bereik strekt zich uit over Thorsten’s grillige vingertikken om een unieke opening te bieden. ‘Boogeyman’ is een snelle rocktrack met enorme popmelodieën en een geweldig synthesizer-toetsenbordgeluid. De vocale vaardigheden en sterke songschrijftechnieken zorgen ervoor dat dit album fris aanvoelt.
De titelloze track voelt als een kanshebber voor een festivalfavoriet met opkomende fans. Het meezing refrein wordt direct onterecht verrijkt met de rustgevende zang van Boals in combinatie met heftig drumwerk, heldere toetsen en een verbrijzelende solo die het onderscheidt. ‘Just Another Day’ verandert van richting met een ballad uit de jaren 80, terwijl ‘The Day We zei Goodbye’ een prachtig, piano-gedreven liefdeslied is. ‘My Life’ valt op, niet alleen omdat het een krakend nummer is, maar ook omdat het indruist tegen de overige nummers van het album, met de nadruk op ‘melodieus’ in plaats van ‘metal’.
Dat gezegd hebbende, ‘We Fall’, een snel ontvouwend melodieus metal-epos, draagt het maximale drama uit van het ‘einde van de wereld zoals we het kennen’-tekst, en sluit het album op passende wijze af.
De productie, engineering en arrangement steken goed in elkaar. Met de muzikaliteit is zoals te verwachten weinig mis. De muziek is een mix van melodieuze metal, neigend naar power metal met wat progressive metal elementen. Muzikaal lijken de invloeden vooral uit het eind van de jaren ’70 begin jaren ’80 te zijn, met een scheutje NWOBHM erin gegooid, wat zorgt voor een smakelijke mix van klassieke en moderne smaken.
Jaar van release: 2020
Label: Frontiers
Zweden is een uitstekende voedingsbodem voor progressieve metal. Er schijnen zelfs bomen te staan waaraan technisch begaafde muzikanten groeien. Aan een van die bomen groeide gitarist John Berg, die op zijn beurt in 2015 de kiem legde voor The Paralydium Project.
Paralydium, want zo gaan ze nu door het leven, zit muzikaal in het laantje waar ook Dream Theater, Symphony X, Pagan’s Mind, Kamelot, DGM en Noveria regelmatig gezien worden. Maar bovenal doet de muziek van Paralydium denken aan landgenoten Seventh Wonder en Darkwater. We hebben het dus over melodieuze progmetal. Een genre wat de laatste jaren in opmars is.
Naast John Berg op gitaar bestaat de band uit Georg Härnsten Egg (drums), Jonathan Olsson (basgitaar), Mikael Blanc (toetsen) en Mikael Sehlin (zang). In 2015 bracht men een titelloze ep uit, die de nodige aandacht genereerde. Er volgde een platendeal met het Italiaanse Frontiers label die hun eerste volwaardige album Worlds Beyond nu uitbrengt.
Als conceptalbum volgt ” Worlds Beyond ” het verhaal van een man die op zoek is naar hogere krachten. Maar wat hij tijdens zijn reis ontdekt, is niet precies wat hij had verwacht en daarom moet hij het doel van zijn leven heroverwegen. Voor zo’n onderwerp zou je denken dat de muziek donker en somber is, maar het is eigenlijk behoorlijk melodieus en groovy, met veel melodieën en harmonieën afkomstig van de keyboardpartijen van Mikael Blanc om de zwaarte van de gitaar van John Berg te compenseren. Met andere woorden, dit is het type album dat zijn zwaarte met melodie vermomt. De toetsen van Mikael Blanc en de zang van Mikael Sehlin geven het album diepte en textuur, het zijn absoluut de gitaar van John Berg , de bas van Jonathan Olsson en de drums van Georg Härnsten Egg die het in zware geluiden hebben, gesteund door een sterke ritmische ruggengraat.
Openingstrack “ Enter Paralydium ” zet de toon met een dringende melodie en onheilspellende snaren, voordat de drums en gitaren beginnen en het naar een symfonisch niveau brengt. Als dit in een film was, zou je weten dat er iets heftigs staat te gebeuren. ” Within the Sphere ” gaat verder met beukende drums, intense gitaren, donkere baslijnen en zang die het een bepaalde sfeer geven, terwijl de hoofdpersoon nadenkt over de zin van het leven. En besluit zijn reis te beginnen. De weelderige keyboardmelodieën van Mikael Blanc vergezeld van een paar zachte gitaarmelodieën openen ” Synergy “. ‘ De zweverige-toetspartijen zorgen voor een serene, dromerige sfeer op dit epische nummer van 7 minuten. De gitaarsolo’s voegen meer zwaarte toe aan het nummer, waardoor het meer geaard en robuuster aanvoelt, terwijl het bas- en druminteractie eerder op de muziek van Seventh Wonder lijkt . ” Finding the Paragon ” , uitgebracht als single, is een hard en zwaar nummer, met een meezing refrein, geweldige headbang ritmes en enkele achtergrondtoetsen die textuur aan de muziek toevoegen, terwijl ” Crystal of Infinity ” meer aan de melodische kant is, omdat de toetsen wat meer aanwezig zijn. De zang van Mikael Sehlin is hoog en krachtig en voegt hiermee emotie en spanning toe aan de muziek.
Sfeervol met wat melodieuze gitaarlijnen en een sombere ondertoon, fungeert ” Awakening ” als een intermezzo tussen het eerste en het tweede deel van het album. Het leidt regelrecht naar ” The Source “, een melodieus stuk progressieve metal dat tussen zachte passages en zwaardere momenten heen en weer stroomt, zonder dat het zijn momentum verliest. ” Into Divinity” is het hoogtepunt van het verhaal, aangezien de hoofdpersoon ” de sleutel heeft gevonden ” en ” het enigma zich ontvouwt”. ‘ Het nummer groeit in intensiteit, beginnend op toetsen, bas en bijna fluisterende zang, maar krijgt steeds meer vaart en volume naarmate het vordert, en wordt afgesloten met stijgende zang die een beetje op DYNAZTY klinkt. Toetsen en zang openen het laatste nummer, ‘ Seeker of the Light ‘, dat de conclusies van de reis van de hoofdpersoon presenteert. De zang voelt als een krachtige ballad uit de jaren 80, is krachtig en dramatisch, vooral door de achtergrondpartijen van de toetsen. Het nummer en het album eindigen op een filmische noot.
Zou dit album een van de beste progressieve metalalbums van 2020 kunnen zijn? ” Daar heb ik mijn antwoord op! Gelaagd en complex, ” Worlds Beyond ” vereist meerdere luisteraars om al zijn lyrische geheimen en muzikale aroma’s te ontdekken. Sterk aanbevolen!
House Of Lords – New World-New Eyes
Jaar van Release: 2020
Frontiers Records
Ooit is dit godenhuis ontdekt door Gene Simmons, of eigenlijk mede-opgericht door hem, want de bij zijn platenlabel ondergebrachte band Giuffria werd op zijn aanraden voorzien van zanger James Christian in plaats van David Glen Eisley en de naam werd door Simmons omgedoopt tot House of Lords. Het debuutalbum verscheen in 1988. De critici prezen het album en de band had zowaar een hit. Het titelloze debuut, met daarop nummers als I Wanna Be Loved en Love Don’t Lie scoort relatief goed.
De Amerikaanse melodic rock act House of Lords wist in 1988 een album te maken dat men niet meer zal overtreffen. Okee, met bandleden als Gregg Guiffria (Angel), Ken Mary (Alice Cooper), Chuck Wright (Quiet Riot), Lanny Cordola (Guiffria), en (semi) nieuweling James Christian wist Gene Simmons (KISS) met Guiffria een top act te smeden. De eerste albums produceerde de KISS bassist nog, waarna de band op eigen benen moest komen te staan.
Jaja, dat waren andere tijden! Het volgende album ‘Sahara’ was met veel gastmuzikanten opgenomen en verscheen in 1990. Twee hitjes leverde het prachtige album wederom op: de Blind Faith-cover ‘Can’t Find My Way Home’ en ‘Remember My Name’.
‘Demons Down’ uit 1992 was misschien wel hun meest overtuigende plaat, met nog steeds als enige oorspronkelijke leden toetsenist Gregg Giuffria en James Christian. Daarna werd het lang stil, met dank aan de grunge. Tien jaar later kwam de band voor enkele optredens weer samen in de oorspronkelijke bezetting en nam het album ‘The Power and the Myth’ op. Echter toen het in 2004 werd uitgebracht, had Giuffria de band alweer verlaten. De zanger was vanaf nu eigenaar van de naam House of Lords. In een volledig nieuwe bezetting werd in 2006 voor het Italiaanse label Frontiers Records het prima ‘World Upside Down’ opgenomen. Daarna volgden met de regelmaat van de klok nog zes platen voor dat label, min of meer in een constante bandsamenstelling en van een redelijk constant niveau. Vooral gitarist Jimi Bell drukte zijn vingervlugge stempel nogal op de sound. De band was bovendien regelmatig op tournee, zowaar ook in Europa.
House of Lords bleef een begrip, maar de bandleden vertrokken en James Christian weet naast zijn solo-album nog steeds deze naam van de band hoog te houden.
Ondanks dat de band sindsdien nog tien albums heeft uitgebracht wordt het succes van het debuut nooit geëvenaard. Nu is het tijd voor album nummer twaalf, New World-New Eyes. Laten we een proberen om met nieuwe ogen naar de band te kijken.
Al snel merk je dat House Of Lords nog steeds een heel pompeus geluid heeft, maar de band veel minder leunt op het geluid van keyboards. Wel zijn er nog steeds de vele melodieën, alleen klinken die veel minder aanstekelijk en bovendien minder origineel. Technisch is het allemaal dik in orde zoals je mag verwachten van een band met een dergelijke langdurige staat van dienst. De tijd heeft wel het nodige gedaan met de stem van zanger James Christian. Waar hij vroeger toch best een heldere stem had, klinkt hij nu veel rauwer.
De albums die Christian tegenwoordig met de House of Lords maakt zijn zeker niet slecht. Het New World New Eyes valt hier ook onder.
De sound is in die 32 jaar eigenlijk nauwelijks veranderd, met name de aangename, ietwat schorre en hoge stem van Christian is uit duizenden herkenbaar. De goede man is overigens getrouwd met zangeres Robin Beck (bekend van Coca Cola hitje ‘First Time’), maar dat terzijde, we dwalen af, terug naar de muziek.
Elf nieuwe nummers passeren de revue. Van pompende, melodische AOR-achtige rock tot ballads, altijd voorzien van goeie hooks, vet gitaarwerk, mooie samenzang en een catchy, meezingbaar, refrein. Voorspelbaar, dat zeker, maar het gebodene is kwalitatief weer van een hoog niveau. Zowel productioneel als qua uitvoering van de songs. En Christian zingt alles enorm overtuigend; zijn stem is al die jaren verrassend constant gebleven. Daarom is en blijft James Christian met of zonder zijn House of Lords een bijzondere schakel binnen de rockmuziek.
En je hoort waarom ooit Adje Vandenberg hem in 1993 kortstondig inlijfde voor zijn Manic Eden-project. Helaas van korte duur, want op het album was Christian alweer vervangen door Ron Young.
Een House of Lords-plaat is zelden verrassend, het geluid is al sinds het debuut onveranderd. Om er toch enkele songs uit te pakken: opener en titelsong ‘New World – New Eyes’ is een feest der herkenning vanwege wat ‘Demons Down’ referenties en is een lekker bombastische midtempo rocker vol dramatiek. Zo opent de band wel vaker haar albums. Opvolger ‘Change (What’s It Gonna Take)’ bouwt langzaam op tot een mooi, wat funky melodieus nummer vol meerstemmige zang en een fijne gitaarsolo, al doet het elektronische drumgeluid wat jaren negentig aan, maar dat geldt sowieso voor het hele bandgeluid natuurlijk. Ook een ‘The Both Of Us’, ‘We’re All That We Got’ en ‘The Chase’ zijn heerlijke, vlotte meezingers die tot de uitschieters van de plaat behoren en zich ergens diep in je hersenpan nestelen. Al heeft die laatste wel een wat oubollig keyboarddeuntje in de chorus. Maar de refreintjes verraden dat Mark Spiro (Giant, Bad English, Cheap Trick etc.) heeft meegeschreven bij de meeste songs.
Het gas gaat er wat meer op in ‘One More’ en in het stevigste nummer, afsluiter ‘The Summit’. In beide songs mag gitarist Bell even overtuigend vlammen. ‘Chemical Rush’ drijft op een riff die op een Giant-plaat niet zou hebben misstaan en heeft een heerlijke brug ergens halverwege die de fijne gitaarsolo inluidt. Het nogal gedateerd klinkende ‘$5 Buck Of Gasoline’ is het minste nummer van de plaat. Normaal gesproken behoren de ballads op hun cd’s tot de uitschieters en dat is hier niet anders, ware het niet dat er met ‘Perfectly (You and I)’ maar één van op staat. Maar lekker meedeinen is het weer wel, al heeft de band betere tranentrekkers geschreven.
House of Lords heeft met deze ‘New World – New Eyes’ een plaat gemaakt die een jaar of 25 geleden hoge(re) ogen zou hebben gegooid. Maar de tijden zijn veranderd en ik ben bang dat heden ten dage hooguit een nichemarkt bereikt gaat worden van nostalgische melodieuze rockers. Vergeleken met zijn voorgangers is het een degelijke House of Lords plaat die alles vakjes waar de band bekend mee is geworden, aankruist. Geen uitschieter in hun oeuvre, maar ook zeker niet de minste. En hij heeft een werkelijk prachtige hoes, refererend aan die van ‘World Upside Down’ en ‘Come to my Kingdom’. De liefhebbers weten genoeg.
Jaar van release: 2020
Label: Rock of angels Records
Course Of Fate is een Noorse Progmetalband. Bij Noorwegen denken we toch meestal aan black metal of aanverwante genres en zeer zeker niet aan prog metal, maar toch lopen daar ook mensen rond die graag metal voor de denkende mens maken. Via het Griekse Rock Of Angels label bereikt ons dan ook ‘Mindweaver’ van de Noorse band Course Of Fate.
Na de EP Cognizance besloot gitarist Kenneth Henriksen om nieuwe muziek te gaan schrijven voor een nieuw album van Course OF Fate. Tijdens dit schrijfproces dat ongeveer vijf jaar in beslag nam, werd al snel duidelijk dat het album een duidelijke rode lijn zou bevatten. Een soort lang gekoesterde wens ging in vervulling en Mindweaver werd geschreven, geïnspireerd door albums als The Wall en Operation Mindcrime. Samen met zanger Eivind Gunnesen schreef Kenneth de teksten voor het album, hierbij weer onder meer geïnspireerd door het gedicht Antigonish van Miliam Hughes Mearns en door verhalen van sekteleiders die het einde van de wereld prediken. Het betreft hier een conceptalbum. Het album “Mindweaver” verhaalt over een man die een visioen krijgt over het einde van de wereld (met bijbelse verwijzingen) en een buitenaardse inval. Hij waarschuwt de wereld en krijgt genoeg volgers. Uiteindelijk blijft hij alleen achter en krijgt hij berouw en vraagt zich af of het allemaal wel echt is of dat het het gevolg is van hallucinaties veroorzaakt door een geestesziekte. Toen het allemaal af was, werden de partijen opgenomen in de eigen studio en in de studio van goede vriend Jon om het beste uit zichzelf te halen. Tijdens het opnameproces bleek dat er ergens nog een leegte bleef die perfect ingevuld kon worden door zangeres Jeanette Heidenstrøm om het geheel te laten mixen door niemand minder dan Arnold Lindberg (onder meer Evergrey).
Een aardig lang intro voor een review, maar het mag gezegd worden dat alle bovenstaande elementen ervoor hebben gezorgd dat Course Of Fate me heel erg positief heeft verrast met dit nieuwe album Mindweaver. In 45 minuten wordt het verhaal muzikaal verteld met ruimte voor veel afwisseling. De aanwezigheid van de ‘indringers/vernietigers’ komt naar voren in het gesproken There Is Something Watching dat overgaat in The Faceless Men part 1. Een heerlijke melodieuze compositie waarin zanger Eivind in het begin de show steelt met een stemgeluid dat aan Wayne Hussey van The Mission refereert. Maar dit is slechts één van de facetten die hij gebruikt als zanger, want hij heeft een mooi bereik in zich dat hij sterk neerzet. Muzikaal neigt het geluid hier zeker naar dat van Queensrÿche dat meer een aanvulling is dan zomaar een kopie. In de refreinen wordt er flink krachtig uitgepakt en is het vol en sterk geproduceerd wat de beleving ten goede komt. In Endgame wordt duidelijk dat het einde der tijden nabij is. Het begrip ‘muur’ komt hier sterk naar voren en komt gedurende het album vaker terug. In het begin zijn het vooral de drumpartij en het toetsenspel die de aandacht vragen. Je kunt het progressief noemen, maar hier gebruik ik toch zeker liever de term symfonisch. Eivind laat hier horen dat hij over een helder en zuiver stemgeluid beschikt en hij moeiteloos mee kan komen wanneer de muzikale orkaan aan kracht wint om stil te vallen in een rustig intermezzo waarin de drum en de synthesizer het geheel van een ritmeverandering voorzien.
Binnen zijn eigen ‘sekte’ verhaalt de man over een manier om uit de ellende te komen en introduceert Utopia. Al eerder kwam Queensrÿche om de hoek kijken, maar hier ligt het er, muzikaal, lekker dik bovenop. Hier mogen Kenneth Henriksen en Marcus Lorentzen hun gitaarspel tonen. In het begin is het vooral erg subtiel, maar ook kenmerkend. Utopia is zo opgebouwd dat je mee wordt genomen in het verhaal om uiteindelijk in een krachtexplosie te komen die overweldigend aanvoelt. De gitaarsolo die daarop volgt is ingebed in een krachtig ritmespel. De variatie, de veelzijdigheid maar vooral de aantrekkingskracht maken van Utopia één van de topcomposities op het album.
Het begrip ‘muur’ komt terug in The Walls Are Closing In waarin de zang van Eivind slechts wordt ondersteund door het akoestische gitaarspel dat in Wolves weer tot uitbarsting komt. Alle remmen gaan weer even los en er wordt een muur van geluid opgetrokken die beslecht wordt door een heerlijk drumritme. De melodie pakt het daarna weer over om ingehaald te worden door een fraai stuk muziek waarin de onregelmatigheden dominant aanwezig zijn. De melodie blijft steeds herkenbaar terugkomen in de refreinen. Wederom scoort Course Of Fate hier een dijk van een compositie die nog eens getooid wordt met een gitaarsolo dat de opmaat blijkt te zijn voor een laatste portie progressief geweld. Wolves mag dan tekstueel gaan over de twijfel en/of de psychische labiel staat van de man; muzikaal klinkt het als een klok en is het een gevarieerd nummer.
In Drifting Away is de man door alles en iedereen verlaten en dit keer krijgt dat zeker zijn weerslag in de muziek. Dat Queensrÿche tot de invloeden mag worden gerekend was al duidelijk. In Drifting Away komt de invloed van Pink Ployd meer naar voren. Waarschijnlijk door de melancholie die over de compositie hangt. Melancholie die extra gewicht meekrijgt door de ingetogen zang die slecht begeleid wordt door gitaar en orkestspel. Maar zeker ook door het ritme, het tempo, het gitaarspel en het gevoel dat er allemaal in gelegd is.
De cirkel van dit conceptalbum is rond met The Faceless Men part 2 dat verder gaat waar part 1 is geëindigd. Het is een progressieve afsluiter waar je u tegen zegt. Hier is extra ruimte gemaakt voor het toetsenspel van Carl Marius Saugstad. Het refrein is hier de rode draad en past uitstekend is deze epische afsluiter.
Ik ben heel voorzichtig begonnen met het album Mindweaver, maar al gauw had Course Of Fate me te pakken met hun veelzijdige symfonische/progressieve geluid. Het mag dan (nog) niet de allure hebben van Operation Mindcrime (wanneer dat al mogelijk is), maar Mindweaver is een uitstekend resultaat van het zestal dat zich Course Of Fate noemt. Muzikaal gezien zien we veel overeenkomsten met bands als Dream Theater, Rush en Pagan’s Mind, misschien is het vergelijk iets te hoog gegrepen, maar daar ontkom je bijna niet aan in dit genre. Het is echt een groeiplaat die veel geduld vergt. Aldus; een goed album, zeker als je bedenkt dat dit een debuutalbum is, maar wat wel veel van de luisteraar vraagt.
Jaar van release: 2020
Label: Mascot Records
Hardrock is naar onze altijd bescheiden mening een enorm onderschat muziekgenre. Het kleinste kind kan de riff van “Smoke On The Water” spelen na tien minuten oefenen, maar hem kunnen bedenken, dat is de kunst. Ondertussen zijn we 48 jaar verder. Miljoenen riffs zijn de revue gepasseerd, maar hardrock bestaat nog altijd. Naast de elfendertig subgenres, natuurlijk. Maar wat we altijd zo geestig vinden aan bijvoorbeeld Graspop, waar elk van die elfendertig subgenres je oren met plezier tot gort herleiden, is dat een van de headliners gegarandeerd een klassieke hardrockgroep is. Keep it simple and stupid is duidelijk de kortste weg naar tijdloosheid. Maar hoe doe je dat, verrassen en fris blijven met iets eenvoudigs? Adrian “Adje” Vandenberg kent ongetwijfeld het antwoord.
Na Eddie en Alex Van Halen is Adje de bekendste hardrockende Hollander. Geboren in Den Haag, met de iets minder catchy naam Adriaan van den Berg, en duidelijk voorbestemd voor grootste dingen. Zo toert hij eind jaren ’70 met z’n eerste groep Teaser al meteen in het voorprogramma van AC/DC. In 1980 start hij met Vandenberg. Hun debuut, opgenomen in de studio van Jimmy Page, levert de internationale hit “Burning Heart” op. Vandenberg een naam met een roemrucht verleden. Onder leiding van meestergitarist Adrian Vandenberg bracht het Nederlandse viertal in de jaren ’80 drie kwaliteitsalbums uit, namelijk het titelloze debuut uit 1982 met de hitsingle ‘Burning Heart’, ‘Heading For A Storm’ (’83) met de hitsingle ‘Different Worlds’ en ‘Alibi’ (’85). Ze waren zeer succesvol, zowel commercieel alsook artistiek. De band toerde door de VS, Japan en Europa met o.a. Ozzy Osbourne, KISS, Rush, Scorpions, Michael Schenker. In de tussentijd krijgt hij een uitnodiging om auditie te doen bij Thin Lizzy. Maar Adje wil vooral succes boeken met z’n eigen groep. Ook als David Coverdale van Whitesnake aan z’n mouw trekt. Maar uiteindelijk ondergaat de groep het trieste lot dat zoveel groepen te wachten staat: de grote doorbraak blijft uit.
Adje besluit dan maar om toch bij Whitesnake te gaan spelen. En hij weet zijn moment verdomd goed te kiezen: het jaar is namelijk 1987 en hij speelt de solo op “Here I Go Again”. De rest is geschiedenis, zoals ze dan zeggen. Hij blijft samenwerken met Coverdale tot 1999. Hij was 13 jaar lid van Whitesnake op het hoogtepunt van hun roem, droeg bij aan hun Top 10 hit ‘Here I Go Again'(#1 in de U.S.) door middel van de wereldberoemde solo, bracht vele jaren duellerend met Steve Vai op gitaar door en keerde terug voor vele reünies. Hij maakte deel uit van supergroep Manic Eden.
Waarna Vandenberg zich gaat bezighouden met – hou je vast – schilderkunst. Hoe rock ‘n’ roll dat ook kan zijn, in 2004 komt er een Vandenberg-reünie. En in 2013 richt Adje met Nederlandse muzikanten Vandenberg’s Moonkings op, dat drie albums uitbrengt.
In 2014 meldde Adrian Vandenberg zich, na zich jarenlang op het schilderen te hebben toegelegd, weer aan het muzikale front met zijn nieuwe band Vandenberg’s Moonkings. Met deze band maakte hij twee zeer verdienstelijke albums vol bluesy hardrock. De beperkte mogelijkheid om met deze band te toeren – zanger Jan Hoving kan vanwege zijn eigen bedrijf niet lang van huis zijn – deed Adje besluiten om zijn Moonkings in de ijskast te zetten en onder zijn achternaam verder te gaan met een nieuwe band.
Vandenberg is terug! Terug aan het front met een nieuwe line-up en met een nieuw album. Of moeten we zeggen: Vandenberg zíjn terug? Adrian Vandenberg, de man zelf is nooit weggeweest maar de band die zijn naam draagt ontwaakt dit jaar uit een ruim drie decennia durende winterslaap… herleeft in een jonge, frisse en geheel en al herziene 2020-versie.
Het lijkt alsof ze nooit weg zijn geweest, de band rockt als nooit tevoren. Het nieuwe album ‘2020’ komt eind mei uit via Mascot Records, een onderdeel van de Mascot Label Group.
Op opwindende acts als Manic Eden en Vandenberg’s Moonkings drukte hij zijn eigen stempel maar met minstens zo veel trots kijkt hij terug op zijn jaren met de band Vandenberg, de band die hem internationaal op de kaart zette: “Mensen spreken me nog zo vaak aan over die tijd en zeker ook over de albums die ik in de jaren tachtig gemaakt heb.” Al die complimenten inspireerden Vandenberg om het nog eens dunnetjes over te doen maar dan anno nu en in een geheel nieuwe samenstelling.
Ad sloeg een enorme slag door de in Chili geboren Ronnie Romero als zanger binnen te halen die de afgelopen jaren een enorme reputatie heeft opgebouwd bij Ritchie Blackmore’s Rainbow. “Ik had een super goede zanger nodig om het zin te laten hebben de naam Vandenberg weer te gebruiken want ik wilde absoluut niet de indruk wekken dat dit een nostalgische stap zou lijken. Ronnie was de uitgelezen persoon daarvoor. We hadden contact via Facebook, en ik vroeg hem of hij geïnteresseerd zou zijn om in de band te komen. Het blijkt dat hij een grote fan is, zoals ik van hem, dus we spraken af in Madrid, waar hij woont, om te zien of we met elkaar konden opschieten. En we hadden direct een klik met elkaar.” Ronnie Romero, die in de afgelopen jaren indruk wist te maken door als de nieuwe frontman van Ritchie Blackmore’s Rainbow moeiteloos het repertoire gezongen door grootheden als Ronnie James Dio, Ian Gillan, David Coverdale en Joe Lynn Turner te reproduceren. Met hem aan boord begon Adrian nieuw materiaal te schrijven gericht op de geweldige vocale capaciteiten van Ronnie Romero. Vervolgens ontmoetten we elkaar weer in Madrid om nummers te demo-en met behulp van mijn iPad, zoals ik dat altijd doe.” Romero zelf herinnert zich het belang van Adrian Vandenberg in zijn muzikale carrière: “The reason why I started singing when I was in my teens is when I heard the live acoustic album ‘Starkers In Tokyo’ by David Coverdale and Adrian Vandenberg. So you can imagine that I am very excited and honoured to be the vocalist for the band Vandenberg.”
De heren trokken naar Los Angeles om daar onder leiding van producer Bob Marlette met oude bekenden Rudy Sarzo en Brian Ticky de opnamen voor een nieuw Vandenberg-album te starten. Laatstgenoemden zijn uiteindelijk op twee nummers te horen.
Deze opnamen resulteren in een opvallend stevig uitgevallen nieuw album. Vandenberg anno 2020 klinkt als een legering van Whitesnake en Rainbow ten tijde van de eerste drie albums, waarbij Adrian de gainknop van zijn Marshall-versterker nog wat verder naar rechts heeft gedraaid.
Ondersteund ook door drummer Koen Herfst (o.a. Bobby Kimball, Epica en Doro)(6x op rij verkozen tot best heavy drummer in de Benelux) en bassist Randy van der Elsen (o.a. Tank). Aangezien met Koen Herst en Randy van der Elsen de uiteindelijke bezetting van Vandenberg anno 2020 al snel vorm kreeg en zij de rest van het album om in te spelen. Beiden zullen straks van de partij zijn als Vandenberg zich live gaat presenteren.
Vandenberg: “Koen is al enkele jaren verkozen tot Nederlands beste hardrockdrummer. Hij heeft het vuur in zijn lijf waarvan grootheden als John Bonham en Ian Paice een glimlach krijgen. Randy werd me vaak getipt en heeft veel ervaring. Net als Koen is hij een briljante muzikant.” Er zijn ook twee wereldberoemde gasten op het album te horen, namelijk bassist Rudy Sarzo (Whitesnake, Ozzy Osbourne, Quiet Riot, Dio, Queensryche) en drummer Brian Tichy (Whitesnake, Ozzy Osbourne, Foreigner, Billy Idol).
Het album werd geproduceerd door Bob Marlette (Black Sabbath, Alice Cooper, Marilyn Manson, Rob Zombie). Vandenberg hierover: “Ik ging naar Los Angeles om een paar potentiële producers te ontmoeten. Bob was een van deze en zijn melodische maar toch hard rockende stijl paste goed bij wat ik zocht en we zaten meteen op dezelfde golflengte. We hebben drie weken in Bob’s studio in L.A. gewerkt, en daarna heb ik nog wat meer tijd besteed aan het afwerken van dingen in mijn eigen thuisstudio.”
Negen van de nummers op het album zijn door Vandenberg zelf speciaal hiervoor geschreven, maar er is één nummer dat alle fans bekend in de oren zal klinken. Dit is een nieuwe versie van ‘Burning Heart’, misschien wel het beroemdste nummer van de band. Wat de songs op het album te bieden hebben is melodie, drive, kracht en zeer veel klasse. “Maak je borst maar nat want Vandenberg is terug!” legt de gitarist uit. Romero enthousiast: “I can’t wait to take our band to the stages everywhere!”
Opener Shadows Of The Night laat niets aan de verbeelding over en dendert frontaal de speakers uit. Het nummer trapt af met een drumroffel, waarna Vandenberg zijn eerste vette riff afvuurt. De zang komt zo uit de jaren ’80, gitaren scheuren melodieus, het refrein is catchy, dit is zowaar hair metal anno 2020. Een gedreven en solide klinkende ritmesectie bouwt de stevige betonnen fundering waarop Adrian en Ronnie kunnen excelleren. Ronnie laat horen waarom hij samen met mannen als Jorn Lande en Russel Allen tot de top van het hedendaagse zangersgilde behoort en het gitaarspel van Adrian klinkt vuriger dan we in tijden van hem gehoord hebben. “Freight Train” is van hetzelfde kaliber. Iets trager tempo, met een meer stampende riff, zoals een goederentrein die voorbijdendert.
Op Hell Or High Water, een van de hoogtepunten van deze plaat, en Ride Like The Wind klinkt de band als een opgefokte versie van Rainbow, maar ook Deep Purple invloeden komen voorbij, waarbij het nog maar de vraag is of Romero’s andere broodheer ooit nog in staat is om nummers van dit niveau uit te brengen. Adje serveert iets vernuftiger riffwerk – een kind zal hier iets langer dan tien minuten voor moeten oefenen – met ruimte voor keyboards en een extra solo op het einde.
Ondertussen heb je gemerkt dat de songtitels redelijk cliché zijn. En zo hoort het ook. Dit genre schept bepaalde verwachtingen waaraan je niet ontsnapt, het is – opnieuw – kwestie om toch verrassend uit de hoek te komen. Dat lukt “Let It Rain” niet. Powerballads zijn een kunst op zich, een mijnenveld van cheese waarop al heel wat groepen gesneuveld zijn. Gelukkig volgt “Ride Like The Wind” (“Ride Like The Wind”. Je moet toch maar gigantische ballen hebben om zo’n cliché titel te gebruiken), waarop riffmeister Vandenberg stevig uithaalt bovenop een beukende ritmesectie. “Shout” heeft wel wat overeenkomsten met Dio in de trant van Stand up and Shout. Trouwens, hoeveel nummers die je aanmoedigen om recht te staan en te roepen heb je nodig als hardrocker? Na het wat tamme “Shitstorm” met een meer bluesy inslag met de daarna AC/DC achtige vibe, had dit ook een Moonkings nummer kunnen zijn, hierna trekt het riff-fest zich weer op gang met “Light Up The Sky”: dat begint met een eenvoudige, maar efficiënte drumintro en gààt dan los, zonder nog om te kijken. Hierna volgt een slimme zet van Adje: een nieuw opgenomen versie van “Burning Heart”. Tot slot is er “Skyfall”, een midtempo, moody rocker een aanstekelijk nummer. Een waardige afsluiter op het album.
Met de nummers als Shitstorm, Light Up The Sky en Skyfall zal David Coverdale waarschijnlijk groen van jaloezie doen kijken als hij ze hoort, aangezien deze nummers tot het betere van werk van Whitesnake zouden behoren.
“De vibe die we hebben met deze turbo line-up is geweldig”, besluit Vandenberg. “We gaan niet de planken op als een nostalgische act die probeert te herbeleven wat er jaren geleden gebeurde. Dit is een gloednieuwe, dynamische band met een naam met een erfenis, die ergens voor staat. Ik ben heel blij op de manier hoe het nu uitgepakt heeft.” Vandenberg’s ‘2020’ ligt vanaf 29 mei in de winkels.
Kortom het is de heren ernst. Er mag dan 35 jaar zijn verstreken sinds het laatste studio-album ‘Alibi’, Vandenberg 2020 klinkt net zo vers, actueel en vooral ook HEAVY als in de tijden van weleer. Die zullen vanaf nu herleven met een gloednieuw album, diverse festivals in de planning en later dit jaar zullen fans over de hele wereld de band live on stage kunnen aanschouwen, of om in de woorden van Adje zelf te spreken: “Geen tijd te verliezen: Vandenberg is here to stay.”
Houd je van vurige, goed gezongen hardrock uit de klassieke school volgens het adagium ‘een goed cliché gaat langer mee’? Dan zul je het met me eens zijn dat Vandenberg met 2020 een knaller van een hardrockalbum heeft uitgebracht!
Jaar van release: 2020
Label: AFM Records
Vijf veelgevraagde Zweedse topmuzikanten komen met een nieuw album vol melodische hardrock.Dynazty is afkomstig uit Stockholm en bestaat uit vier leden die naast deze band ook regelmatig toeren of opnemen met andere grote namen. Gitarist Love Magnusson en drummer Georg harnsten Egg toeren regelmatig met Dee Snider en Joe Lynn Turner. Bassist Jonathan Olsson speelt ook in Lindemann en Pain, en gitarist Mikael Lavér heeft ook gespeeld met Lindemann en Joe Lynn Turner. Zanger Nils Molin tenslotte toert en speelt nog steeds met de band Amaranthe.
In 2008 vormt het vijftal de band Dynazty en in 2009 komt het debuut Bring The Thunder. In de jaren die daarop volgen weet de band zich meer en meer te ontwikkelen met als resultaat het nieuwste album The Dark Delight. Molin zingt sterk over de orkestrale melodielijnen, de gitaar riffs zijn snel en fel. De nummers worden in hoog tempo gespeeld en zijn een genot om naar te luisteren.
Het is een stevige mix van energie, perfectie en buitengewone vocalen die ervoor zorgen dat Dynazty hier het beste album tot nu toe neerzetten. Vanaf de eerste tonen van Presence Of Mind komen de nummers in een sneltrein vaart voorbij. Met rauwe, donkere vocalen in From Sound To Silence schakelt Molin moeiteloos over in een andere toonsoort in bijvoorbeeld Threading The Needle. Op het bijna één uur durende album staat gewoon geen slecht nummer.
Jaar van Release: 2020
Frontiers Records
FM is bij het grote publiek nooit echt doorgebroken, maar inmiddels verwelkomen we met ‘Synchronized’ het twaalfde studioalbum van deze Britse classic rockband. Deze oude rockers hebben dus een enorme staat van dienst. Bij de insiders van melodic rock en AOR staat FM’s debuut ‘Indiscreet’ uit 1986 nog steeds bekend als legendarisch album.
FM stond in de jaren tachtig garant voor sterke AOR/ melodic rock. In de jaren daarna kende de band geen grotere stijlveranderingen. Opvolgende albums waren hier en daar steviger of bluesier, maar de herkenbare FM sound is altijd gebleven. Fans van deze Britse rockers, onder leiding van vaste factor zanger Steve Overland, hoeven zich dus geen zorgen te maken.
Het Engelse FM kende door de meer dan vijfendertig jaren loopbaan een aantal wissels in de line-up, al viel dat eigenlijk al bij al goed mee. Zelfs een onderbreking van twaalf jaar wist de band niet te stoppen. In de gelederen vinden we sedert 2008 dezelfde vijf man terug: zanger/gitarist Steve Overland, bassist Merv Goldsworthy, drummer Pete Jupp, keyboardspeler Jem Davis en gitarist Jim Kirkpatrick. Nu brengt de band met ‘Synchronized’ hun twaalfde album uit. Opnieuw een vol uur op hoog niveau genieten dus. Al zal de band met ‘Synchronized’ ook niet veel nieuwe fans werven. Het album opent sterk met de gelijknamige track ‘Synchronized’. Een typisch pakkende AOR-song die op FM’s albums uit de eighties niet zou hebben misstaan. Een typische FM-stijl, met oog op ritme, verfijnd gitaarwerk en veel keyboard als ondersteuning.
‘Superstar’ is iets luchtiger, maar wel een knap rocknummer dat flink gekruid wordt met een intense snarenplukker en keyboard. De stevige baslijn die door het nummer loopt is funky. ‘Best Of Times’ is een nummer om van te genieten. Het midtempo ritme laat de vocalen van Steve tot zijn recht komen. Dit maakt de band uit het grote aanbod aan muziek uitkomen. Het klinkt fris, melodieus en het hele nummer kent een stevige beat.
De pittige ballad ‘Ghost Of You And I’ schudt de kaarten even.
Alhoewel de titel laat vermoeden dat ‘Broken’ een neerslachtig nummer zou worden, klinkt het vrij positief en opgewekt. De melodie, grotendeels door Jim Kirkpatrick’s funky gitaar, wordt vlotjes in de oren geduwd.
De rustige start van ‘Change For The Better’ zet je even op het verkeerde been, want deze midtempo rocker is best een van de vlotste van het album. Er is een vleugje eighties te vinden in het nummer en de gitaarsolo zorgt voor een fris intermezzo.
Een dubbele laag aan emoties vind je in ‘End Of Days’, dat een vrij duistere onderlaag heeft door tragere ritme, boven op een positieve laag die vooral door de krachtige vocale lijnen bepaald wordt. Een stuk keyboard- en gitaar gedreven mysterie die bij mij prikkelt en als aangename wending overkomt.
Na de funky smeekbede ‘Pray’ volgt mijn persoonlijke favoriete track ‘Walk Through The Fire’. De groovy ziel komt pas na de mysterieuze en vrij lange intro zichtbaar. De melodie grijpt je vast en gedurende het refrein breekt het nummer zowel muzikaal als vocaal volledig open. Als kers op de taart worden we met een pittige solerende snarenplukker verwend. Pure klasse!
Nog meer klasse, nog meer water en nog meer vuur in ‘Hell Or High Water’. Iets steviger maar met fluwelen keyboard omweven, zet ook hier Steve al zijn registers open, wat terug in een topnummer resulteert.
Een sprekende gitaar opent ‘Angels Cried’, een erg rustig nummer waar een traag ritme door de heldere vocalen bij elkaar gehouden wordt. Zo’n nummer dat in eenvoud de ‘wow’-factor in zich heeft.
Beetje een eigenaardige vraag op het einde van een album want met de vlotte uitsmijter ‘Are You Ready For Me’ mogen we de man zeker verzekeren dat we er klaar voor waren. Ik keek al een tijdje uit naar het nieuwe album en mijn uitkijken werd ruimschoots beloond. Een laatste keer voluit gaan, dat doet deugd voor luisteraar maar ook voor de band, want je hoort de vreugde waarmee ze het nummer brengen. Deze plaat heeft alles, geweldig muzikaal vakmanschap, geweldige teksten in knappe composities en allround gepolijste arrangementen.
Memorabel is deze release niet. Maar deze veteranen der classic rock zijn er wel weer in geslaagd om oerdegelijk werk af te leveren.
Jaar van release: 2020
Label: Frontiers
Stevig nieuw album van Khymera dat aan het begin van deze maand verscheen. De band begon ooit als samenwerkingsproject tussen Italiaanse producer Daniele Liverani en (Kansas zanger) Joe Walsh. Achtergrondzanger Dennis Ward nam de afgelopen jaren de leiderspositie over. ‘Master of Illusions’ is het eerste teken van leven in vier jaar tijd.
Alsof de gloriejaren van de hardrock nooit voorbij zijn gegaan brengt Khymera haar nummers, dit album wijst feilloos naar klassiekers van Asia, Whitesnake of Iron Maiden. Gigantische refreinen, stuwende gitaren, grote harmonieën en epische drums. Verwacht hier geen ironie of complexe symboliek, het is muziek die op een goede manier even lekker over the top gaat. Dennis Ward zingt alles met een kracht alsof zijn leven ervan afhangt.
Het album gaat in al haar nostalgie voorbij als een retro videoclip. Leren broeken, opgedofte kapsels en een met zware ernst in de camera kijkende frontman. Alle oude MTV- clichés schieten in je hoofd voorbij.
Dat Khymera geen super vernieuwende of persé hele originele muziek is duidelijk. Maar soms is even hard mee zingen en lucht gitaarspelen precies wat je nodigt hebt, zeker in deze dagen van Covid 19 en sociale onthouding. Alle restricties en regels van de laatste week verdwijnen even naar de achtergrond. Over een tijd breekt de zomer aan en kunnen we de huidige situatie misschien achter ons laten, tot die tijd slepen we ons met dit album er doorheen.
Jaar van release: 2020
Label: Ear Music
De eerste platen van H.E.A.T. hebben toch een speciaal plekje bij me; als liefhebber van kwalitatieve melodieuze hardrock als Giant, Journey, Thunder en andere grootheden uit dit tijdperk, kwam het Zweedse H.E.A.T. in 2009 toch wel als een verrassing.
Geef toe, je was ook even je wenkbrauwen aan het fronsen bij het lezen van de titel. Die “II” slaat immers niet op de opvolger van een debuut, want dit Zweeds gezelschap heeft al sinds hun start in 2007 vijf albums uitgebracht. H.E.A.T. II werd volledig door Jona Tee en Dave Dalone geproduceerd. Dit album gaat terug naar het begin van de band en herdefinieert het rauwe klassieke rock H.E.A.T. -geluid. Volgens de band zouden ze zo klinken mochten ze in 2019 een debuut uitbrengen. De band bestaat uit zanger Erik Grönwall, gitarist Dave Dalone, bassist Jimmy Jay, keyboardspeler Jona Tee en drummer Don Crash.
Tussen de muzikale lijntjes van de melodieuze openingsrocker Rock Your Body horen we een vleugje Superstitious van Europe. Vanaf het eerste nummer worden we prompt uitgenodigd tot meebrullen. Op een ritme van een ratelende bas en intense drum, is Dangerous Ground een sterke riff-gerichte uptempo rocktrack. Come Clean is dan weer een uiterst vlot nummer met een onstuitbaar bollend ritme en een crescendo bridge dat naar een catchy refrein beweegt.
Dat de band stevige nummers weet te brengen, bewijzen ze nog eens met Victory, dat headbangers vrolijk zal maken. Stilzitten is nagenoeg niet mogelijk met deze aanstekelijke wervelende gitaarsolo’s. Het immens dominerend nummer We Are Gods klinkt zwaar, maar wat had je verwacht met een dergelijke titel. Erik Grönwall’s kreunende zang en Dave Dalone’s dreunende riffs beuken diep door op een relatief traag ritme.
Adrenaline krijg je enkel als je opgewonden bent. Dat lukt perfect met dit right-in-your-face nummer met diezelfde titel. Hier hangt vuurwerk in de lucht en dat voel je van begin tot einde. Nog een van de betere nummers tussen al het goede dat hier al te vinden is, is One By One. Het werd als single uitgebracht 27 september en gaf een eerste blik op het nieuwe album. Een ritmische rocker met een intens refrein, dat uitnodigt om mee te zingen, zal wellicht live even aanstekelijk zijn als op de plaat. Het nummer krijgt halverwege een injectie van snarenplukker Dave.
Nothing To Say kent een intiem begin met intense vocale lijnen, die het nummer de nodige breekbare krachtinjectie toedienen. Het blijft een zekere fragiliteit behouden, al zijn er momenten dat het er krachtiger aan toe gaat. Een pure parel, dit is alweer een nummer waarin de band laat merken dat de muzikanten een voor een uit het goede hout gesneden zijn, maar samen meer zijn dan de som der elementen.
Ik heb er eigenlijk geen gedacht van als de heren bij het schrijven van Heaven Must Have Won An Angel beseften dat dit een killertrack zou worden. Dit zijn dit soort nummers die een album boven de massa laten uitsteken. Meteen is ook het cliché doorprikt dat mooie liedjes niet lang duren, want dit oorwormpje is nu net de langste track van het album.
Under The Gun lijkt even op zoek te gaan naar het juiste ritme maar dat lijkt enkel uitstel van executie, want als een razende trein schiet het nummer zich vooruit. Een tweede impressie van dit album werd via de single Rise meegegeven, een lyric video met getekende animatie ter ondersteuning. Het nummer begint rustig en zet de liefhebbers van ballads even op het verkeerde been, maar knalt gestaag door tot we helemaal uitgedraaid bij het gaatje zijn.
Dat de heren een voorliefde hebben voor classic rock, zoals Foreigner, The Scorpions en Whitesnake, zal niemand ontgaan zijn. Ze pakken het ook deze keer op een eigen manier aan en zorgen voor bombastische melodieën met een extra streepje energie in een elftal fris klinkende, energieke rocktracks. Dit is klasse, zo mogen er meer zijn. De variatie in het album zorgt, samen met de toppers, dat ze zich alweer weten te onderscheiden in het ruime aanbod in dit melodieuze rocksegment.
Jaar van release: 2020
Label: Frontiers Records
Het lijkt toch een beetje een dingetje te worden bij het label Frontiers Music. Artiesten die daar onder contract staan en besluiten met elkaar een nieuwe groep te beginnen. Dat is ook met Archon Angel het geval. Met recht een zeer degelijk debuut maken zij met ‘Fallen’.
Vroeger was het beter. Je hoort dat vaak en veel mensen grijpen graag terug naar cd’s uit een ver verleden. Niets mis mee. Langs de andere kant vragen sommigen zich vaak af hoe het eigenlijk zou zijn met de sterren van toen. Neem nu zanger Zak Stevens. Het grote publiek leerde hem kennen als frontman van Savatage toen Jon Oliva het voor bekeken hield. Met hem maakte die band enkele goede albums. Het laatste volledige was ‘The Wake Of Magellan’ uit 1997. Daarna werkte hij zo nu en dan nog samen met de heren en doofde Savagtage zachtjes uit (tot nog een klein waakvlammetje). Uiteraard bleef Stevens nog bezig met Circle II Circle en losse projecten. Zo werkte hij mee aan Timo Tolkki’s Avalon’s ‘Return To Eden’. Het was daar dat hij kennis maakte met producer en gitarist Aldo Lonobile (Secret Sphere). Het doel was om opnieuw sterk op de Savatage sound geïnspireerde songs te schrijven. Dat heeft nu geresulteerd in deze Archon Angel.
Vervolgens zijn ze naar het label gestapt met het idee voor een nieuw project. Die zagen er wel wat in en dus kregen ze groen licht. Vaak worden zulke projecten alleen in de studio gemaakt en volgt er geen tour. Deze heren zijn daar gelukkig wel plannen voor aan het maken.
Laten we even beginnen met de het eerste wat opvalt bij deze plaat. Die prachtige album cover. Daarvoor alleen al is hij de moeite waard om in je kast te hebben staan. Het album kan een conceptalbum genoemd worden. Het volgt namelijk het leven van ‘Archon’, een soort hedendaags engel figuur. Hij moet de wereld helpen door de harde en turbulente tijden te komen waar we op het moment mee te maken hebben. Dit allemaal bezongen op lekkere heavy metal. Sterke en lekkere riffs met Stevens die nog ontzettend goed klinkt. Ook de solo’s zijn weer van een hoog kaliber. Verder zijn er nog strijkers te horen gedurende het album. Met de songwriting zijn de mannen bijgestaan door onder andere Alessandro Del Vecchio (Jorn, Hardline)
Faces Of Innocence’ heeft de beste solo van het album, daar spreekt emotie uit. Tekstueel is dit nummer ook erg sterk. Leadsingle ‘Fallen’ vertelt het verhaal van Archon, die transformeert van een succesvolle zakenman naar een superheld die de stad beschermt. Een lekker nummer voor op de live set die de hele zaal ongetwijfeld meekrijgt. Het prachtige akoestische nummer ‘Brought To The Edge’ brengt een klein kippenvel momentje. Dat komt niet alleen door de mooie tekst, maar ook door het gebruik van de strijkers die op het juiste moment worden ingezet, waardoor de tekst nog beter binnenkomt.
Fans van Savatage kunnen hun hart ophalen hoor. Stevens gaat op deze plaat een beetje terug naar de classic albums van die groep. Overall een zeer prettig album wat zeker de moeite waard is om eens op te zoeken. Meer albums van dit project zijn zeker welkom.
Jaar van release: 2020
Label: Inside Out Records
Op vrijdag 17 januari verschijnt bij InsideOut het tweede album van de progressieve superband Sons of Apollo, MMXX, die enkele jaren terug gesticht werd door twee voormalige Dream Theater-leden, toetsenist Derek Sherinian en één van de beste drummers van deze aardkloot nu Neil Peart ons verlaten heeft, Mike Portnoy.
Sons Of Apollo bestaat uit een vijftal grootheden, die allen hun sporen in de rockmuziek hebben verdiend. Billy Sheehan, bassist bij onder andere David Lee Roth en oprichter van Mr.Big, vertegenwoordigt de in de jaren tachtig populaire glam metal. Ron ‘Bumblefoot’ Thal was gitarist bij Guns ’n Roses, een uitermate populaire hardrock band uit L.A. Jeff Scott Soto is een zeer begenadigde Amerikaans rockzanger, die vooral bekend is geworden door de eerste twee album van Yngwie Malmsteen’s Rising Force, maar ook door zijn korte verblijf bij de AOR rockband Journey. En dan hebben we nog de ‘Del Fuvio Brothers’ Derek Sherinian en Mike Portnoy, bij ons met name bekend van Dream Theater. Ondanks dat de heren van Sons Of Apollo het druk hebben met verschillende bands en projecten, hebben ze met de supergroep meer dan tachtig keer opgetreden ter promotie van het debuutalbum Psychotic Symphony (2017). Bovendien ligt drie jaar na die eerste langspeler de opvolger in de winkels. Wat is er veranderd in die tijd en kan deze tweede langspeler net als zijn voorganger een positieve indruk achterlaten?
Het antwoord op de laatste vraag is het kortst en meest eenvoudig: ja. De songs zitten goed in elkaar, er zijn voldoende hooks, de productie is prima en de heren zijn vakkundig aan het musiceren. Ieder van de vijf topmuzikanten komt in de spotlights te staan, maar het is de teamprestatie die voor een solide eindproduct zorgt.
Geen twijfel dus dat hier rasmuzikanten aan het werk zijn die stuk voor stuk tot de besten op hun instrumenten (en zang) behoren. En op dit album doen ze hun stinkende best om boven de rest uit te steken. Geweldige drumpartijen, bombastische bassolo’s, indrukwekkende gitaarstukken en fabuleus toetsenwerk. Daarnaast reken ik Jeff Scott Soto allang tot één van de beste zangers en ook op dit album bewijst hij nogmaals op vergelijkbare hoogte te staan met Ronnie James Dio en Geoff Tate. Dus op de kwaliteiten van de individuele heren is niets aan te merken, dit is gewoon fantastisch.
Toch zijn er wel wat accentverschuivingen. Jeff Scott Soto zingt wat ruiger. Wel op een melodieuze manier, maar veelal met een rauw randje. Ten tweede is het veelzijdige toetsenwerk van Derek Sherinian prominenter in de composities verwerkt en fraai uitgelicht. Ten derde ademt de nieuwe collectie songs meer een live-gevoel dan die van Psychotic Symphony. Dat komt de zware en proggy hardrocknummers ten goede.
Voor de rest is de sound herkenbaar. Dat geldt niet alleen voor de individuele bijdragen (het kenmerkende basgeluid van Bill Sheehan), maar ook voor de opzet van de krachtige songs. Verwacht dan ook geen verrassingen, maar gewoon een uitstekende plaat.
De opener Goodbye Divinity kent een mooie rustige intro, waar in korte tijd al op flitsende wijze het kunnen van de verschillende muzikanten wordt getoond. Solo’s op de verschillende instrumenten wisselen elkaar in hoog tempo op, zonder elkaar echt de ruimte te geven. Soto maakt met zijn zang er dan een heerlijk rocknummer van, dat met name daarom als eerste single is gekozen. Dit zou het zomaar goed kunnen doen in de hitlijsten, tenminste als we een revival van de Amerikaans getinte hardrock uit de tachtiger jaren krijgen.
Wither To Black is vervolgens een stevig bombastisch nummer, waarbij Portnoy bewijst nog steeds bij de besten ter wereld te behoren. Het nummer kent een funky uitstraling, die goed ligt bij Soto’s zangkunsten. Dit had zomaar op zijn eigen solo-album kunnen staan. Ook hier krijgen we weer een meer dan geweldige gitaarsolo van Thal, die zeker bewijst een zeer kundige gitarist te zijn, maar het voegt verder niets toe aan de opbouw of structuur van het nummer.
Naast het feit dat elk nummer de invloeden en krachtpatserij van de afzonderlijke leden kent, lijkt het ook dat sommige nummers meer bij bepaalde personen past. Desolate July heeft een bluesy achtergrond, op het lijf geschreven voor Jeff Scott Soto. King Of Delusion kenmerkt zich weer door de enerverende toetsenstijl van Derek Sherinian, met tevens een piano-intro. Fall To Ascend vangt dan weer aan met het drumwerk van Mike Portnoy en verderop is zeker een hoofdrol voor Portnoy weggelegd. Hoewel er overigens een prachtige gitaar- en bassolo in het nummer is verwerkt. Resurrection Day brengt ons zeker terug in tijd, de hoogtijdagen van Deep Purple, Rainbow en Rising Force. De hardrock zanger Jeff Scott Soto, samen met gitarist Ron ‘Bumblefoot’ Thal, laten je terugdenken aan het debuutalbum “Rising Force”. Alhoewel Thal dan toch onder doet voor een Yngwie Malmsteen.
De afsluiter op het album is het 16 minuten durende nummer New World Today. Volledig in de stijl van een Dream Theater epic nummer. Helaas mist het wat van de grandeur, de opbouw en genialiteit die de heren Portnoy en Sherinian wel konden realiseren ten tijde van hun DT-tijdperk. Het nummer A Change Of Seasons – waar beide heren ook samen speelden – kent betere synergie en samenhang.
Sons Of Apollo levert, na een lange wereldtour, hun tweede studio album af. De band bestaat wellicht al langer dan menigeen had gedacht. Maar ik betwijfel toch of de vijf verschillende ego’s Sons Of Apollo tot een hechte band kunnen smeden. Derhalve is MMXX een prima toevoeging aan de platenkast.
Jaar van release: 2020
Label: Frontiers Records
Het ontstaan van de Revolution Saints in 2015 is vooral te danken aan een hersengolf van Frontiers oprichter Serafino Perugino, in zijn nooit eindigende zoektocht om wat hij beschouwt als de gouden eeuw van rock in zijn oude glorie te herstellen. Jack Blades (Night Ranger) kent het fenomeen van supergroepen, hij deelde de taken met de Styx zanger/gitarist Tommy Shaw in het project Damn Yankees. Hoewel Jack Blades de bas hanteert in Revolution Saints, maar ook zijn vocale inbreng toevoegd en geen last heeft van ego problemen, kan drummer Deen Castronovo het leeuwendeel van de schijnwerpers innemen. Hoewel zijn vocale kunsten ondertussen meer dan bekend zijn, met name tijdens de legendarische optredens met Journey en Bad English. Deen blijft een van de meest competente drummers in de business. Terwijl de ritmesectie, zang en veel van het songwriting talent staat als een huis, blijft er een gigantisch gitaar”vormig” gat over, dat meer dan goed wordt ingevuld door de enige echte Doug Aldrich (o.a. ex-Dio, ex Whitesnake). Doug en Reb Beach hebben niet alleen het gewicht van een ouder wordende Whitesnake meegenomen. Maar Doug is ook een mede bandlid van The Dead Daisies samen met Deen Castronovo. Gezamenlijk maken Deen, Jack en Doug al een formidabel trio, voordat we zelfs een noot hebben gehoord. Daarnaast komt de competentie van mixen, productie, songwriting en het toevoegen van keyboard partijen van Alessandro Del Vecchio van o.a. Edge of Forever , Jorn , Dirty Shirley , Hardline , Voodoo Circle en ongeveer een dozijn andere bands. Nu blijft er maar één onbeantwoorde vraag over: hoe is het nieuwe album?
In drie woorden, meer dan goed. Zoals met bijna alles in de kunst, blijft schoonheid een waarneming van het oog van de toeschouwer. Het zou onjuist zijn om het te classificeren als iets anders dan een variatie op een Journey- record. Van de aangename Jonathan Cain- toetsenbordgeluiden tot de songstructuur, tot Deen ’s Perry- geïnspireerde zang, het is een heleboel Journey-revival, maar welk tijdperk herleven we? Aldrich ’s verpletterende gitaarklank geeft het vuur van een veel jongere Schon, maar voor de rest is het opmerkelijk vergelijkbaar met “Trial By Fire”, het tegelijkertijd gedoemde en briljante reüniealbum met Perry. De eerste twee nummers van het album zijn uitstekend, maar ze zijn goed omdat het lijkt dat ze uit een leerboek van Journey zijn ontstaan. Het derde titelnummer is een ass-kicker, een song met iets meer Whitesnake en Jack Blades invloeden.
Het vierde nummer, “Coming Back”, komen we echter weer terug naar het Randy Jackson- tijdperk. Het vijfde nummer, “Closer”, is de eerste ballad van het album, het volgt het sjabloon van de hedendaagse AOR, maar het is duidelijk wel met een eigen toevoeging en geeft meteen aan de creativiteit van de band, om dit toch wat meer eigentijds weg te zetten. Vooral Doug valt hierop met een adembenemend stukje gitaarwerk op het nummer. De balans van de plaat is meer een ‘reis’ naar bekend terrein. Tot het zevende nummer ‘ Talk to Me’ een smaakvol uitgevoerd duet-man-vrouwspel met de Italiaanse zangeres Erika Luna Ceruti, bekend in de rock- en modewereld als Lunakaire. Een andere speciale vermelding moet gaan naar het afsluitende nummer, “Eyes of a Child”, nummer komt nog uit de koker van Jack Blades in samenwerking met Tommy Shaw. In plaats van de arena-rockende leuke deuntjes waarvan het album voor het grootste gedeelte is gevuld. De track is een verfrissend elixer van pianotoetsen en akoestische gitaarwerk.
Het is een prachtig uitgevoerd en zeer toegankelijk “hard”rock album geworden, ongeacht wie je bent. Zolang je niet op zoek bent naar experimentele rockmuziek, maar naar degelijke rockmuziek, kan dit album je niet teleurstellen.
Jaar van release: 2019
Label: Nuclear Blast
“Nou, om maar meteen met de deur in huis te vallen: men heeft absoluut veel vooruitgang geboekt ten opzichte van hun debuut en als zodanig is ‘No Halos In Hell’ dan ook een erg genietbaar plaatje geworden.”
Toen de band Cyhra in 2017 hun debuutplaat ‘Letters To Myself’ op de markt bracht kregen ze meteen het label “supergroep” opgeplakt, daar men met gitarist Jesper Strömblad (ex-In Flames), zanger Jake E (ex-Amaranthe) en drummer Alex Landenburg (Kamelot) een aantal erg bekende muzikanten in de line-up had zitten. Toch was ‘Letters To Myself’ zeker geen hoogvlieger in het melodieuze metal genre en ik was dan ook zeer benieuwd in hoeverre men progressie had weten te maken op deze opvolger ‘No Halos In Hell’. Nou, om maar meteen met de deur in huis te vallen: men heeft absoluut veel vooruitgang geboekt ten opzichte van hun debuut en als zodanig is ‘No Halos In Hell’ dan ook een erg genietbaar plaatje geworden.
Daar liggen een aantal aspecten aan ten grondslag; ten eerste is het song materiaal een stuk volwassener en afwisselender geworden, waardoor je gedurende de gehele speelduur van het album geboeid blijft. De refreinen van de twaalf nummers die er op deze ‘No Halos In Hell’ te vinden zijn, zijn allen dusdanig aanstekelijk dat je deze na slechts enkele luisterbeurten gewoonweg niet meer uit je kop kunt krijgen. Verder heeft men in solo-gitarist Euge Valovirta (ex-Shining) iemand binnengehaald die het toch al erg fraaie materiaal bijzonder mooi inkleurt met zijn fris klinkende solo’s en dat zorgt toch wel voor de spreekwoordelijke kers op de taart.
Wellicht dat het aan de invloed van drummer Alex Landenburg te wijten is, maar meerdere malen doet het song materiaal van Cyhra me denken aan zijn band Kamelot, niet in het minst door het meeslepende karakter van de muziek maar zeker ook door het stemgeluid van zanger Jake E dat wel wat weg heeft van de vocalen van Kamelot’s frontman Tommy Karevik. Het niveau van deze band wordt echter zeker nog niet gehaald, maar nummers zoals ‘No Halos From Hell’, ‘I Am The One’, de ballad ‘Lost In Time’ en het opgefokte ‘Hit Me’ zullen de meesten dusdanig overtuigend in de oren klinken dat men zonder enige twijfel tot aanschaf van dit plaatje over zal gaan. En dat is mijns inziens niet meer dan terecht want met ‘No Halos In Hell’ levert Cyhra zonder meer een sterk tweede album af.
Jaar van release: 2019
Label: Pseudonym Records
De feestdagen breken aan het is tijd voor boxing day. Hier is pseudoniem records handig op in gesprongen en wel met de 9 cd Box van Vengeance in hun meest glansrijke periode van 1983 tot 1998. Als album van de maand dit keer geen nieuw studio materiaal van een band, maar een stukje pure nostalgie!! Evenals de cd box van Helloïse, die in 2016 werd uitgebracht een must have voor de Nederlandse hardrockfans. Onlangs werd er ook al boxset uitgebracht van Bodine. Misschien moeten nog maar even wachten op de volgende boxset, wat zou het toch geweldig zijn als we dan ook nog eens een boxset zouden krijgen met het ouvre van Adje Vandenberg. Maar nu terug naar Vengeance.
Als we dan toch even in ons verleden graven, wat hadden die jongens van Vengeance toch ludieke band shirts. Met de uiterste originele slogan “Do You Hate Hard Rock? Guess You Never Saw Vengeance”. Dit was in die tijd onder de Nederlandse bands het meeste verkochte hardrockshirt. Uit die eenvoudige tijd dat harde rock niet depressief, progressief of welke andere “-ief” dan ook hoefde te zijn, maar gewoon leuk was. Een tekst als “Playing with my pistol, I check the mood it’s in, I hope that it is loaded and ready for tonight” uit She’s The Woman is natuurlijk om meer dan één reden hilarisch. Die lol betekent echter niet dat Vengeance geen serieuze speler is geweest in het Nederlandse hardrocklandschap. In tegendeel zelfs!
In de vroege jaren tachtig hadden we een aantal mooie Nederlandse metal bands zoals Bodine, Martyr, Picture, Vandenberg, Highway Chile en Helloïse.En natuurlijk was er Vengeance!
Vengeance behoorde in de laatste twee decennia tot de top van hardrockscene in Nederland en boekte ook buiten de landsgrenzen veel succes. Dat de band een plekje veroverde op een dergelijk prestigieus podium was niet meer dan terecht. Het waren de tijden dat hardrock en dan met name de ballads van hardrockbands volle aandacht kregen middels verzamel-cd’s en (in de zomer) een wekelijks programma op de landelijke radio. Die cd’s en programma’s werden volledig beheerst door Amerikaanse acts als Bon Jovi en een enkele Europese uitzondering als Scorpions en Europe. Slechts twee Nederlandse hardrockbands wisten zich hier structureel tussen te werken: Vandenberg en Vengeance. De positie van laatstgenoemde in het hardrockend Nederland van de jaren ‘80 van de vorige eeuw is dan ook niet te onderschatten.
Naast Arjen Anthony Lucassen die bij Vengeance zeer bepalend was voor de composities bestaat de band in die periode uit de volgende bandleden John Snels, Oscar Holleman, Jan Bijlsma, Jan Somer, Ian Parry, Peer Verschuren en Leon Goewie, dit heeft geresulteerd in zes albums met daarop stuk voor stuk tijdloze rocksongs.
Verder is de box releases voorzien van klassiekers en zeldzaamheden. De HQ geremasterde originele mastertapes door de bandleden zelf. De box is gevuld met maar liefst negen schijven uit de periode 1983 tot 1998 en bevat een mix van 510 minuten van geweldige rock en metal muziek. De band bestaat nog steeds, maar hun laatste albums zijn niet in van het niveau als je ze vergelijkt met deze boxset. Na 1998 is eigenlijk alleen Leon Goewie nog de vaandeldrager van de band, wel moet gezegd worden dat in 2009 met Soul Collector nog een aardig album wordt weggezet. Wat we hier voorgeschoteld krijgen is Nederlandse hardrock op zijn best. De eerste drie schijven zijn het bekende debuut ‘ Vengeance ‘, hun doorbraak album in Nederland en het buitenland. Met het album Vengeance begon het allemaal. Opener Down And Out laat meteen horen dat Vengeance in die tijd wist hoe rockmuziek moest klinken. Hier is duidelijk een jonge band te horen die nog zijn eigen stijl zoekt. Zo lijkt er voor intro en riffs van de overigens uitstekende opener Down And Out nadrukkelijk in de keuken van Whitesnake te zijn gekeken. Een lekker nummer is het niettemin, eentje waarin de klasse, diepte en het scherpe randje van de stem van zanger Leon Goewie meteen duidelijk worden. Ook AC/DC, Status Quo en Dio lijken een belangrijke inspiratie. We denken her en der zelfs wat snippers New Wave Of British Heavy Metal te horen (de breaks in Tonight, Tonight, de diverse vlammende gitaarsolo’s). Het is een gedachte die nog versterkt wordt doordat Goewie in zijn teksten met enige regelmaat het woord metal laat terugkomen. Niet alle nummers zijn echter zo pakkend als Down And Out, zodat het niet verbazend is dat een paar jaar later nauwelijks nog songs van dit debuut de live-set haalden.
Het volgende album ‘ We Have Ways To Make You Rock’. Staat mij bij als de eerste echte kennismaking met Vengeance. She’s The Woman en vooral Power Of The Rock staan me bij als nummers die op de radio wel voor de nodige opschudding zorgde. De ster van Vengeance was rijzende en de naam was zeker gevestigd. Twee jaar later heeft de band al aanzienlijke stappen gemaakt. De kennelijk voor Vengeance niet zo moeilijke tweede plaat We Have Ways To Make You Rock klinkt aanmerkelijk beter en staat vol tijdloze hardrockmeezingers als She’s The Woman, de naamgever van deze box Power Of The Rock, May Heaven Strike Me Down, Love Lies Bleeding en We Shall Rock. Waar de memorabele melodieën op het debuut mogelijk wat dun gezaaid waren, lijkt de band voor dit album een onuitputtelijke bron te hebben aangeboord. Dat ik de songs meer dan dertig jaar later nog woord voor woord kan meezingen zegt alles (inderdaad, ook dat ik een nerd ben ja!). Fraai is de ballad Only The Wind waarmee de band zich verzekerde van een plaats in eerder genoemde rockballadprogramma’s. Opvallend is dat de overigens vrij traditionele hardrockband hier het experiment niet schuwt. In Dreamworld horen we epische koorzang en het gevoelige intro van May Heaven Strike Me Down wordt aangezet met strijkers. Ja, die Goewie moet het wel heel bont hebben gemaakt bij zijn dame dat hij zo diep moet gaan. De remaster lijkt op deze schijf wel zijn werk te doen en we horen een helder rond geluid met ruimte voor zowel instrumenten, zang als achtergrondzang en een voorname plek voor de stuwende bas. Fraai!
Het derde ‘Take It Or Leave It’ dat een nog groter publiek bereikte omdat het nummer, Rock ‘ N Roll Shower ‘ het intro was van een populair Nederlands radio-metal&rock programma Vara ’s vuurwerk met DJ Henk Westbroek. Het album ‘Take It Or Leave It’ kent een groot aantal composities die de tand des tijds goed hebben doorstaan. De nummers ‘Take It Or Leave It’, ‘Rock’n Roll Shower’, ‘Take Me To The Limit’, ‘Women In The World’ en ‘Looks Of A Winner’ zijn tot de dag van vandaag heerlijk om naar te luisteren. Goed uitgebalanceerde hardrock met goede melodieën en het sterke stemgeluid van Leon Goewie. Take Me To The Limit nodigt op eenzelfde wijze uit tot een feestje. Sommige refreinen van andere songs missen echter goede hooks of zijn wat eenvoudig (Hear Me Out) waardoor het album als geheel toch iets minder scoort dan de heel knappe voorganger. Slecht of zelfs maar middelmatig wordt het nergens. Daarvoor zijn de riffs, het spel (dat gitaarwerk in het instrumentale Engines doet echt niet onder voor de grotere namen in het genre) en de zang simpelweg te sterk. Noemen we ten slotte nog even dat Goewie in Code Of Honour – met kinderkoor! – mogelijk zijn meest persoonlijke verhaal op tafel legt.
Met het vierde album ‘Arabia’ kon niemand meer om Vengeance heen en zorgde ervoor dat op rockgebied Vengeance bovenaan de top stond in rocking Nederland. Met ‘Arabia’ liet en laat Vengeance horen, dat zelfs het niveau van ‘Take It Or Leave It’ wist te ontstijgen. Titelnummer Arabia opende het album op een zeer professionele manier. Bluesy invloeden komen terug in ‘The Best Gunfighter In Town’ en ‘Bad Boy For Love’, waarin ze Rose Tattoo fraai coveren. Maar het prachtige ‘If Lovin’ You Is Wrong’ blijft onbetwist de compositie van Vengeance die mij het meest raakt. Een gevoelige ballad waarin melodie, gitaar en zang in een krachtig emotiespel precies de juiste snaar weet te raken. Of het komt doordat de band voor Arabia wel weer “gewoon” twee jaar de tijd nam weet ik niet, maar het vierde album is van begin tot eind ijzersterk en voor velen het hoogtepunt in het werk van Vengeance. De openingsriff van de titeltrack is wonderbaarlijk primordiaal en lanceert je gelijk naar de regio waar de plaat zijn naam aan ontleent. De riff hield zich dan ook gemakkelijk staande tussen het werk van Ayreon en Star One toen Arjen Lucassen hem in Star One Live On Earth nog eens inzette. Maar hoewel Lucassen inmiddels ongetwijfeld de grootste naam uit de line-up van Vengeance was (gevolgd door Oscar Holleman die inmiddels producties van onder meer Within Temptation en Krezip op zijn naam heeft staan), zetten ook de andere leden een uitstekende prestatie neer. Zang, ritmesectie en leads, het klopt allemaal in heerlijke tracks als Cry Of The Sirens met zijn staccato gezongen brug, het beestige Wallbanger en het feestelijke Just What My Doctor Ordered. Juist door de rockballad-rage eind jaren ’80 zal If Lovin’ You Is Wrong vermoedelijk de bekendste song zijn. Helemaal onterecht is dat niet want het is een fraaie sleper met internationale allure. De plaat klonk al goed toen hij in 1989 uitkwam en dat is nu niet anders. Voor de liefhebbers van jaren ’80-hardrock die wat verder willen en durven kijken dan Amerika en Groot-Brittannië is Arabia feitelijk een onmisbare plaat. Ondanks de progressievere koers van Vengeance op dit album, kwamen de eerste haarscheurtjes in de band. Op het moment dat John Snels en Leon Goewie om verschillende redenen vertrokken, was het einde van de band in zicht.
Hierna konden ze geen record deal vinden in Nederland, zodoende kwam het album met Ian Parry op zang en Ernst van Ee op drums ‘ The Last of the Fallen Heroes ‘ alleen in Japan uit. Dat we inmiddels in het door grunge beheerste begin van de jaren ’90 zijn aanbeland zal daarbij zeker niet geholpen hebben, maar als je kritisch kijkt zou je ook kunnen zeggen dat de band met de goede maar meer gepolijst klinkende Parry iets van zijn eigen geluid had verloren. In 1992 werpt de band de handdoek in de ring. Toch zien de opnamen met Ian Parry het daglicht en wel op de oorspronkelijk alleen in Japan uitgegeven plaat Last Of The Fallen Heroes (1994). Het is de vijfde cd van deze box. In openingstrack Wings Of An Arrow zien we door de verheven zang, koorzang en de toetsen al meer dan een glimp van de richting die Lucassen met zijn Ayreon zou inslaan. Een interessant stukje geschiedenis is het op zijn minst. Refreinen van songs als Blood Money en Outta Control zijn ondanks toevoeging van een flinke dot toetsen echter eerder traditioneel te noemen en zijn ondanks alle goede bedoelingen (Blood Money) niet altijd even sterk. Met Trouble In Town en vooral Funky Little Lady lijkt de band wat aansluiting te zoeken bij Extreme, een band die zich in eerste instantie aardig staande hield tussen de Nirvana’s van deze wereld maar uiteindelijk ook commercieel het onderspit moest delven. Sterker zijn de fraaie ballad As The Last Teardrop Falls dat met zijn mooie samenzang vijf jaar eerder gemakkelijk de hitlijsten had veroverd, de lekkere stampers Hold On Tight, Outta My Head en Edge Of Time en One ‘O’ Nine. Met het album The Last Of The Fallen Heroes, met Ian Parry achter de microfoon, is helemaal niets mis en de diversiteit aan composities bieden de luisteraar hier een mooi doorkijkje in de veelzijdigheid van het rockgenre.
Toch blijft het echte succes schijnbaar uit en het zal tot 1997 duren voordat Arjen Lucassen en Leon Goewie het album ‘Back From Flight 19’ uitbrengen.Het laatste studioalbum, Disc 6, in deze box is dan ook hun come-back album ‘Back From Flight 19’ (met Leon terug op zang). Openingstrack en single Planet Zilch opent de plaat sterk. Dat het Seattle-gebeuren niet volledig aan de heren voorbij is gegaan horen we in de machtige riff, terwijl we tegelijkertijd opnieuw een inzicht krijgen in de muzikale ontwikkeling van Lucassen naar meer epiek en grandeur. Sowieso is het gitaarwerk op dit album wat zwaarder en meer riffgericht. Zo scheurt Follow A Trend als Zakk Wylde in No More Tears, totdat de track in een afwisselend middenstuk een heus progfeest blijkt te zijn. Niet direct wat je verwacht van Vengeance, maar wel heel tof. Ook tracks als Dreamulator (met Beatlesque koortjes), het super heftige Dark Side Of The Brain en het lange Flight 19 klinken een stuk duisterder en progressiever dan het Vengeance van de jaren ’80, maar zijn aanzienlijk sterker dan The Last Of The Fallen Heroes.
De andere drie schijven hebben de titel ‘ Power of the Rock 1, 2 en 3 en zijn verpakt met demo’s, live-opnames en andere zeldzame, nooit eerder uitgebracht materiaal.
Op Power Of The Rock 1 staan vooral demo versies van nummers die op de reguliere platen terecht zijn gekomen. Het geluid van de demo uit 1983 wordt geteisterd door wat ruis. De nummers van die demo zijn dan ook vooral leuk om eens gehoord te hebben en op te merken dat de band in het begin inderdaad stevig naar heavy metal neigde (Straight And Fair) en dat met name de zang en het gitaarwerk van meet af aan van hoog niveau waren. De live versie van Tonight, Tonight klinkt alweer een stuk beter, maar het geluid van de volgende opnames is af en toe wat modderig (overbelast). Opnieuw leuk om eens te horen, maar je zult toch vaker teruggrijpen naar de definitieve versies. Indien voorradig natuurlijk, want we horen ook wat nummers die nooit hun weg naar een album hebben gevonden, maar zeker muzikaal niet heel veel onder doen voor de songs die dat wel deden. Meer dan leuk om te horen zijn overigens de hele vroege versie van Only The Wind die nog heel andere teksten had en de cover van Crazy Horses (The Osmonds), ook al omdat het geluid van de opnamen steeds beter wordt.Het laatste nummer Death Ride To Glory is net als de eerste twee nummers van Power Of The Rock 2 opgenomen voor Countdown Café in 1986. Deze opnamen zijn al eens uitgebracht op de cd-uitgave van We Have Ways To Make You Rock en zouden dus al in je bezit kunnen zijn. Zo niet dan is dit een mooie kans want het was een prima optreden daar voor Veronica. Ook op de tweede “bonus-cd” is de geluidskwaliteit wat wisselend. Zo klinkt de demo 1 versie van Rock ’n Roll Shower eerder een rehearsal. Een song als Cry Of The Sirens daarentegen klinkt dan weer heel behoorlijk met een zeer gemotiveerd knallende Goewie. Leuk op deze schijf zijn verder met name de uitgebreide VARA’s Vuurwerk-jingles en Castles In The Air dat hier nog niet voorzien is van het klavecimbel-intro, maar meteen je voordeur intrapt. Op Power Of The Rock 3 klinken de demo nummers gewoon (soms meer dan) goed. De show wordt echter toch gestolen door de live versies van Dreamworld, Take It To The Limit, Rock ’n Roll Shower en May Heaven Strike Me Down en de daarop volgende studio nummers.
Met het luisteren naar deze muziek, komt het jeugdsentiment even weer terug. Op een fiets of trein naar concerten in de buurt. Dynamo Open Air 1987 met als headliner Stryper, waarbij Vengeance toen voor mij nog onbekend als een van de eerste bands mocht optreden. Een onvergetelijk optreden met een geweldige frontman als Leon Goewie, die het publiek weet op te hitsen en mee te krijgen met een flinke dosis humor en clowneske bewegingen. Erg melig optreden, maar prima te doen. Opvallende setlist ook met Kom van dat dak af (vanwege een stelletje onverlaten die op een dakje aan het springen waren en Liever Kips In M’n Bips Dan Gewone Leverworst. Ik neem aan dat de parodie op Kips leverworst de band geen problemen heeft opgeleverd, maar was wel legendarisch. De eerste biertjes en de eerste gitaarriffs. En we hebben het over serieuze riffs. We ontkomen niet aan nummers zoals ’She’s The Woman’, ‘Dreamworld’, ‘Take It Or Leave It’, ‘Rock ‘ n Roll Shower’ en ‘Take Me To The Limit’ om er een paar te noemen.En wat denk je van een van hun betere nummers naar mijn mening ‘Death Ride to Glory’, deze werd nooit uitgebracht op een album. Er is zoveel te genieten en te (her) ontdekken in deze boxset. Deze cd-box is de ultieme manier om de discografie van één van de meest respectabele hardrockgroepen in huis te halen en op de koop nog eens een fikse portie extra materiaal te verkrijgen. Na twee/drie decennia blijkt de muziek van Vengeance een tijdloos karakter te hebben en blijft het fijn om die oude albums nog te draaien.
Ray Alder – What The Water Wants
Jaar van release: 2019
Label: Inside Out Music
Als fervente fan van Fates Warning en Redemption, ontkom je er niet aan om het solo album van Ray Alder te beluisteren, de zanger van eerder genoemde bands. Ray Alder heeft zijn sporen al ruimschoots verdiend als zanger van onder meer de progressieve metal bands Fates Warning, Engine en Redemption. Het heeft lang geduurd eer Ray Alder deze solo-uitstap besloot te doen, maar het levert ons dan ook een weldoordacht album met prachtige melodieën op. Na 30 jaar vond hij het tijd voor zijn eerste solo-album onder eigen naam.
Eerder bracht hij al wel twee albums uit onder de naam Engine, wat hij toch meer band-producties vond. Maar wanneer bestempel je een album als ‘solo’-album? Want op deze cd, met als titel What The Water Wants, doet Alder niet meer dan wat hij altijd al doet: zingen.
Ray Alder is al jaren – sinds 1987(!) – de frontman en zanger van de Amerikaanse progressieve metal band Fates Warning, maar daarnaast stond hij ook aan de zijde van Nick Van Dyk om Redemption groot te maken. Sinds hij deze laatste band verlaten heeft – en hij daar heel adequaat vervangen is door Tom Englund van Evergrey – had hij meer tijd om eindelijk werk te maken van een eerste soloalbum.
Muzikaal wordt hij bijgestaan door Mike Abdow, de tour-gitarist van Fates Warning.
In zijn nieuwe thuisland ontmoette hij gitarist Tony Hernando (mastermind Lords Of Black) en hij leverde drie songs aan voor Alder’s baby: ‘Shine’, ‘A Beautiful Lie’ en ‘Wait’. Deze songs behoren ook tot het heftigste materiaal dat op dit album prijkt, met vurige neoklassieke gitaarsolo’s en uptempo van aard. De tweede medecomponist is gitarist Mike Abdow, tourgitarist van Fates Warning en zijn aangeleverd materiaal is veel meer gesofistikeerd, met een duidelijke voorliefde voor zwevende gitaarsolo’s geënt in progressieve rock. Drummer Craig Anderson (Ignite) kwam eveneens aan boord en zo is dit een album met pittige contrasten geworden met als overkoepelend thema water.
Dat brengt mij bij het resultaat van de tien nummers met een totale speellengte van 46 minuten. De zangkwaliteiten van Ray Alder staan buiten kijf. Dat bevestigt hij nogmaals op deze cd en in het eerste nummer Lost, waarin hij het hele vocale spectrum laat passeren. Net als Lost zijn Crown Of Thorns en Some Days relatief rustige rocknummers. Ze geven Alder de ruimte zijn gevoelige kant te etaleren. Die ruimte wordt hem door zijn gelegenheids band ook geboden. Want wat zijn dat een klasbakken, wars van elke vorm van egotripperij of spierballenvertoon. Men musiceert volledig in het belang van het geheel, waarbij de uitstekende productie van deze cd alleen maar helpt.
De zanger schuwt dan ook geenszins sensitieve tracks als het gepolijste, popachtige ‘Crown Of Thorns’, het kalme ‘Some Days’ of het sfeervolle ‘Under Dark Skies’ waarbij we de link met A Perfect Circle (één van Alder’s favoriete bands) zeker weten te appreciëren. Opener ‘Lost’ doet ons dan weer zwaar aan Evergrey denken en daar is niets mis mee. Toch is het ook fijn dat er progressieve power metal tracks op dit album te vinden zijn, zodat afwisseling troef is.
Na deze rustige start wordt met Shine en A Beautiful Lie doorgeschakeld naar stevige kost. Hier komen Fates Warning en Redemption voorzichtig in het vizier. Ik schrijf bewust ‘voorzichtig’, want Ray Alder duikelt niet in de val zich hier voor te doen als frontman van deze bands. Hij blijft vooral zichzelf. Rustpunt van het album en misschien ook wel hoogtepunt is The Road, wat regelrecht uit Alder’s hart gezongen wordt. De goede opbouw van dit album illustreren Wait en What The Water Wanted, waar de albumtitel van is afgeleid. Beiden zijn solide en stevige hardrockers. The Killing Floor, met een onverwacht en vrij abrupt outro, is het slotakkoord van dit positief verrassende album.
Ray Alder stelde voorop dat hij andere muzikale paden dan voorheen wou bewandelen in zijn solocarrière, dus niet zomaar een doorslagje van Fates Warning of Redemption. Het raggende ‘What The Water Wanted’ swingt lekker en kan men ook onverbiddelijke toegankelijkheid aanmeten.
Dat Alder een bijzonder aangename stem heeft hoeven we niet meer te vermelden. Bovendien maakte men gebruik van de knowhow van de Italiaanse producer Simone Mularoni (DGM) om dit alles op passende wijze te mixen. Het heeft lang geduurd eer Ray Alder deze solo-uitstap besloot te doen, maar het levert ons dan ook een weldoordacht album met prachtige melodieën op.
Jaar van release: 2019
Label: Napalm Records
Met de toevoeging van summiere nieuwe elementen weet Alter Bridge met ‘Walk The Sky’ een rijk geschakeerd album te bieden dat elke muziekliefhebber van doorleefde rock ook een aangenaam vertrouwd gevoel zal geven.
In meer dan vijftien jaar intensieve activiteit heeft Alter Bridge zich wereldwijd populair gemaakt bij zowel liefhebbers van hardrock, pure metalfans als aanhangers van post grunge. De unieke sound van de Amerikaanse band – met wereldzanger Myles Kennedy en gitaargenie Mark Tremonti als boegbeelden.
Dit Walk The Sky is alweer het zesde studioalbum en we weten inmiddels dan ook wel een beetje wat we kunnen verwachten. Kwaliteitshardrock met een metal inslag, afwisselend gitaarwerk van een redelijk briljante Mark Tremonti en foutloze zang van Myles Kennedy op een snaarstrakke ritmesectie. Bij mij is de vraag vooraf dan ook vooral of er op de plaat misschien ook uitschieters en verrassingen staan die de band naar een volgend niveau kunnen tillen.
Nog meer geperfectioneerd door deze jarenlange ervaring. Geruggensteund door de ritmesectie, bestaande uit bassist Brian Marshall en drummer Scott Phillips, creëerden ze maar liefst veertien nieuwe, compacte songs als opvolger van ‘The Last Hero’ (2016). De band zelf heeft het bij het schrijven van de plaat in ieder geval eens over een andere boeg gegooid en getracht een echte bandplaat te maken. Waar op de vorige albums de ideeën door Tremonti en Kennedy afzonderlijk werden aangedragen en vervolgens met producer Michael “Elvis” Baskette tot songs werden uitgewerkt, is de volledige band nu met de ideeën aan de slag gegaan. Hoewel we dat (nu we het weten) her en der wel denken te kunnen horen, leidt dat echter muzikaal niet tot een grote breuk met het verleden. Sterker nog, de heren bestempelen de plaat als een terugblik op de carrière waarbij elementen van alle vorige releases samenkomen in nieuwe nummers.
Het is direct duidelijk: Walk The Sky gaat niet uit de toon vallen bij de voorgaande vijf goede en soms zelfs sublieme voorgangers.
Het atmosferische, maar bezwerende ‘One Life’ is een sensitieve start, waarna de heavy gitaren losbarsten in de vertrouwde sound van ‘Wouldn’t You Rather’. Deze single is samen met het licht dramatische ‘Take The Crown’ en het energieke ‘Pay No Mind’ al voor de leeuwen gegooid als smaakmakers. Maar er valt nog veel meer te melden over dit nieuwe werkstuk van deze heren. Zo opent ‘Godspeed’ de deur naar smaakvolle toevoeging van jaren tachtig toetsen, maar dit wordt op zulk een kundige manier gedaan dat het nog op en top als Alter Bridge klinkt. Ook het sluipende ‘Indoctrination’ laat een nieuwe avontuurlijke sound horen met zware, laaggestemde gitaren die wat industrial aandoen en oosterse klanken. Het album vertoont sporen van de zoektocht naar innerlijke vrede in de teksten, maar kent toch uiteindelijk een opbeurend timbre. Dit horen we in ‘The Bitter End’ (hoe paradoxaal dit ook mag lijken met zo’n titel) en ‘Clear Horizon’. Het door Mark gezongen ‘Forever Falling’ houdt een stevig tempo aan, terwijl we in het bedachtzame ‘Walking On The Sky’ enige gelijkenissen met Stone Temple Pilots horen. De grande finale bestaat uit het epische, prachtige ‘Dying Light’ dat verlichting lijkt te brengen na het gevecht tegen je demonen.
Met de toevoeging van summiere nieuwe elementen weet Alter Bridge met ‘Walk The Sky’ een rijk geschakeerd album te bieden dat elke muziekliefhebber van doorleefde rock ook een aangenaam vertrouwd gevoel zal geven.
Jaar van Release: 2019
Label: Frontiers Music
Het debuut van Eclipse zag het levenslicht in 2001, maar ervaarde een echte doorbraak met het in 2012 verschenen “Bleed & Scream” album. De band bouwde een heuse live-reputatie op en zanger Erik is een veelgevraagd producer in het genre. Ze blijven min of meer trouw aan hun formule, maar op elk album vallen er toch nieuwe elementen te ontdekken. Binnenkort verschijnt hun zevende album “Paradigm”. De Zweedse melodieuze rock act met Magnus Henriksson en Erik Martensson bestaat inmiddels alweer een kleine 20 jaar. De band weet van de power rock meer melodie in de songs te verwerken, waardoor de band inmiddels mee kan doen aan festivals die richting het Eurovisie Songfestival gaan. Is dat een schande? Nee, dat zeker niet. De heren weten de power popsongs aantrekkelijk te maken voor een groot publiek. Alleen in Nederland blijkt men hier wat meer moeite mee te hebben.Inmiddels weet de band langzamerhand een fanschare op te bouwen buiten Scandinavië. Het past is de sfeer van de oude Europe, die inmiddels weer mooie classic rock albums maakt.
De eerste single ‘Viva La Victoria’ start op een licht commerciële wijze, maar volgens de gekende Eclipse formule. Een aanstekelijke riff, sterke vocalen aangevuld met een puur meezingrefrein. De tweede single ‘Mary Leigh’ ligt nog lekkerder in het gehoor en bouwt geleidelijk op naar het explosief refrein. Het gros van de nummers klokken af op iets langer dan de radiovriendelijke drie minuten. Met zijn 41 minuten is dit geen super lang album, maar beter op die manier zonder missers en opvullers om tot een vol uur te komen. De nummers moet je ook wat laten inwerken en meerdere luisterbeurten is dus een verplichting. De nummers groeien elke keer en zorgen er voor dat Eclipse tot de koning van de AOR met ballen kan gekroond worden.
‘Shelter Me’ start op semi-akoestische wijze met de krachtige heldere stem van Erik en een rustig kabbelende gitaar en het refrein brengt wat kracht in deze Eclipse-ballade. Op ‘United’ horen we de perfecte legering van radiorock met melodieuze rock. Een echte partyrocker dat het live ongetwijfeld goed zal doen! Eens de nummers je geïnfecteerd hebben, geraak je er met geen enkel medicijn nog vanaf en blijf je ze meedragen.
Tijdens het vlotte ‘Delirious’ is de gitaar van Magnus heer en meester en zorgt de zoete samenzang voor een leuk contrast. Het iets langere ‘When the Winter Ends’ kan als de tweede ballade beschouwd worden, die bijna hetzelfde pad volgt als het eerdergenoemde ‘Shelter Me’, maar toch iets scherper overkomt.
De knaller van het album is ongetwijfeld ’38 or 44’! De gitaren doen me sterk aan Stryper ten tijde van hun ‘Soldiers Under Command’ album denken. Het nummer bezit ook de nodige vaart en krijgt de titel van headbanger van het album. De langste track ‘The Masquerade’ is een ware schot in de roos! Een melodieuze gitaarsolo trekt de aandacht en de invallende krachtige zang van Erik doet je de ogen opentrekken. Verder zal de samenzang en de spetterende solo van Magnus een glimlach op je gelaat toveren. Dit is mijn persoonlijke favoriet van het album. Afsluiter ‘Take Me Home’ is het zoveelste voorbeeld van hoe de stem van Erik je kan bedwelmen en je verplicht tot meezingen. Bij elk album lijkt de man aan kracht te winnen.
Het zijn heerlijke popsrock songs die misschien gedateerd klinken, maar gelijktijdig heerlijk fris uit de speakers brullen.Voor de rockers die de 80s een warm hart toedragen is dit zeker een album dat beluisterd moet worden.
VandenPlas – The Ghost Xperiment (Awakening)
Jaar van release: 2019
Label: Frontiers Records
Het is de Duitse progrock act VandenPlas die met regelmaat een album op de markt brengt. De band uit Kaiserslautern doet al jaren mee en viert dit jaar hun 25ste jubileum. Ter ere van dit is de box The Epic Works met 11 cds uitgebracht. En ja, terwijl dit hun 9de album is. Dit album is het eerste deel van het concept en deel 2, Illumination verschijnt volgend jaar.
Vier jaar geleden bracht de Duitse progmetal band Vanden Plas het laatste studioalbum uit. Dat was Chronicles Of The Immortals Netherworld II. Afgelopen vier jaar moesten de fans het doen met The Seraphic Liveworks (2017) en de lijvige boxset The Epic Works 1991 – 2015 (2019).
Vanden Plas staat al jaren voor kwaliteit. Aan alle aspecten van hun composities wordt met uiterste zorg aandacht besteed.
De bandleden zijn betrokken bij theaterprojecten en rock musicals als Jesus Christ Superstar, The Rocky Horror Show , Little Shop of Horrors , en Evita .
In 2004 werd door Andy Kuntz een ambitieus soloproject onder de naam Abydos gestart . Dit is min of meer ook een rockmusical.
Op 31 maart 2006 bracht de band een concept album, getiteld Christus 0 uit. Gebaseerd op Alexandre Dumas, père ’s boek De graaf van Monte Cristo . In april 2008 is het album in Duitsland op het toneelpodia uitgevoerd; De podium productie werd uitgeroepen tot Christo – Die Rockoper .
De laatste twee releases Chronicles Of The Immortals – Netherworld (Path One) en Netherworld II zijn gebaseerd op Die Chronik der Unsterblichen door fantasie auteur Wolfgang Hohlbein. Beide albums zijn afgeleid van het theaterstuk Blutnacht .
Het is dan ook verrassend, dat ze wederom met een conceptalbum komen wederom in een twee luik.
Op dit eerste deel de Awakening valt op dat er minder plaats is voor bombast en gelaagdheid en kiest de band voor een directere aanpak. Niets mis mee maar de band weet dan ook niet al te veel te verrassen.
Het concept is gebaseerd op een paranormaal experiment. De hoofdpersoon in het verhaal is Gideon Grace, gespeeld door frontman Andy Kuntz. Deze hoofdpersoon vecht tegen de meedogenloze schaduwen van The House Of Rain. Door immens verdriet na de dood van zijn geliefde Ivy, is Gideons pijn ook de drijvende kracht in een oorlog met zijn demonen. In boeken uit de bibliotheek van een Duitse school voor metafysica leest hij over geheime leraren en parapsychologische experimenten. Die vormen een belangrijke basis van waaruit hij vecht tegen de wezens van de duisternis.
Met een bijna 8 minuten durende ‘Cold December Night’ start het verhaal over de geesten en het leven van hiernamaals. De band staat bekend als een soort Duitse Dream Theater al speelde men hiervoor als support act voor deze progrockband. Nu staat VandenPlas op eigen benen de hoofdact op vele festivals in Europa te spelen. Met de gedachte dat hun helden en Rush in hun muziek verwerkt is valt het nummer ‘The Phantoms’ op zijn plek. Het doet erg denken aan de oude progrock act.
Met de bewering, dat deze band andere acts zou naspelen, doen we deze heren tekort. De pianostukken die opgebouwd worden naar een bombastische climax is hun wel toevertrouwd en tevens ook in van hun kenmerken. Het wordt alleen wat lastig dat dit bij iedere nummer gebeurd waardoor de diversiteit van de songs in geding komt. ‘Fall From the Skies’ mag dan 9 minuten duren, het blijft een herhaling van de songs ‘Three Ghost’ en ‘Devil’s Poetry’ die eerder voorbij zijn gekomen.
We wachten af hoe het verhaal van de Fallen Angels afloopt. Het is nog steeds een stuk beter dan het gros van de bands, die zich in het genre probeert staande te houden, maar had zelf gehoopt, dat ze de lijn zouden oppikken van hun fantastische album Christ O.
The Ghost Xperiment lijkt aanvankelijk een routinematig Vanden Plas album. Naarmate het album vordert ging de muziek mij meer raken.
Black Star Riders – Another State Of Grace
Jaar van release: 2019
Label: Nuclear Blast Records
Another State Of Grace is alweer het vierde album van Black Star Riders, de formatie die tot 2013 eigenlijk nog gewoon Thin Lizzy heette. Met die band wordt af en toe nog opgetreden, maar voor zanger en gitarist Ricky Warwick draait het tegenwoordig allemaal om Black Star Riders. Het gaat goed met de Black Star Riders. Na drie meer dan prima albums heeft de band rond Ricky Warwick en Scott Gorham hun contract met Nuclear Blast verlengd.
Het lijkt nog als de dag van gisteren dat de bandleden van de toenmalige versie van Thin Lizzy verder zijn gegaan onder de naam Black Star Riders, zodat ze nieuwe muziek konden gaan maken. In 2013 verscheen het debuut All Hell Breaks Lose, dus dat is toch alweer zes jaar geleden. Bovendien zit de band totaal niet stil en zijn er inmiddels al vier albums ingeblikt, waaronder het nieuwe Another State Of Grace. Met dit werktempo zou het zomaar kunnen dat de 68-jarige Scott Gorham met Black Star Riders het aantal albums gaat halen dat hij met Thin Lizzy heeft gemaakt, namelijk negen.
Daar waar de discografie van Thin Lizzy uit een aantal missers bestaat, zoals bijvoorbeeld Chinatown (1980) en Shades Of A Blue Orphanage (1972), is dat bij Black Star Riders niet het geval. Natuurlijk heeft Thin Lizzy veel meer albums gemaakt, maar tot nu toe is het plaatwerk van Black Star Riders behoorlijk consistent in kwaliteit. En die is bij alle drie voorgangers van Another State Of Grace hoog. Het zijn stuk voor stuk aanraders voor liefhebbers van moderne classic rock en degenen die Thin Lizzy een warm hart toedragen. Maar in plaats van een kopie van die formatie te zijn, is Black Star Riders een op zichzelf staande band met een eigen geluid.
Voordat Black Star Riders de studio indook voor Another State Of Grace, gaf gitarist Damon Johnson te kennen ermee te stoppen. Samen met zanger en gitarist Ricky Warwick was hij verantwoordelijk voor de meeste songs, dus het was spannend of het hoge niveau op het nieuwe album vastgehouden kon worden. Dat is gelukkig wel het geval. Nieuwkomer Christian Martucci, ook gitarist bij Stone Sour, blijkt ook een neus te hebben voor goede songs. Daarnaast hebben bassist Robbie Crane en Scott Gorham een grotere bijdrage geleverd.
De titeltrack Another State Of Grace is als single uitgebracht en laat horen dat er niets is veranderd aan de formule. Het is een herkenbare, energieke song vol met Ierse invloeden. Ain’t The End Of The World is nog zo’n nummer met fijne Thin Lizzy-referenties, terwijl Underneath The Afterglow en Standing In The Line Of Fire ook zonder die invloeden sterke rocksongs zijn. Warwick lucht zijn hart in het emotionele Why Do You Love Your Guns?, een vraag die de hele wereld stelt aan de Verenigde Staten na de zoveelste schietpartij.
De band heeft dit album overigens opgenomen onder leiding van Jay Ruston in de Sphere Studios in Burbank in Californië. Ruston werkte in het verleden onder andere met Stone Sour, Anthrax en Uriah Heep en heeft dit album een moderne doch authentieke sound gegeven. Authentiek is overigens wel een kernwoord want de hardrock van Black Star Riders kun je zo wel beschouwen. Klassieke songformules die tijdloos zijn en een nostalgische sfeer uitademen. Stuk voor stuk allemaal pluspunten. En wat ik eigenlijk het belangrijkste vind, is dat Black Star Riders het juk van Thin Lizzy nu echt afgeschud hebben. Je kon die tendens al horen op de vorige albums. Stukje bij beetje kreeg de band een eigen gezicht. Uiteraard hoor je zeker wel invloeden van Thin Lizzy waaruit Black Star Riders is ontstaan. Het ligt er alleen niet meer duimendik bovenop zoals op het debuut nog wel het geval was.
Voor de liefhebbers van degelijke hardrock, die goed geschreven is en catchy klinkt en mooie zanglijnen heeft met betekenisvolle teksten, mag dit album niet in de collectie ontbreken. Een dikke vette aanrader.
Jaar van release: 2019
Label: Frontiers
In de categorie van de guilty pleasures, had ik dit jaar nog geen AOR album toegevoegd aan de collectie. In de jaren 80 tot begin jaren negentig, was dit genre vooral in Amerika niet van de buis af te slaan (MTV). Met topbands als Boston, Bad English, Journey, Foreigner en onder andere Def Leppard kwam de rockscene goed voor de dag. In de jaren negentig kwam hier het verval. Daarna sneeuwde het genre wat onder, er werden nog wel goede albums gemaakt door diverse bands, maar kregen niet meer de airplay en verdwijnt het langzaam meer naar de achtergrond. Ook in de Aardschok kom je dan weinig goede recensies tegen van AOR artiesten, zo nu en dan komt er dan wat voorbij. Zo ging het in de ook met Soleil Moon. Toch een paar luisterbeurtjes wagen, daarna een stukje historie opzoeken op het internet en het begin van de recensie is ontstaan.
Het begint eind jaren negentig, wanneer Larry King (jazz) pianist John Blasucci elkaar ontmoeten. Hierna weten de heren een muzikale voorkeuren samen te smelten en schrijven ze samen hun eerste nummers. Het resultaat is de band Soleil Moon. Als zanger van de melodic rockact Human Factor weet King met Blasucci songs om te vormen tot AOR songs dat in de lijn ligt van Styx. Na de grote lovende kritieken die Soleil Moon verzamelde met de release van hun eerste twee albums, ‘Worlds Apart’ (1999) en ‘On the Way To Everything’ (2011), kwam de band in 2018 opnieuw samen om een nieuw album te maken. Geboren als een samenwerking tussen zanger Larry King (Michael Thompson Band) en toetsenist John Blasucci (Dennis DeYoung), is Soleil Moon een persoonlijke uitlaatklep geworden voor schrijver / producer King.
Het is ook niet helemaal verwonderlijk dat Blasucci bij Dennis DeYoung (Styx) opduikt. Inmiddels zijn we 10 jaar later en het derde album van King en Blasucci is nu daar.
Wederom weten de heren prachtige luchtige rocksongs te maken. Songs als ‘Here For You’, ‘Just So You Know’ en de knuffelballad ‘Halfway To Knowhere’ brengen niets nieuws, maar zijn allen zeker pakkend. Soms bombastisch en dan weer klein intiem. Alles is goed en mooi gezongen en soms wat te klef voor de gemiddelde hardrocker.
Persoonlijke verhalen zorgen voor betekenisvollere liedjes waar anderen hopelijk zich mee kunnen identificeren. Elk nummer neemt een reis die zijn eigen vignet van ruimte en tijd heeft en een filmpje in je hoofd creëert. Larry King hoopt dat mensen naar het verhaal gaan luisteren en het gaan beleven. John Blasucci, Khari Parker, Alan Berliant, Chris Siebold, Lee Sklar, Vinnie Colaiuta, Joie Scott, Opal Staples, Mike Harvey, Kelly Keagy, Jeff Morrow, Cheryl Wilson, Craig Bauer, Jeff Breakey en, natuurlijk, Michael Thompson hebben meegeholpen om de songs vorm te geven. Als een speciale traktatie bevat het album het nummer ”72 Camaro’, dat werd uitgegeven als een Michael Thompson Band single in afwachting van de prestaties van die band op het Frontiers Rock Festival in Milaan in 2018. Legt King uit: “Michael en ik werken vaak samen aan verschillende projecten en toen we besloten om het MTB-record te doen, begonnen we allebei te schrijven. ”72 Camaro’ was een nummer over mijn eerste auto en was heel persoonlijk voor me. Het was mijn verhaal. Tegen de tijd dat het MTB-album ‘Love And Beyond’ klaar was, hadden we elkaar wederzijds
besloot dat omdat dit mijn verhaal was, het beter geschikt zou zijn voor het Soleil Moon-record.
Laat je niet in de luren leggen door de hoes, het is het een heerlijke plaat in de serie van de AOR sound.
Jaar van release: 2019
Label : Mascot Label Group
Teramaze is een Australische progressieve rock band, afkomstig uit Melbourne, die in de jaren negentig al aan de weg timmerde en albums uitbracht, het in 2006 voor gezien hield en in 2012 terugkeerde met het album `Anhedonia`. Het muzikale labeltje dat de platenmaatschappij er destijds op plakte, thrash metal, was in 2012 al dubieus maar heeft de band inmiddels mijlenver ver achter zich gelaten. Snelheid of vingervlugheid spelen geen rol bij het Australische vijftal. Goed gestructureerde melodielijnen en harmonie, geavanceerde arrangementen, melodieuze vocalen en een open karakter nemen een hoofdrol in. En op het nieuwe album `Are We Soldiers` is dat niet anders.
Metal in het straatje van Darkwater, Dream Theater en Seventh Wonder. Hun vorige plaat Her Halo was alvast een meesterwerk, dat zeer verslavend werkte en moeilijk te overtreffen viel.
Ze combineren progressieve metal met krachtige gitaarakkoorden, ingewikkelde tempowisselingen, opzwepende melodieën en poprefreinen. Het technisch niveau ligt hoog, maar de muziek klinkt niet pretentieus. Naast het thrashy gitaarwerk en de symfonische ondertoon, is het vooral de melancholie die hen doet opvallen.
Net als op het eerdere werk, `Esoteric Symbolism` (2014) of `Her Halo` (2015), worden de tracks daarbij tot in finesse ingekleurd. De tien tracks kennen een totale speelduur van zeventig minuten. Het album is daardoor vrij lang, met een gemiddelde van bijna zeven minuten per song. De hardere lijn en grotere aaneenschakeling van complexe passages, gaat deels ten koste van de melodie, waardoor de songs in eerste instantie minder vlot in het gehoor klinken. De vorige plaat was een stuk toegankelijker en er waren dan ook heel wat luisterbeurten nodig om dit opus op zijn waarde te kunnen beoordelen.
De twee singles en het tweede deel van het twaalf minuten lange Depopulate sprongen er bovenuit. Weight of Humanity handelt over de druk die we ervaren in ons leven en wat we beschouwen als waarheid en leugen.
met vijfenhalve minuut is opener `Fight or Flight` de kortste track en afsluiter `Depopulate` met zijn bijna twaalfminuten het langste. In vergelijking met `Her Halo` heeft de band iets aan toegankelijkheid gewonnen; dat heeft zeker van doen met de terugkeer van zanger Brett Rerekura op het oude nest. Zijn vocalen zijn net even melodieuzer en gevoeliger aangesneden en maken tracks als `From Saviour to Assassin`, `Orwellian Times` en `Weight of Humanity` absolute melodieuze pareltjes. Een muzikale vergelijking vind je nog steeds in bijvoorbeeld Anubis Gate of een wat rauwere versie van landgenoten Caligula`s Horse.
`Are We Soldiers` is een logisch vervolg en ligt volledig in lijn met het eerdere werk van Teramaze.
Samenvattend: Progressieve metal met goed gestructureerde melodielijnen met geweldige solo’s, strakke riffs, complexe songstructuren en hemelse vocalen. Wanneer je van progressievere, melodieuze metal houdt, zweert bij opzwepende melodielijnen, dan kun je aan `Are We Soldiers` je hart ophalen.
Sweet Oblivion – Sweet Oblivion
Jaar van release: 2019
Label: Frontiers
Ex-Queensrÿche zanger Geoff Tate heeft er een nieuw project bij. Naast onder meer Operation: Mindcrime en Avantasia zal de legendarische zanger nu te horen zijn op Sweet Oblivion. Dat album zal vanaf 14 juni verkrijgbaar zijn via Frontiers Music Srl. Tate krijgt het gezelschap van o.m. gitarist Simone Mularoni van de Italiaanse progmetalband DGM.
Geoff Tate wordt door menigeen nog steeds gezien als een van de meest toonaangevende zangers in het metal genre en gebaseerd op hetgeen hij indertijd met Queensryche heeft neergezet valt daar wel wat voor te zeggen. Vanaf de begin jaren tachtig, toen nog opererend onder de naam Myth, tot aan zijn vertrek in 2012 is hij de zanger en frontman geweest van dit metal instituut, waarmee hij een aantal klassiekers in het genre heeft afgeleverd. Met name de EP `Queen Of The Reich` (uit 1983), de full-length debuutplaat `The Warning` (uit 1984) en `Operation: Mindcrime` (uit 1988). Na zijn vertrek uit Queensryche heeft Geoff met zijn nieuwe band Operation: Mindcrime een drietal concept-platen uitgebracht, maar die waren veel te experimenteel van aard en konden we totaal niet boeien.
Het is in het verleden dikwijls voorgevallen en je kan er gif op innemen dat het in de toekomst nog van dat zal zijn. Een bekende en succesvolle act ziet hun zanger, om wat voor reden, vertrekken en die gaat dan zijn eigen weg. In enkele zeldzame gevallen groeit dat uit tot iets dat minstens even succesvol wordt, zie Ozzy Osbourne en Ronnie James Dio, maar in het algemeen is het een reality check. Plots worden uitverkochte Sportpaleizen overal ter wereld half gevulde zweterige clubs of, erger nog, achterafzaaltjes van cafés in iets wat amper een provincie stad kan worden genoemd. Ik vraag me af wat dat met een artiest doet. Neem nu Geoff Tate. De man had met Queensrÿche de wereld eind jaren tachtig en begin negentig helemaal aan zijn voeten. Hij had het ultieme conceptalbum gemaakt met ‘Opertation Mindcrime’ en kwam daarna op de proppen met het al even straffe ‘Empire’. Later liep het mis en eindigde de mooie samenwerking in een juridische veldslag. Ondertussen ligt dat alles achter ons. Queensrÿche staat weer op de rails, al is dat op een zijspoor, maar Tate bevindt zich toch in een nog kleiner stationnetje waar ’s morgens in de vroegte amper drie wagentjes netjes op een rij staan. Hij heeft zijn hele ‘Operation Mindcrime’ saga ondertussen zo uitgemolken dat het bijna zielig wordt. Zijn eigen materiaal is nog steeds dik in orde, alleen slaat het niet aan. Hij moet blijven teruggrijpen naar dat ongelooflijke succesverhaal. Nu wil men opnieuw een nieuwe weg inslaan.
Met behulp van het Italiaanse label en enkele muzikanten uit dat land is er deze Sweet Oblivion gekomen. De opdracht was simpel. Schrijf enkele originele songs die naadloos aansluiten bij de sound en feel van de eerste twee Queensrÿche platen, ‘The Warning’ en ‘Rage For Order’. Iets waar die Italianen met vlag en wimpel in zijn geslaagd. Dit is een puike cd geworden vol pakkende gitaren en een sfeerschepping die inderdaad perfect aansluit bij de begindagen van Geoffs succes. Zijn stem blendt perfect met de muzikale brouwsels.
Middels dit gelijknamige debuutalbum laten ze ons kennismaken met hetgeen waar Sweet Oblivion voor staat en gelukkig kan ik concluderen dat dit een heel stuk beter is dan wat Geoff met Operation: Mindcrime op de markt gebracht heeft. De tien nummers die dit debuutalbum te bieden heeft doen me erg denken aan de beginperiode van Queensryche, ten eerste natuurlijk vanwege het unieke stemgeluid van Geoff zelf maar ook zeker vanwege de opbouw en structuur van het songmateriaal, al dient daar meteen bij gezegd te worden dat dit hoge niveau (nog) nergens gehaald wordt.
Dat neemt niet weg dat er een behoorlijk aantal interessante nummers op deze plaat te vinden zijn, want met name opener `True Colors`, `Behind Your Eyes`, `My Last Story` en titelnummer `Sweet Oblivion` laten horen waar de band toe in staat is. Ondanks het feit dat Geoff de hoge noten niet meer zo gemakkelijk weet te halen als vroeger kwijt hij zich erg goed van zijn vocale taak, terwijl met name gitarist Mularoni in positieve zin opvalt met zijn flitsende gitaarspel. Er zijn nog wel de nodige verbeterpuntjes aan te wijzen, want ik ben niet erg kapot van de ballad `Disconnect` terwijl nummers zoals `Transition`, `The Deceiver` en `Seek The Light` te veel dezelfde aanpak kennen om echt onderscheidend te zijn.
Het doet zelf de vraag rijzen of Geoff het professionele drama in zijn leven ondertussen heeft verwerkt. Zou de man zijn verdiende centen niet goed belegd hebben? Daar twijfel ik aan. Is het dan allemaal uit liefde voor de muziek dat hij dit doet? Ik geef hem het voordeel van de twijfel. Zijn stem is nog steeds top, de hoge noten worden moeiteloos gehaald. Hopelijk droomt hij niet meer van uitverkochte arena’s en doet hij wat hij eigenlijk al had moeten doen na het einde van het Queensrÿche verhaal: genieten.
Hopelijk kan hij die progressie doortrekken op een mogelijke volgende release, want feit blijft dat hij nog steeds een goede zanger is die zich in Sweet Oblivion omringd heeft door een aantal zeer capabele muzikanten. `Sweet Oblivion` is dan ook een erg verdienstelijk debuutalbum geworden en de band heeft mijns inziens zeker de potentie om nog verder door te groeien.
Arch/Matheos – Winter Ethereal
Jaar van release: 2019
Label: Metal Blade Records
In 2003 verraste John Arch, na zich zeventien jaar lang uit de muziekwereld te hebben teruggetrokken om fulltime als meubelmaker aan de slag te gaan, met de geweldige EP A Twist Of Fate. Hierop liet hij ondanks de vele jaren van muzikale inactiviteit horen dat zijn markante stem nog niets aan kracht had ingeboet. Dit album markeerde ook de start van een hernieuwde samenwerking met Jim Matheos. Deze kreeg een vervolg in 2011 met het fantastische Sympathetic Resonance, dit keer onder de noemer Arch / Matheos. Acht jaar later vinden de heren de tijd rijp voor de opvolger Winter Ethereal.
Jim Matheos is medeoprichter en tegenwoordig nog het enige originele lid in Fates Warning, alsook de belangrijkste componist. John Arch was de eerste zanger van de band, te horen op de drie eerste albums, maar hij werd nadien vervangen door Ray Alder. In 2011 maakten de twee al een album onder de naam Arch/Matheos: `Sympathetic Resonance`, maar dat bevatte materiaal dat eigenlijk bedoeld was voor de opvolger van `Fates Warning X`. Bovendien werd het ingespeeld door de voltallige FW bezetting, behalve de zanger.
Best opmerkelijk. In de jaren tachtig zong Arch welgeteld drie albums van Fates Warning in, om vervolgens compleet van het toneel te verdwijnen. Die paar shows met Fates Warning zorgden kennelijk ook voor wat broodnodige inspiratie. Niet voor een nieuw album in die klassieke bezetting, maar voor de tweede plaat van Arch/Matheos. Acht jaar hebben we er op moeten wachten, sinds het spectaculaire debuut Sympathetic Resonance. Een cd die in eerste opzet eigenlijk als een gewoon Fates Warning-album, met huidig zanger Ray Alder, bedoeld was. Winter Ethereal is dat niet. Winter Ethereal is puur en alleen van John Arch en snarenplukker Jim Matheos. Aangevuld met een karrenvracht aan gastmuzikanten.
Dat hoor je eraan af. De kenmerkende staccato riffs van Matheos spelen een veel minder opvallende rol op deze tweede telg. De Amerikaan hakt er wel degelijk afgemeten op los, waar nodig, maar daagt zichzelf regelmatig uit tot instrumentale partijen die we niet zo van hem gewend zijn. Zo speelt de gitarist de nodige solo’s. Normaliter niet zijn sterkste kant, al brengt hij het er samen met enkele gastsolisten bijzonder sterk vanaf. In de sound zit tevens veel meer melodie dan voorheen. Zweverige gitaarlijnen en catchy stukken vechten continu om de aandacht met complexere akkoordenschema’s. In slotstuk Kindred Spirits gaat Arch/Matheos zowaar even op de powermetaltoer, met gierende solo’s en de snelste drumpartijen van het album.
Toch is Winter Ethereal de betere plaat in vergelijking met zijn voorganger. Deels door het afwisselende songmateriaal en het spetterende gitaarwerk, maar vooral door de man met de hoge stem. John Arch blijkt op dreef. Hij varieert veel meer en zoekt niet continu de peilloze hoogten op. Neem het briljante Straight And Narrow, waarvoor eveneens een videoclip is gefabriceerd. Heerlijk compact metalnummer, met zowaar een uiterst pakkend refrein. Arch kan dus veel meer dan louter vocaal dansen en onorthodoxe zanglijnen bedenken.
Uiteraard is dat wel de kunst die hij het meest beheerst. Opener Vermillion Moons zegt wat dat betreft voldoende. Een epische krachtpatser, waarin Arch de volle negen minuten dominant aanwezig is. Voor sommige luisteraars is zijn indringende en nasale stemgeluid wellicht wat te veel van het goede. Kan allemaal. Maar technisch gezien zet de zanger het gros van zijn collega’s met gemak in de schaduw. Arch zingt namelijk loepzuiver. Wanneer hij naar het randje neigt, volgt er altijd een slimme stembuiging of uithaal, waardoor al te gekke strapatsen uitblijven. Samenvattend: Het is een bijzonder interessant album in progressieve metalstijl geworden, met veelal lange composities waarin Arch heel wat kwijt wil, zodat de instrumentale escapades tot het strikte minimum herleid zijn. Geen krachtpatserij, zonder pretenties maar wel gedreven door emoties. Het stemt tot nadenken en laat je ruimte om deze mijmeringen zelf in te vullen. Luistertips om je op een vloeiende manier te introduceren tot dit lijvige werkje: openingstrack `Vermillion Moons` munt uit in verscheidenheid wat stevige gitaren en verstilde passages betreft, met de doortastende zangpartijen. `Tethered` is een semiakoestische song met zwevende allures. Het dertien minuten durende sluitstuk `Kindred Spirits` neemt je op sleeptouw doorheen rustige passages en intensiteit. `Winter Ethereal` is een pronkstuk vol vurige inspiratie en zal progressieve metalfans zeker verbluft achterlaten.
Hier en daar zijn wat kritische noten over de lengte van het album. Met 67 minuten moet je inderdaad even doorbijten. Of dat echt erg is? Wat mij betreft niet. Het is maar de vraag of er nog een derde schijf uit deze geweldige samenwerking voortkomt. Laten we het hopen. En als dat niet het geval is, hebben we in elk geval Winter Ethereal waar we geruime tijd mee vooruit kunnen. Een meesterwerk dat in alle opzichten af is. Op de productie valt niets aan te merken en het artwork zit de muziek als gegoten. Hier zijn topmuzikanten aan het werk. Geniet ervan.
Jaar van Release : 2019
Label : Inside Out Music
Jeff Scott Soto brak door bij het solodebuut in 1984 van Yngwie Malmsteen. Malmsteen zelf schijnt dat geen prestatie te vinden, maar volgens mij was dat debuut van Malmsteen zonder Soto ook niet zo goed geweest. Soto heeft na dat album niet meer zonder werk gezeten en heeft in al die jaren op vele tientallen platen gezongen, als gastzanger, als ingehuurde kracht voor een album of als echt bandlid.
Jeff Scott Soto, lange tijd het boegbeeld van hard rock vlaggenschip Talisman, heeft vele gezichten. Naast zijn melodic / AOR kant kent de man ook een ruiger kantje. Met SOTO toont hij zich van zijn zwaardere kant. Zijn typische zang is ook hier terug dominerend. Met tientallen albums op zijn palmares schrijft hij met deze Origami er nog eentje bij. Talisman, Eyes, Takara, Axel Rudi Pell, W.E.T., Journey… de reeks bands waar de Amerikaanse zanger Jeff Scott Soto zijn stem aan heeft verleend, is enorm. Daarnaast maakt Jeff tijd om met de regelmaat van de klok met een soloalbum te komen. Een aantal jaren geleden kwam hij met songs op de proppen die behoorlijk heavy waren. Zijn solowerk bestaat vooral uit melodieuze rock. Dus besloot Soto om nóg een band in het leven te roepen om zijn metal-honger te kunnen stillen. Die groep heet SOTO, waarmee in 2015 Inside The Vertigo en in 2016 Divak werden uitgebracht.
Nieuw in de line-up is bassist Tony Dickinson, die ook de productie van het album voor zijn rekening nam. Voor de rest gekende gezichten: gitarist Jorge Salan, BJ op gitaar en keys, drummer Edu Cominato en natuurlijk Jeff Scott Soto zelf. Inmiddels zijn we aanbeland in 2019 en ziet eindelijk het derde album, genaamd Origami, het levenslicht. Gelukkig maar, want de eerste platen van SOTO bevatten beide moderne metal van een hoge klasse. Tegenwoordig heeft Jeff er nog een andere metalband bij: de succesvolle progmetalformatie Sons Of Apollo. Die band verschilt echter genoeg van de muziek die SOTO maakt. Jeff kan in beide formaties prima zijn metal-ei kwijt en doet dat dan ook. Inmiddels zijn de voorbereidingen voor het tweede Sons Of Apollo-album in volle gang. Tot die tijd kunnen we ons vermaken met Origami.
Op de plaat staan negen nieuwe tracks die wederom knallende, moderne metalproducties zijn. Track nummer tien is de prima Michael Jackson-cover Give In To Me, die een stevige behandeling heeft gekregen. Daarnaast is Torn het enige rustpunt op het album. Met een donker sfeertje, dat wel. Zoetsappig werk komen we hier niet tegen. Dat bewaart Soto ongetwijfeld voor zijn soloalbums.
Al vanaf Hypermania, de opener van het album, is het duidelijk dat dit een band is die speelt en geen solozanger met muzikanten. Het thrashy nummer is melodieus en agressief terzelfdertijd en kent enkele sterke progressieve riffs. Ook de titeltrack Origami kent die eigenschappen. Jeff weet zijn mannetje te staan in dit onstuimig gezelschap. Zijn ruwe vocalen zorgen voor een krachtige start.
Het contrast tussen ruig en integer vinden we terug in BeLie. Het nummer scheurt traag en zwaar op gang en plots komt een oase van rust tussen de beukende mokerslagen.
Veel gitaargeweld in het tempo variërende World Gone Colder en het zware Detonate, die onder een vuur van bass en drum een duister gevoel geven. Deze laatste werd trouwens nog door David Z. ingespeeld vlak voor zijn tragisch ongeval.
In Torn vinden we trekken van Jeff’s AOR kant terug. Even iets rustiger dus al is een ballad niet het juiste woord met die exploderende schurende gitaren.
Even, zeg wel, want Dance With The Devil is terug een zwaar en druk nummer die je geen seconde rust gunt. Heavy metal onder een spervuur van bassdrum. Zalig nummer!
Het groovy AfterGlow beukt zich vooruit en een hyperactieve snarenplukker maakt van de gelegenheid gebruik om tussen de funky melodie eventjes verfrissing te brengen.
Na de ritme- en gemoedsschommelingen in Vanity Lane sluit Jeff en zijn bende al met de epische ballad Give In To Me. Het nummer start rustig en ingetogen, maar crescendo gaat de kracht in de lucht. Een laatste keer ruige vocalen die met vinnig gitaarwerk in de clinch gaan, het is een perfect slot.
Samenvattend: Veel songs, zoals Detonate en HyperMania, zijn vooral pakkend en melodieus. Voor het echt brute gitaarwerk moet je bij het opgefokte titelnummer en Dance With The Devil zijn. Het meest opvallende nummer is AfterGlow, een funky metalsong waarin trompetten de gitaarriffs volgen. Een geinig experimentje dat ervoor zorgt dat het album van begin tot einde onderhoudend blijft.
In Origami worden melodieuze vocale harmonieën met harde arrangementen, zoals distortie en heavy metal riffs met donkere passages, over een tiental ijzersterke nummers uitgesmeerd en door elkaar verstrengeld tot magie. Tientallen jaren ervaring kun je gewoonweg niet wegsteken.
Het is enerzijds een zwaar maar vlot album en dat zal grotendeels aan de muzikaliteit en de vocale capaciteiten te danken zijn.SOTO is muzikaal duidelijk anders dan het solowerk van Jeff Scott Soto. Toch blijft hij als zanger de bekende paden wandelen. Op Origami zingt hij niet opeens agressief, maar horen we de zuivere rockstem zoals we die van hem kennen. Fans van zijn melodieuze rockbands kunnen daarom rustig Origami een kans geven. Origami houdt het niveau van de vorige albums vast, dus de echte SOTO-fan heeft er een puik werkstuk bij.
Jaar van Release : 2019
Label : Nightmare
Lance King is een Amerikaanse vocalist en songschrijver met een reeds lange muzikale carrière. We pikken er een paar uit om je een beeld te geven: Gemini (1985-1993), Balance Of Power (1997-2003) en Pyramaze (2003-2007). Deze bands hebben allen een iets gemeen: ze stonden, of zijn nog steeds, bekend als melodic en progressive power metal bands. Een muzikaal gegeven dat eigenlijk als een rode draad door zijn carrière heen loopt. Dit is op het album “Reprogram” onder eigen naam niet anders want ook deze release volgt dit pad. Het album wordt op zijn eigen label Nightmare uitgebracht, vandaar dat wij Europeanen de cd moeten importeren, gelukkig zijn er in Nederland nog platenzaken voor de echte liefhebber van rockmuziek. Zoals Popeye in Hengelo, die zonder moeite deze voor je besteld en in zijn kleine winkeltje een stortvloed aan cd’s en lp’s heeft. Daarnaast straalt Johan als een echte muziekliefhebber en kenner, waar kom je dat nog tegen.
Na al eerder op albums van Pyramaze, Avian, Ilium etc.. te hebben ingezongen werd het tijd voor een opvolger van het schitterende “A Moment In Chiros”. Voor wie niet zo bekend mocht zijn met Lance zijn zang kwaliteiten, de man beschikt over een krachtige zeer mooie melodieuze stem. Hij kreeg op “ReProgram” hulp van collega muzikanten uit melodieuze progressieve metalbands. Zo werkten en schreven onder andere Kim Olesen (Anubis Gate), Markus Sigfridsson (Darkwater) en Rich Hinks (Annihilator / Aeon Zen) mee. Maar er zijn nog meer gastmuzikanten te bespeuren, op gitaar Mathias Eklundh (Freak Kitchen), achter de drumkit Morten Sorensen (Anubis Gate/ Pyramaze), op de keys Fred Columbo van Spheric Universe Experience en op de bas treffen we ene Jakob Riis. Aan de namen en de bands te zien krijg je ook al een beetje een idee welke genre je kunt verwachten.
Het eindresultaat zijn dit keer twaalf nummers waar kracht en melodie hand in hand gaan met de nodige wendingen in tempo en ritme. Ongeacht de lyrische, artistieke en spirituele bedoeling, muzikaal gezien hebben we hier één knaller van een album.
Muzikaal zit alles knap elkaar: goed opgebouwde songs worden vakkundig gebracht met klaterende drumpatronen, pulserende basslijnen, stevige riffs die allen samen voor de solide basis zorgen. Voeg daar dan de melodieuze gitaarsolo’s en de krachtige, soepele vocalen aan toe en ‘ReProgram’ van Lance King mag je gerust naast de albums van de eerder genoemde bands leggen: het zal allerminst uit de toon vallen. De refreinen zijn melodieus en aanstekelijk, terwijl ze nog steeds een aantal onderwerpen behandelen als moraliteit, identiteit in een steeds veranderende wereld, persoonlijke verantwoordelijkheid, eerbied voor jezelf en voor anderen. Geen licht materiaal dus, en verantwoord en geloofwaardig neergezet in de context van dit album.
“Limitless” is eerst single van ReProgram. Het is een van de beste nummers op het album (hoewel, eerlijk gezegd, ze zijn allemaal vrij solide) en is een geweldige samenvatting van wat de luisteraar kan verwachten op het album. “Pointing Fingers” doet denken aan Dream Theater uit het Octavarium- tijdperk. En hoewel elk nummer verrassend goed is op dit album, is het laatste hoogtepunt dat het vermelden waard is het afsluitende tien minuten durende epische nummer ‘A Mind at War’.
Twaalf tracks probeert Lance King je aandacht vast te houden. Iets waarin hij misschien niet altijd volledig in slaagt en niet van begin tot eind altijd weten te overtuigen.
Zelf omschrijft de brave man het als Celestial metal. Ondanks dat alles, ontkom je er niet aan een vergelijk te maken met zijn vorige solo album. Terwijl het album bestempeld mag worden als hoogstaand, zit er toch een verschil met zijn eerste album, dat ook al goede kritieken had. We mogen gerust stellen dat ‘ReProgram’ iets progressiever is. Lance zelf zingt zoals we van hem gewend zijn de sterren van de hemel. Voor de prima productie tekenden Lance zelf in samenwerking met Jacob Hansen.
Toegegeven, ik kende het werk van Lance King met Pyramaze niet, in de aardschok bij het lezen van de recensies viel de naam voor het eerst op. Aangezien het genre dat beschreven werd in mijn straatje lag, ga je luisteren en je meer verdiepen in de muzikant Lance King. Ik had niet naar het eerste soloalbum van Lance King, “A Moment in Chiros,” geluisterd tot ik mij verdiepte in de opvolger, “ReProgram.” Uitstekende songwriting en muzikaal vakmanschap, en respectabele productie, gecombineerd met een originele benadering. Gesmeed tot een fusie van genres. “ReProgram” heeft veel cross-over potentie om veel fans van prog, power en metal te behagen.
Jaar van Release : 2019
Label : Hostile Media
Hedfuzy is een progressieve rock band uit Limerick, Ierland die sinds 2015 bestaat en al een debuutalbum heeft uitgebracht onder dezelfde naam. Eigenlijk draait het project om multi-instrumentalist Pat Byrne die na bijna twintig jaar in Celtic Fusion te hebben gespeeld een nieuw project is gestart. Samen met kameraden was het eerste album snel een feit, maar Byrne ging in 2018 in zee met andere, vaste, bandleden. Ierse prog-rockers Hedfuzy zullen hun tweede album, Waves op 1 februari 2019 uitbrengen. Met deze opvolger verzamelde Pat echter een volledige bezetting, waaronder Keith McCoy op drums, Jaime Callaghan op zang en PJ O’Connell op gitaar die uiteindelijk zouden leiden tot de voltooiing van het album Waves. Echter in Nederland zullen we nog moeten wachten tot mei voor dat het album hier te koop wordt aangeboden. Op You Tube is de video “The Boy Who Killed The Man” al te horen vanaf Januari en gelukkig voor de mensen met spotify is het album medio maart daar ook al te vinden.
De band maakt muziek die ergens tussen power en progressieve metal, daarnaast wordt dit afgewisseld met classic hardrock. Simpele maar opzwepende partijen worden afgewisseld met wat complexere partijen. Hierdoor is het een zeer afwisselend album geworden en zal het niet voor ieder kamp de juiste genoeg doening hebben. Maar muziekliefhebbers van zowel het progressievere werk en pure hardrock zullen dit schijfje wel weten te waarderen.
Misschien is het contrast tussen de simpelere partijen en de complexere partijen wel erg groot is, er zijn vrij lange passages die vrij recht-door-zee zijn gespeeld en dan krijg je ineens een kort, wat complexer, stukje. Wat betreft de muziekprestaties van de band kun je zeggen instrumentaal valt er weinig op te merken, de muzikanten lijken prima hun instrument te beheersen. De zang van Jaime Callaghan is in principe best wel goed maar zijn melodielijnen zijn niet overal even sterk, luister bijvoorbeeld naar The Boy Who Killed The Man waar zijn zang wat dissonant klinkt (het schuurt een beetje). De drums van Keith McCoy zijn vooral strak en hadden van mij een klein tandje zachter in de mix gemogen, zeker gezien diens partijen niet bijzonder opmerkelijk zijn. De basgitaarpartijen van Byrne vallen eigenlijk niet zo op, en staan vooral in dienst van het nummer en lijken vooral de drums te ondersteunen, hier was het beter geweest om hier en daar buiten de lijntjes te kleuren.
Als ik het bovenstaande nog even terug lees dan lijkt het toch minder positief, maar dit is totaal niet de bedoeling, toch is Waves echt geen slecht album maar je hebt het gevoel dat er nog meer in had gezeten, ze zijn goed gestart. En misschien zijn we wel te kritisch op de nieuwe bandjes en leggen we ze wel te snel onder het vergrootglas. Eigenlijk is alles op het album best wel in orde en is het een band met potentie en is het niveau van het album ruim boven het gemiddelde van wat we de laatste maanden krijgen voorgeschoteld.
Laten we het zo samenvatten, het is een geweldige mix van muzikanten die duidelijk een goed samenspel bieden. Omdat ze een breed scala aan genres in hun stijl laten zien, zou het me niet verbazen dat veel rockers dit album toch naast zich neerleggen, vanwege een niet uitgesproken genre. Kortom andere bandvoorkeuren of invloeden delen, maar toch is dit zeer gedurft en heeft het mij over de streep getrokken, na diverse luisterbeurten. En komen we tot de conclusie, dat de heren een zeer verfijnde release hebben uitgebracht.
The End Machine – The End Machine
Jaar van Release : 2019
Label : Frontiers
Het wachten is voorbij, de band die oorspronkelijk bekend stond als Super Stroke , zal hun langverwachte album uitbrengen op 22 maart via Frontiers. De band veranderde de naam in The End Machine, dit is tevens de titel van het nieuwe album.
The End Machine is een American rock act die zijn sporen ruimschoots heeft verdient. Of is het een superband die hun debuut album nu lanceert? Wanneer we de bandleden Jeff Pilson (bas), George Lynch (gitaar) en Mick Brown (drums) op de hoes zien staan, kunnen we hierop uit maken dat dit de legendarische bezetting van de band Dokken is zonder Don Dokken.
En, zonder te veel te blijven of te negatief te zijn, zullen we gewoon zeggen dat Don Dokken niet geweldig klonk op de live-opnames. Maar de rest van de band – Lynch , Pilson en Brown – klonk mogelijk beter dan tijdens de Back for The Attack- dagen. En hoewel het leuk was om een oprechte poging tot een fatsoenlijke reünie te zien, smeekte het helaas alleen maar de vraag hoe de band kon klinken met een andere (en helaas, meer capabele) hoofdvocalist. En nogmaals het lijkt erop dat dit verhaal hiermee lijkt te zijn begonnen. Volgens de bandleden moeten we dit zo niet zien.
George Lynch is tekenend voor het moderne muziekleven en de spil achter dit project. Zijn band Lynch Mob bestaat met tusssenpozen sinds 1989 en is een waar doorgangshuis (de teller staat inmiddels op 30 muzikanten) omdat agenda’s niet altijd te combineren zijn. Dat hij die muzikanten niet gewoon beu is, blijkt uit het feit dat je door de jaren heen in zijn vele kortdurende projecten juist weer dezelfde namen ziet langskomen.
The End Machine is zo’n project en daar zijn de namen volstrekt bekend: drummer Mick Brown en Jeff Pilson zaten met Lynch in Dokken, in T&N én in Lynch Mob, Robert Mason is nu zanger van Warrant maar zat ook ooit in Lynch Mob. Het spreekt dan ook voor zich dat er heel wat overeenkomsten te vinden zijn met Dokken en Lynch Mob. Het draait allemaal om goed in het gehoor liggende hardrock, met smakelijke hooks en riffs en met refreinen die gelijk blijven hangen, zonder dat het nu meteen ‘Dokken met een andere zanger’ wordt. De laatste jaren lijkt hij echter meer geïnspireerd dan ooit, wellicht doordat hij de afgelopen jaren ook projecten deed met heel andere muzikanten, zoals in Shadow Train, KXM en Ultraphonix.
Bassist Pilson produceert vele acts en neemt tevens plaats in de band Foreigner. Lynch weet met Stryper zanger Michael Sweet en zijn band Lynch Mob al goede albums te maken en Brown weet zijn kit bij Ted Nugent te bespelen. Onderling heeft men veel contact en speelt men op elkaars album. Nu met zanger Robert Mason is de rocksound nog even herkenbaar als bij Dokken. De invloed van Don is er even niet en geeft misschien de ruimte voor alle bandleden. Misschien is het een reunie waar Don niet aan mee wil werken, hoe dan ook is dit een wereldband die er mag zijn!
Dit album werd voortgebracht door verschillende schrijfsessies tussen Pilson en Lynch. Met Mick Brown in de ritmesectie is dit een stukje vertrouwde chemie. Robert Mason sprong aan boord en droeg bij om mee te schrijven van een aantal nummer. Zo kwam uiteindelijk dit album met elf nummers tot stand.
De eerste klanken van ‘Leap of Faith’ bevestigen direct de hooggespannen verwachtingen. Met Hold Me Down horen we Mason de zang produceren die doet denken aan Don Dokken.
Elk nummer is goed tot uitstekend, met nauwelijks een greintje vet om weg te trimmen. En er zijn meer vocale hoogstandjes. Robert Mason laat zien dat hij tevens over een stem beschikt met rauwe emotie, zelfvertrouwen en krankzinnige vocale controle.
Nummer drie is wellicht mijn eerste favoriet op het album. Het nummer heet “No Game” en het bleef bij me meteen na de eerste luisterbeurt. Het openingsgedeelte met gitaar heeft wat weg vane een AC / DC- gevoel. De toon van de gitaar en het gevoel tijdens het numer neemt je mee naar dat Lynch Mob periode uit 1992.
‘Bulletproof’ is een langzamer nummer voorzien met een heerlijke bas groove. Het snelste nummer op het album is ‘Ride It’. Het is een straight-ahead-rocker waarmee Lynch een van zijn vlammende solo’s laat horen.
Het soulvolle “Burn The Truth” bevat een akoestische gitaarintro voordat hij wordt vergezeld door de ritmesectie. een van de twee langste nummers op het album van meer dan zes minuten, heeft een woestijngetinte akoestische vibe.
“Hard Road” heeft een gave gitaarriff en een catchy refrein. De aanpak is meer simplistisch en is het kortste nummer van de elf met een looptijd van vier minuten.
De nummers zijn voorzien van een stevige songtekst, niet gevuld met trieste ‘stoere jongens’-teksten of slecht afgewezen liefdesliedjes, en Pilson is maar al te graag in harmonie met Mason, zoals te zien in de videoclip voor ‘ Alive Today ‘, De eerste single van het album.
De refreinen zijn bombastisch en enorm, en zo pakkend, met een geweldige melodie. “Line of Division” klinkt als een lang verloren juweel met Winger invloeden.
Het langste nummer, dat bijna zeven minuten duurt, is ‘Sleeping Voices’. Het is waarschijnlijk het best te omschrijven als power ballad.
Het laatste nummer “Life Is Love Is Music” voelt ongecompliceerd aan en laat eenvrolijke melodie horen, een goede keuze en eindigt het album met een opbeurende gevoel.
Laten we de ritmesectie ook nog even benoemen,overal laten Pilson en good old’ “Wild” Mick Brown ons zien waarom ze een van de beste ritmesecties van de rockscène van de jaren ’80 waren en dat ze alleen met de tijd zijn verbeterd.
Is The End Machine nu een album dat opvallend veel verschilt van Dokken en Lynch Mob? Nou nee, daarvoor moet je eerder bij de hiervoor genoemde projecten zijn. Dit is eighties hardrock met een moderne en strakke productie. Maar omdat de vier heren elk meer dan gemiddelde kwaliteiten en ervaring hebben levert het wel degelijk een meer dan gemiddeld album op. Een prima aanwinst in het toch al niet misselijke oeuvre van Lynch.
Kortom de band kan gerust op pad met hun oude Dokken songs. Nieuwe songs als ‘No Game’, ‘Burn the Truth’ en ‘Alive Today’ doen denken aan het top album ‘Under Lock and Key’. Nu zijn de songs allemaal in een nieuw 2020 jasje en in de stijl van de 90’s waar men groot in is geworden. Een must have voor de rockliefhebbers.
Jaar van Release : 2019
Label : Century Media/Sony Music
Lang nadat gitaarheld Jimi Hendrix er geboren werd en lang voor de stad het mekka werd van de opkomende grungeboom, werd het Amerikaanse Seattle automatisch geassocieerd met Queensrÿche. Vanaf 1984 kende de band grote successen met o.a. The Warning, Rage For Order, Operation:Mindcrime en Empire. Meer dan dertig miljoen albums werden verkocht van deze verrukkelijke progressieve heavy metal band. De keerzijde van de medaille heeft de pers in latere jaren breed uitgesmeerd, maar met zanger Todd La Torre (Crimson Glory) heeft de band een tweede (of derde) jeugd ontdekt.
Het heeft weinig zin om nostalgisch te blijven en de nummers te vergelijken met de albums uit de glorieperiode. Queensrÿche is geëvolueerd en zal daardoor nooit nog een nieuwe Warning of Operation Mindcrime maken. Toen al leek geen album op het vorige en ondertussen zijn er heel wat personeelswisselingen de revue gepasseerd.
We kennen allemaal het verhaal van hoe Queensrÿche en zanger Geoff Tate in 2012 op onvriendelijke wijze uit elkaar gingen. Sindsdien zijn er twee kampen actief waarbij het kamp dat de naam Queensrÿche mag dragen nu aan haar derde album toe is. Van de oorspronkelijke line-up zijn nu alleen Eddie Jackson en Michael Wilton nog over. Parker Lundgren is ondertussen ook een soort van oudgediende en Todd LaTorre is de enthousiaste nieuweling die zich als een vis in het water voelt binnen deze gelederen.
Het grootste verlies was niet Geoff Tate, maar wel gitarist Chris DeGarmo, de beste songsmid, die memorabele nummers op zijn naam heeft staan. Sindsdien zijn ze minder baanbrekend en succesrijk. Gelukkig heeft Michael Wilton ook een groot aandeel aan auteursrechten en is het straf dat hij er vrijwel alleen in slaagt om de identiteit te bewaren.
Hoewel ik goed te spreken was over Condition Hüman, het vorige album van Queensrÿche, ben ik zeer benieuwd welke kant Queensrÿche opzal gaan. We kregen natuurlijk al wat voorgeschoteld de afgelopen maanden en dat komt vooral door de singles Man the Machine en Dark Reverie. Hierin hoor je toch deels het oude Queensrÿche invloeden, met een mix van Crimson Glory. En dit is niet natuurlijk ook niet zo vreemd, wanneer je leest dat Todd La Torre (ex-Crimson Glory) zich op dit album meer met het schrijven van nummers heeft bezig gehouden dan voorheen.
Een spiksplinternieuw album van Queensrÿche is nog steeds iets om naar uit te kijken.Het is alweer het 15e studio album van de band die op dit album opereert in de volgende samenstelling: zanger Todd La Torre, gitaristen Michael Wilton en Parker Lundgren en bassist Eddie Jackson.
‘The Verdict’ is het derde album van deze legende sinds de komst van drummer Todd La Torre. Ho, wacht even, hij was toch die ‘nieuwe’ zanger? Jazeker, maar op dit album heeft de beste man ook doodleuk de drums ingespeeld. Zou Queensrÿche het ontbreken van weer één van de oudgedienden, Scott Rockenfeld, kunnen opvangen en een sterk album kunnen afleveren?
Je wist misschien al dat Casey Grillo van Kamelot op de drumkruk van oerlid Scott Rockenfield zat tijdens de laatste toer omdat laatstgenoemde vanwege de geboorte van zijn zoon niet wilde toeren, maar dat Rockenfield nu ook op het album ontbreekt en Queensrÿche volgens de bio uit nog slechts vier man bestaat, geeft te denken. Gelukkig is La Torre een steengoede drummer met meer ervaring dan je zou denken en weet hij inmiddels prima wat wel en niet bij de band past. We vergeten dat Todd reeds dertig jaren een onderlegd drummer is en ondertussen de Queensrÿche-stijl ademt. Hij was dan ook te verkiezen boven live-interim Casey Grillo (Kamelot) en hij heeft Scott geïmiteerd, rekening houdend met zijn typische nuances, zoals hij ook Geoff Tate heeft doen vergeten. Je hoort vooral het verschil in snellere passages, waar Scott gewoonlijk meer flitst en gevarieerder is in zijn trommelkeuzes, terwijl Todd het soberder houdt. Vermoedelijk werd wel hetzelfde drumstel gebruikt, want de sound is vrijwel identiek, met dank aan producer Zeuss.
‘The Verdict’ doet dan ook zeker niet onder voor zijn twee voorgangers. Vraag me echter wat de beste songs zijn van die albums en ik zou ze niet uit het blote hoofd kunnen opnoemen. Dat was in de begindagen van de band wel anders. En daar wringt het dan ook een beetje. Wat je voorgeschoteld krijgt is heerlijke muziek, duidelijk herkenbaar als ‘de oude’ Queensrÿche, maar eerlijk is eerlijk: de magie en de eeuwigheidswaarde van de eerste vijf albums ontbreekt. La Torre heeft weliswaar hetzelfde bereik als de jonge Geoff Tate, maar mist de pure emotie die Tate in de nummers kon leggen. Ook bezit niemand van de huidige lineup de songwriterfinesse van oud-gitarist Chris DeGarmo. Of laat ik me nu te zeer meeslepen door het verleden? Pleur je alle sentimenten en verwachtingen echter uit het raam, dan houd je een prima album over met vooral een heel sterke tweede helft. Aan de hand van de singles kon al worden opgemaakt dat de band op The Verdict de wat duistere sound van het vorige album zou doorzetten. Albumopener Blood of the Levant bevestigt dat vermoeden. Het is een lekker up-tempo nummer dat ideaal is om een album mee te openen en je in de juiste stemming krijgt voor de rest van de songs. Overrompelend vanaf het begin, dat is de beste omschrijving van Blood Of The Levant. Meteen vanaf de eerste tonen wordt je overspoeld door een grote golf van muzikaal geweld. De gitaristen vechten met de bas en drum om de snelste melodielijnen lijkt het. Het is alsof een stel jonge honden losgelaten is in de studio, het nummer klinkt fris en enthousiast. Bassist Jackson geeft ook toe dat de inbreng van de twee nieuwkomers, La Torre en Lundgren, zeker voor nieuwe inspiratie heeft gezorgd. De leden hebben totale vrijheid voor het schrijven en opnemen van nummers.
Man the Machine trekt dat gevoel nog even door. Man The Machine is één van de singles die voor aandacht moest zorgen. Stevige riffs, snel gitaarwerk en hoge vocalen vormen in dit nummer een mooie combi.
En dan komen we bij het nummer Light-Years. Dit nummer is een wat trager nummer dat leunt op donkere, trage gitaarlijnen. Light-Years ademt Fates Warning, zelfs de diepe zang gelijkt op Ray Alder en de riff vertoont gelijkenissen met I Am van Darkness in a Different Light. Het treft dus dat beide bands tezamen de Amerikaanse tournee doen.
Zij die Scott missen, dienen goed te luisteren naar het geïnspireerd trommelwerk op Inside Out. Deze song combineert het uptempo van NM156 met de spirit van Warning. In het nummer Inside Out gaat het tempo af en toe flink omlaag waarna de rustige partijen weer aanleiding geven tot een interventie van de gitaristen.
Het jachtige Propaganda Fashion rockt je van de sokken en de zang met een sloom/langzaam tintje.
We treffen met Dark Reverie nog wel een nummer dat zeker het benoemen waard is, maar het kostte een tijdje voordat de klasse van dat nummer tot mij doordrong. In eerste instantie wist ik niet goed wat ik hiermee aan moest. Telkens als het een bepaalde richting op leek te gaan, gebeurde juist iets anders en leek het nummer te verzanden in een herhaling van zetten. Ik durf het nummer nu wel in het rijtje klassieke ballads van Queensrÿche te zetten. Dark Reverie is een soort Silent Lucidity, maar dan met ballen. Een sfeervolle semi-powerballade, met in de finale heerlijk tweestemmige gitaren.
Het intro en de ingehouden, ritmische drums van Bent nemen je terug naar het album Rage for Order. Een donkere, progressieve track, met typisch harmonisch gitaarwerk. In Launder The Consience trekt de band alle registers open. Passioneel gezongen, vol tempowisselingen, breaks en twinsolo’s, smaakvol afgerond met een stemmige piano, annex full band-outro.
Op dit derde album komt de nieuwe line-up tot volle ontplooiing, met hun beste werk tot op heden. De muziek heeft misschien wat meer tijd nodig om te bezinken omdat er meer vlees aan zit, maar de composities en het spel zijn top. Ze trekken de progressieve lijn van vorig album door, met meer diepgang, vernuft en afwisseling.
Met driekwartier aan muziek is dit album opnieuw aan de korte kant.
De tien nummers op dit album geven de band weer de glans van weleer terug. Na een periode met onrust heeft de band zich langzaam toegewerkt naar het niveau uit de beginjaren toen er naam gemaakt werkt. Dit album is weer ouderwets genieten.
Jaar van Release : 2019
Label : Ulterium Records
Eens in de zoveel tijd brengt het Zweedse Darkwater een nieuw album uit. De in 2003 geformeerde melodieuze progressieve metal band lanceerde in 2007 haar debuutalbum The Earth To Witness. De exposure leverde optredens op in Europa en de Verenigde Staten. Nadat Pain Of Salvation-basgitarist Simon Andersson tot de band was toegetreden volgde in 2010 het album Where Stories End. Optredens werden geboekt op ProgPower USA, ProgPower Europe en het Brainstorm Festival. Daarna bleef het lange tijd angstvallig stil.
Gelukkig leidt uitstel niet altijd tot afstel en is Where Stories End (2010) niet het einde van Darkwater. Het geduld van de fans is flink op de proef gesteld, maar wordt beloond met zesenzeventig minuten nieuwe muziek. Human heet de nieuwe collectie songs die over jou en mij gaat. Over de leuke en minder leuke dingen in ons leven. Zo keerde kanker terug bij bassist Simon Andersson, maar heeft hij zijn baspartijen wel gewoon ingespeeld. “One last try to feel alive”, zingt Henrik Båth dan ook. Geniet van het leven zolang je kunt.
Deze derde full-length is een werkstuk van jewelste. Niet alleen vanwege de speelduur, maar er gebeurt enorm veel in de omvangrijke en dynamische composities. Er komen elementen van het debuutalbum Calling The Earth To Witness (2007) terug, zoals in het tweeluik Alive te horen is, maar er zijn ook referenties in Insomnia en Turning Pages aan het tweede album Where Stories End. Liefhebbers van Evergrey, Seventh Wonder, Symphony X, Circus Maximus, Shadow Gallery, Dream Theater en Kamelot vinden hier beslist wat van hun gading.
De stilte werd in december van 2018 doorbroken met de aankondiging van het derde album Human, wat op 1 maart 2019 officieel verschijnt. En ook nog eens in dezelfde bezetting van Henrik Båth (zang), Markus Sigfridsson (gitaar), Simon Andersson (basgitaar), Magnus Holmberg (toetsen) en Tobias Enbert (drums).
Darkwater wordt vaak vergeleken met bovengenoemde bands. Daar is lastig een speld tussen te krijgen wanneer je de muziek van deze bands oppervlakkig met elkaar vergelijkt. Maar een goed luisteraar, zoals ik, zal na beluistering van Human opvallen dat Darkwater een groei heeft doorgemaakt. Waar eerder genoemde referenties in mijn beleving stil zijn blijven staan in hun ontwikkeling en wellicht hun plafond al hebben bereikt, legt Darkwater de lat met gemak een stuk hoger. En gaat daar ook overheen.
De Zweden hebben een mooie balans gevonden tussen power en melodie en tussen houvast (middels catchy refreinen) en uitdaging (gelaagde partijen en technische passages).
Op dit 78-minuten klokkende album staan tien nummers met een speelduur van zes tot bijna twaalf minuten. Daarmee stellen ze hun fans en de liefhebbers van melodieuze progressieve metal niet teleur. In vergelijking met het voorgaande album zijn nummers melodieuzer, veelal steviger maar zeker nog toegankelijker dan dat ze al waren. Men slaagt er in om de complexe muziek simpel te laten klinken. Wellicht komt dat door het overvloedige gebruik van synthesizers.
De eerste vier nummers zijn relatief toegankelijk. A New Beginning is een energieke opener, maar ondanks dat het hoofdthema steeds terugkomt in een wisseling van zeven achtste en een vierkwartsmaat, loopt de track niet over de hele lengte even lekker. Het krachtige In Front Of You daarentegen is één van de hoogtepunten met zijn gave, heavy riff, ijzersterke refrein en mooie samenkomst van de verschillende bijdragen. Dit is Darkwater op zijn sterkst. De muzikanten stuwen elkaar tot grootse hoogte. Ook het tweedelige Alive scoort veel punten. Met name het tweede deel.
De epic Reflection Of A Mind is een keerpunt. Er zit meer diepte in de arrangementen en er zijn meer proggy elementen in verwerkt. Met name het filmische toetsenwerk van Magnus Holmberg valt in positieve zin op. Zijn partijen sluiten mooi aan op de gitaarpartijen. Deze avontuurlijke en filmische track van twaalf minuten, die als één van de highlights geldt, heeft veel te bieden. Wat te denken van de tegendraadse ritmiek, de baslijnen, de instrumentale passages en de orkestraties? Een zeer knappe compositie. Daarnaast Turning Pages. Niet zonder toeval uitschieters boven het toch al hoge niveau. Maar ook de zang van Henrik Båth is werkelijk om in te lijsten. Ik was al een groot fan van deze man, die in mijn beleving sterk wordt onderschat. Een standbeeld is te veel eer, een eervolle vermelding daarentegen wel op zijn plaats.
Datzelfde geldt voor het atmosferische The Journey, dat op vocaal gebied variatie biedt en prima soleerwerk van gitarist Markus Sigfridsson bevat. Zo eindigt het album sterk met het krachtige Burdens (dat ook een paar semi-akoestische passages bevat). Ook het swingende Light Of Dawn, met naast uitstekend toetsenwerk van Magnus Holmberg ook veel ruimte voor bassist Simon, scoort een meer dan een dikke voldoende.
De nummers op Human zijn over het algemeen lang, kennen veel breaks en tempowisselingen. Toch verliest men zichzelf nergens in complexiteit of ingewikkeld gedoe. De muziek ligt gewoon makkelijk in het gehoor en heeft een natuurlijke flow.
En klinkt daarmee ook eerlijk. Wat mij betreft nog een verschil met Seventh Wonder en vooral Circus Maximus. De vaak oorstrelende gitaar- en toetsen solo’s zijn functioneel en komen exact op het juiste moment. Wat betreft timing zit dat ook goed.
Human is melodieuze progressieve metal van de bovenste plank. Het zal voor de Zweden een helse klus worden om deze schijf te overtreffen. Maar daar ligt tegelijk de uitdaging, waarvan we over een paar jaar de uitkomst zullen weten. Ik kan niet wachten.
Behalve lofzang is er ook een kritische kanttekening. Binnen de composities zit je soms op het puntje van je stoel (het begin van Alive), maar zakt het adrenalineniveau vervolgens (vanwege het iets te generieke refrein), om vervolgens weer te stijgen dankzij de instrumentatie. Soms valt het kwintet uit Borås met betrekking tot zowel de instrumentatie als de vocalen terug op ideeën die we al eens eerder hebben gehoord of té safe zijn. Daarbij komt dat de heldere mix en productie, die weliswaar verbeterd zijn ten opzichte van de eerste twee albums, erg netjes zijn en er daardoor minder ruimte bieden aan de emotionele factor. Misschien zit daar dan nog de verbetering in.
Dream Theater – Distance Over Time
Jaar van Release : 2019
Label : inside out music
Progressieve metal van de hoogste kwaliteit, het nieuwe album van Dream Theater is hier. Na de musicalmetal van ‘The Astonishing’ uit 2016 keert het droomtheater weer terug naar de basis. The Astonishing dat in januari 2016 het levenslicht zag, ging Dream Theater op tournee met een mammoetproductie die de fans in twee kampen verdeelde. Net zoals bij het album waren er voor- en tegenstanders. Vervolgens werd er getoerd om het doorbraakalbum Images And Words (1992) te herdenken en misschien is het wel tijdens deze retrospectieve dat de muzikanten nood kregen aan een terugkeer naar wat wilder en toegankelijker materiaal. Distance Over Time heeft in ieder geval gelukkig terug een heavy inborst.
Het is alweer het veertiende album van deze band waarvan eerdere album hoge ogen gooiden. Albums die hoog scoorden in de hitlijsten, platina en gouden awards, een opname in de Long Island Music Hall of Fame in 2010, hier komen superlatieven tekort. Distance Over Time is het eerste album voor een nieuw label, en voor het eerst in twintig jaar hebben de bandleden vier maanden bij elkaar in één pand geleefd tijdens het schrijven en opnemen van een album. Dit week af van eerdere processen waar de bandleden elkaar in de studio zagen en daar dan de nummers doornamen.
De heren van Dream Theater hebben de koppen bij elkaar gestoken om met een album naar buiten te komen dat een teamprestatie en speelplezier toont. Maar liefst vier maanden (waarvan één gezamenlijk) verbleven ze in een schuur die fungeerde als oefenruimte en studio. In achttien dagen schreef het kwintet de songs die op Distance Over Time (let op de d en de t in de titel) terecht zijn gekomen.
Het jammen heeft solide songmateriaal opgeleverd, dat deels teruggrijpt op het verleden. Af en toe herinneren de ideeën aan de tijden van vooral Awake, Train Of Thought, Octavarium of Dream Theater. Het album pakt een stuk steviger uit dan The Astonishing (2016) en ademt veel meer. Verwacht dus heavy riffs, maar tevens is er veel ruimte voor melodie. De nummers zijn uiteraard van een technisch hoog niveau zoals je mag verwachten van de Amerikanen, maar ze zijn opmerkelijk compact, toegankelijk en blijven gefocust op het liedje zelf, dus zonder te ontaarden in egostreling, al gaan de muzikanten in Pale Blue Dot nog even los..
Gitarist John Petrucci vertelt dat er geen afleiding van buitenaf was terwijl ze bij de Yonderbarn Studios verbleven. De bandleden waren op elkaar aangewezen, er werd voor elkaar gekookt en er was genoeg vermaak tussen de schrijfsessies door. Eigenlijk was het ideaal, het was mooi weer en het is iets bijzonders dat je als band samen kunt jammen, samen schrijven en samen bourbon drinken. Zanger James LaBrie vergelijkt het vrolijk met een zomerkamp.
Het organische geluid is op conto te schrijven van gitarist John Petrucci die ook als producer optrad, maar ook de mix van Ben Grosse en de mastering door Tom Baker zorgen voor een globaal vette sound. De band woonde vier maanden samen in de Yonderbarn studio. Ik ben er zeker van dat ze terug dichter bij elkaar staan en daar vloeit een humaner geluid uit. De afstand tussen band en publiek, die The Astonishing toch wel schiep, is verdwenen en de teksten, hoewel geen concept, gunnen je een kijk in het hart van de vijf muzikanten. De productie en mix zijn helder en krachtig. Eindelijk zijn de baspartijen van John Myung weer eens goed te horen op een Dream Theater-album. Toch is het John Petrucci die veelal de smaakmaker is op Distance Over Time met onder meer zijn riffs in Paralyzed en Fall Into The Light en solo’s in Paralyzed. Het geluid van zijn gitaren (hij pakt ook regelmatig zijn zevensnarige instrument erbij) is prachtig, zoals blijkt uit het zeer overtuigende middelste deel van Fall Into The Light met akoestische partijen en epische, harmonieuze twinleads. Ook de melodieuze solosecties in Barstool Warrior en het overtuigende At Wit’s End springen eruit, alsmede het soleerwerk in het proggy S2N.
En LaBrie? Zijn bijdragen komen het beste uit de verf in bijvoorbeeld Paralyzed, Barstool Warrior, At Wit’s End en de ballad Out Of Reach. Het is jammer dat er gesleuteld en gedubd is met betrekking tot bepaalde partijen, met name in de hogere regionen. Het is dan ook niet over de hele lengte een genot om naar hem te luisteren. Hetzelfde geldt voor de instrumentatie. Die is solide, maar je gaat er niet altijd van op het puntje van je stoel zitten. Zoek je uitdaging? Er zijn weinig technische interludes en als ze er al zijn, duren ze niet lang. De langste en de meest uitdagende vind je in het slotstuk Pale Blue Dot, samen met S2N en At Wit’s End één van de hoogtepunten van deze release en tevens één van de favorieten van Rudess.
‘Distance Over Time’ is namelijk een album dat qua songwriting en sfeer veel beter aansluit bij eerder werk dan de voorganger. Dat Dream Theater een keer iets anders wilde proberen, is dapper en begrijpelijk, maar ‘The Astonishing’ was het gewoon niet helemaal. Dit nieuwe album laat een vertrouwd geluid horen. De complexiteit uit de begindagen is door de wat strammere vingers en armen van de mannen (verval moest afgeschaft worden!) wat minder aanwezig, maar de klasse druipt er nog aan alle kanten vanaf. Vooral ook omdat Dream Theater de song altijd centraal heeft staan.
Het nieuwe album begint met het snoeiharde Untethered Angel, rake droge klappen van drummer Mike Mangini doorkruisen het gitaargeweld van Petrucci die werkelijk adembenemende partijen speelt op dit podium. Hij geeft hier een geweldige orgel-en-gitaarpartij weer met toetsenist Jordan Rudess.
Het volgende „Paralyzed” en zijn sterke is een makkelijk in het gehoor liggend nummer zonder al te veel poespas. De raggende riffs van Paralyzed krijgen eveneens gezelschap van sterke zangmelodieën en een mooie, melodieuze gitaarsolo.
Met „Fall Into The Light” dat hierop volgt, gooit DT er een schepje bovenop. Dit nummer is met z’n snelle riffjes en vele tempowisselingen het eerste hoogtepunt van ‘Distance Over Time’. Op dat moment heeft John Petrucci alweer ruimschoots laten horen wat een geweldige sologitarist hij toch is. Virtuoos maar altijd met een ongekend oor voor melodie en met een heerlijke souplesse, na de nodige heftigheid is er een sensitief intermezzo met tokkelende gitaren die uitmonden in een gevoelige gitaarsolo, vooraleer over te gaan in een driftige toetsenparade.
Het vierde nummer „Barstool Warrior” is voor de mainstream, misschien nog wel het meest aantrekkelijk vanwege het hoog inhaken-en-meezingengehalte.
Als vervolgens de riff van „Room 137” erin knalt, ben je meteen weer wakker. Room 137 is het eerste nummer dat Mangini voor de band geschreven heeft, De gelijkenis met de hoofdriff van Navarone’s „Lonely Nights” is trouwens opmerkelijk.
Ben je fan van de meer technische kant van Dream Theater, dan kom je richting het einde steeds meer aan je trekken tijdens het prachtige „S2N”. S2N (Signal to Noise) is een nummer waar bassist John Myung zijn signatuur aan gegeven heeft, met een flinke basopener en een aantal groovy bassolo’s.
Het lange „At Wit’s End” met zijn merkwaardige fade-out/fade-in/fade-out-einde. At Wit’s End is de aanklacht tegen geweld tegen vrouwen. Het is een intens beeld van de naweeën van misbruik dat geschetst wordt in het nummer.
Out Of Reach is een ballad waar LaBrie de teksten voor schreef, het is een rustpunt in de verzameling snoeiharde, muzikaal overweldigende nummers. Er komt met het hele album een enorme muur van geluid op je af met onnavolgbare patronen bekleed met harde drumslagen en gierend gitaarwerk waarna alles bij elkaar komt in Blue Pale Dot.
De absolute uitschieter is echter „Pale Blue Dot”, waarin de band ouderwets tekeergaat en waarop Jordan Rudess en Petrucci samen sprintjes trekken alsof het 1992 is. Dit nummer refereert naar het gelijknamige boek van Carl Sagan, waarin een beschouwing wordt gegeven over de aarde ten opzichte van het onmetelijk grote universum. Een reflectie op de nietigheid van de mensheid en onze verantwoordelijkheid om meer vriendelijk met elkaar en met moeder aarde (vanuit de ruimte een vage blauwe stip) om te gaan. Muzikaal is Pale Blue Dot ook het hoogtepunt van dit album met fantastische riffs, uitdagende duels tussen gitaar en toetsen, langere instrumentale stukken met complexe structuren en imposante drum- en baslijnen.
Distance Over Time keert weer een beetje terug naar de band uit de beginperiode. De composities zijn sterk en doorregen met onverwachte wendingen in melodie en volume. Als het album afgelopen is, wil je als luisteraar maar één ding: nog een keer luisteren!
Want het mag wel duidelijk zijn dat er, ondanks het menselijke karakter van deze schijf, op een bovenmenselijke manier gemusiceerd wordt.
Jaar van Release : 2019
Label : Frontiers Records
Na het overlijden van Ronnie James Dio waren er diverse bands die – met muzikanten uit verschillende Dio-bezettingen – met zijn materiaal op tournee gingen. Dio Disciples – de enige met bemoeienis van Dio’s weduwe Wendy – speelt nog steeds covers, Last In Line besloot gaandeweg eigen materiaal te gaan spelen en kwam in 2016 met het album Heavy Crown.
Na nog geen maand voor de release overleed bassist Jimmy Bain. Daardoor zijn er nu nog twee Dio-leden actief in Last In Line: gitarist Vivian Campbell (Def Leppard) en drummer Vinny Appice. Voor liveoptredens werd Phil Soussan (o.a. Ozzy Osbourne) opgetrommeld om de plek van Jimmy Bain in te nemen. Wat mij betreft werd op het debuut de show gestolen door zanger Andrew Freeman (Lynch Mob en recentelijk Devil’s Hand met Mike Slamer). Een klassieke bluesy hardrockzanger die tot mijn grote vreugde niet probeerde Ronnie James Dio te imiteren.
Last In Line werd een paar jaar geleden opgericht door drie leden uit de klassieke Dio lineup ten tijde van de eerste albums ‘Holy Diver’ en natuurlijk ‘Last In Line’ en niet te vergeten ‘Sacred Heart’, hierna nam Vivian Campbell als eerste afscheid van Dio als gitarist. Deze zal helaas nooit meer terugkeren naar Dio. Jimmy Bain daarintegen speelt nog op 3 studio albums meer namelijk ‘Dream Evil’, ‘Magica’ en ‘Killing The Dragon’, daarnaast is zijn bijdrage te vinden op het live album ‘Intermission’. Ook Vinny Appice speelt nog mee op 3 studio albums te weten: ‘Dream Evil’, ‘Strange Highway’ en ‘Angry Machines’, daarnaast is zijn bijdrage te vinden op het live album ‘Intermission’ en ‘Inferno – Last in Live’. Appice is later nog wel herenigd met Ronnie James Dio in the band Heaven And Hell, of te wel het Black Sabbath van de Dio era.
En het is volgend jaar al echt tien jaar geleden dat de grote meester zelf zijn laatste adem uitblies! Gelukkig is zijn muzikale erfgoed in goede handen bij Appice en Campbell. De opvolger van Bain is trouwens Phil Soussan geworden. Samen met zanger Andrew Freeman trekt de band het hoge niveau door van het debuut.
Het heeft uiteindelijk drie jaar geduurd tot de opvolger verscheen, getiteld II. Last In Line gaat door waar het op Heavy Crown mee begon. Vanaf de eerste tonen van „Black Out The Sun” tot de wegstervende solo’s in het slotnummer „The Light” is het genieten, met Freeman als excellerend boegbeeld.
Meestal mid-tempo, een paar keer wat sneller (Year Of The Gun, Electrified), een enkele trage beuker (Blackout The Sun) (hallo „Shame On The Night”!)
Vivian Campbell is een gitarist die zijn stijl bijelkaar raapte bij gitaristen waar hij mee speelde (vraag maar aan Adje van den Berg) en die daardoor geen heel herkenbaar eigen geluid heeft, ook op II niet. Toch rijgt hij bij Last In Line de smakelijke riffs en solo’s weer aan elkaar. Ja, het is een beetje Dio, een beetje Whitesnake, een beetje Def Leppard (maar dan heavy), maar vooral klopt het heel erg. De hooks en riffs zijn er (dat loopje in Gods And Tyrants!), Appice en Soussain bewegen mee met melodie en het ritme en geven het een lekker ouderwetse feel. Niks ProTools, niks AutoTune, niks kleine stukjes aan elkaar plakken, het klinkt als een band.
Daarbij kan een vergelijking met Dream Child, die andere band met ex-Dio- en ex-Ozzy-bandleden, niet uitblijven. Waar Dream Child op het vorig jaar verschenen debuut de nadruk legde op de zwaardere kant van Dio, laat Last In Line een luchtiger en opener geluid horen. En waar Dream Child met Diego Valdez een zanger heeft die als het kleine broertje van Ronnie James klinkt, geven Appice en Campbell hun zanger alle ruimte om zichzelf te zijn. Juist die authenticiteit geeft Last In Line een kleine voorsprong. De muziek op ‘II’ is echter onmiskenbaar als die van Dio: het logge drumwerk van Appice is direct herkenbaar en Campbell strooit nog steeds met heerlijke riffs en smaakvolle solo’s.
De productie was weer in handen van Jeff Pilson (Dokken) en dat is er ook zo een die in zijn producties liever het organische van een band laat horen, in plaats van met de laatste stilistische of audiotechnische modes mee te gaan. Tegelijkertijd heeft hij ook gezorgd voor prachtige details, zoals het heerlijke basgeluid aan het begin van False Flag.
Dat ouderwetse geluid komt ook terug in de zang van Andrew Freeman. Luister maar eens naar die schreeuw aan het begin van Year Of The Gun. Hoeveel zangers hoor je dat tegenwoordig nog doen? Dat soort magistrale schreeuwzang is vaker te horen op dit album en daarmee laat hij een heel andere kant horen dan het al even indrukwekkende gegalm op Devil’s Hand. De band klinkt sowieso veel meer als een klassieke bluesy hardrockband uit de jaren zeventig en tachtig dan de meesten, maar het stemgeluid van Andrew Freeman maakt het helemaal af. Is het origineel? Niet echt, maar wel goed en doordacht.
Van alle bandjes waar ex-Dio-leden weer samenwerkten – en dat zijn er nogal wat, zoals Dream Child – blijf ik Last In Line de leukste vinden. En uiteindelijk is een nieuwe band toch leuker dan een tributeband of bands die al dertig jaar uitsluitend op dezelfde songs teren. Last In Line maakt de belofte van het eerste album volledig waar.
Jaar van release: 2019
Label: Vertigo/Spinefarm
Kunnen we het nieuwe album van Within Temptation negeren. Het antwoord is simpelweg: neen! Akkoord, ze hanteren niet meteen de zware metalen waar we zelf zo naar smachten, maar hoe je alles ook draait of keert, Sharon den Adel en co blijven één van onze belangrijkste exportproducten op muziekvlak. Na hun laatste wapenfeit Hydra dat algemeen ontzettend positief werd onthaald, waren de batterijen van de creatieve kern achter de groep dringend aan opladen toe.
Een pauze doet een mens goed, zo bewijzen de heren en dame van Within Temptation. Sharon den Adel richtte zich, nadat ze na afloop van de Hydra-tour een writersblock constateerde, op haar gezin en haar (inmiddels overleden) vader.
Vooral de komst van My Indigo, Sharons soloalbum, zorgde voor een welgekomen adempauze. Ook de mannen gingen hun eigen weg. Ruud Jolie kwam bijvoorbeeld met een nieuwe release van For All We Know. Het even iets anders doen leverde nieuwe energie op.
Het verschafte de bandleden immers de nodige tijd om na te denken over welke vernieuwende muzikale koers ze wilden gaan varen.
Resist is een heel sfeervolle, vernieuwende plaat met een mooi contrast tussen de engelenzang van Sharon en de donkere, zware instrumentatie.
Om dit te bereiken, is in de studio flink gesleuteld en er zijn allerlei effecten toegepast. Futuristisch en urban geeft de band zelf aan. Modern is wellicht ook een goede omschrijving. Dankzij de zanglijnen is de basis popmuziek, maar de instrumentatie zorgt voor een heavy ondertoon. Onder de oppervlakte komen allerlei diep in de mix liggende elementen naar voren. Zo zijn er dubstepgeluiden in The Reckoning en een koor in onder meer Endless War en Supernova. In laatstgenoemde zijn er ook vioolpartijen. Die toevoegingen en diepte maken het interessanter om het album vaker te draaien en steeds weer iets nieuws te ontdekken.
Hoewel de muziek nog altijd groots en bombastisch klinkt, is er dus wel een verschuiving. Maar verwacht geen soleerwerk of hoogstaande, technische uitspattingen. De instrumentatie staat namelijk vooral in dienst van de zang.
De nieuwe plaat Resist is een werkstuk geworden dat enerzijds vertrouwd in de oren klinkt, maar tegelijkertijd toch zorgt voor een duidelijke breuk met het verleden. Daarnaast weet de diepere sound die Within Temptation hanteert, een meer specifiek gevoel en karakter in het album te leggen. Hierdoor krijgt het geheel een ietwat meer modernere weerklank. Onder de oppervlakte hoor je ook verschillende technische aspecten naar voren komen die het allemaal interessanter maken om zeker eens naar Resist te luisteren.
De symfonische elementen en klassieke metalriffs die jarenlang de sound van Within Temptation domineerden, hebben echter grotendeels plaats moeten maken voor hedendaagse elektronica-invloeden. Daarnaast valt ook meteen op hoe de nummers omwille van hun zanglijn eerder popgericht overkomen. De teksten zijn zelfs niet langer sprookjesachtig maar bevatten – iets waaraan de groep zich voorheen helemaal niet durfde te wagen – een eerder indringende weergave van de hedendaagse realiteit zoals bijvoorbeeld het prijsgeven van onze privacy.
In Endless War geeft ze het geheel met haar ritmiek een reggae-tintje en aan het einde van Raise Your Banner gaat ze prachtig de hoogte in. Ook op andere momenten zorgt ze veelvuldig voor memorabele zanglijnen. Ze roept op tot actie omdat de wereld dat nodig heeft. Ze krijgt daarbij hulp van Jacoby Shaddix van Papa Roach (in The Reckoning), Anders Fridén van In Flames (in Raise Your Banner) en Jasper Steverlinck van Arid (in Firelight).
Resist begint dus uitstekend en bovendien houdt de succesvolle groep, die al meer dan twintig jaar actief is, het momentum vast met Supernova en Holy Ground. Laatstgenoemde komt met zijn pop-zang in de buurt van Amaranthe. Daarna volgt In Vain, dat minder impact heeft. Dat heeft onder andere te maken met het feit dat veel nummers op dezelfde structuur teruggrijpen. Na vijf tracks ben je wel eens toe aan iets anders en dat gebeurt met deze op pop gefocuste track niet tot nauwelijks. Gelukkig doorbreekt Firelight de sleur met een verfrissend, hypnotiserend, soul-achtig geluid. Na het iets minder opvallende Mad World, dat overigens wel uitnodigt tot meebewegen, volgt het prima Mercy Mirror, dat vooral punten scoort vanwege het mooie refrein. Voor het bombastische Trophy Hunter (deels met militaristische Rammstein-ritmiek) geldt in mindere mate hetzelfde.
Within Temptation komt na een welverdiende pauze dus verfrissend terug met een zeer aangenaam en modern album, waarvan bijna alle composities een single hadden kunnen zijn.
Kortom: Resist bezit weer een heleboel memorabele nummers waarmee Within Temptation de huidige fans tevreden zal weten te stellen, maar ook nieuwkomers zal mogen verwelkomen.
Jaar van Relaese : 2019
Label : AFM Records
Evergrey heeft altijd een nog veel grotere status verdiend dan wat hen ten deel valt. Weliswaar heeft de band in haar lange bestaan soms woelige wateren doorzwommen, maar de laatste albums vertonen een gerevitaliseerde band.
Met het album Hymns For The Broken maakte Evergrey in 2014 een soort van doorstart door. Met de terugkeer van gitarist Henrik Danhage en drummer Jonas Ekdahl leek de spirit van weleer weer terug te zijn en was de vlam van Evergrey weer ontstoken. Een vlam die sindsdien niet meer uit is gegaan. Sterker nog, de Evergreyvlam is alleen maar feller gaan branden. Het album The Storm Within uit 2016 was zelfs het meest succesvolle album van Evergrey sinds de oprichting van de band. (Met daarop 2 daverende tracks in duet met onze eigen en Nightwish-zangeres Floor Jansen, respectievelijk de songs ‘In Orbit’ en ‘Disconnect’.) Brengt de Zweedse Progressive Metal band Evergrey eind januari hun elfde studio album ‘The Atlantic’ uit.
Na Hymns For The Broken (2014) en The Storm Within (2016) is dit het derde deel van een trilogie over de avonturen in het leven, wat grotendeels neerkomt op een kijk op de goede en slechte kanten van alle relaties die je aangaat. Het leven is een reis over de oceaan naar onbestemde horizonten, vandaar de titel The Atlantic. Het thema water komt dan ook veelvuldig voor. Met ‘The Atlantic’ heeft Evergrey niet alleen weer een topalbum afgeleverd, maar ook een van hun meest afwisselendste.
Het vervolg van het avontuur start met een bijna acht minuten durend epos dat luistert naar de naam A Silent Arc. Het is een ijzersterke opener van het album. Het heeft alle ingrediënten in zich van een compositie van hoog niveau. Het spel tussen kracht en rust is perfect uitgebalanceerd en op alle fronten wordt hier gewerkt aan spanningsopbouw, kracht en souplesse. Het drumwerk van Jonas is goed stevig naar voren gezet en Henrik weet iedere noot met precisie te plaatsen in het geheel terwijl toetsenist Johan Niemann de ruimtes ertussen benut om zijn keyboardgeluid naar voren te schuiven.
Net bijgekomen van dit juweel start de band Weightless. Het zwaardere karakter dat het album in zich heeft, barst los. Weightless heeft een sterke powerriff in de basis en ook hier wordt dit ondersteund door een duidelijk hoorbaar en prettig drumgeluid. Zoals we gewend zijn van Evergrey zorgt het stemgeluid van Tom S. Englund voor de nodige emotie en de balans in de compositie. Heerlijk is de progressieve inslag die naar het einde toe wordt ingezet. Dat komt trouwens ook mooi terug in A Secret Atlantis. Deze composities kan zich qua karakter enigszins meten aan Weightless. Johan soleert er flink op los in een samenspel met de gitaarsolo van Henrik en het stemgeluid van Tom is zo vol emotie neergezet dat het bijna voelbaar is in mijn complete borststreek. En alles is daarbij gebouwd op een stevige zware groove.
Zwaar maar minder snel volgt Evergrey de stroom in All I Have dat zwaar leunt op een donkere deken van kracht. Het is niet het enige rustpunt op The Atlantic. Zo’n wonderschone ballad zoals op The Storm Within zit er dit keer niet in, maar met Departure komt Evergrey toch in de buurt. Het intro is vrij langzaam ingezet met in de hoofdrol de piano en de basgitaar. De compositie ontwikkelt zich als een rustig baken in de oceaan van metal en kan rustig een ballad genoemd te worden met een hoofdrol voor Tom die begeleid wordt door een akoestisch gitaargeluid of piano.
Het atmosferische intermezzo The Tidal opent de weg naar End Of Silence met typische verhalende zang en vertrouwde charme. Want Tom is heel het album in grote vorm met zijn smachtende verzuchtingen, waarin wanhoop omgezet wordt in triomf. Of toch niet? En elke song heeft een moment supréme wanneer Henrik zijn hart laat spreken in weergaloze heavy gitaarsolo.
Verderop blijkt Currents uitstekend te passen in het totaalbeeld en het plaatje van het Evergreygeluid en heeft alle kenmerkende elementen in zich. De compositie krijgt naar het einde toe een wat episch karakter waarbij het accent ligt op het gitaargeluid dat op de achtergrond door de keyboards/zang van een decor wordt voorzien. In The Beacon is het vooral Johan Niemann die de aandacht naar zich trekt in de onderliggende muziekbasis. Ook hier ligt het tempo wat laag, maar heeft het die onderhuidse spanning waarmee Evergrey overtuigt.
Met This Ocean zet Evergrey alle zeilen nog even bij en wordt er flink vaart gemaakt. This Ocean sluit hiermee een album af dat in het verlengde ligt van de eerdere twee albums. Sterk, groovend, krachtig en mede door het stemgeluid van Tom heel aansprekend.
De band heeft de afgelopen jaren veel getoured en ook veel festivals gedaan en dat hoor je duidelijk terug in de sound.
Het is duidelijk dat de band veel inspiratie heeft opgedaan door goed te luisteren naar Metalcore, Doom en Symfonische Gothic Metal bands. Uitstekend hoe de band deze sound heeft verwerkt in hun eigen stijl en muziek. ‘The Atlantic’ is daardoor een prima album met een sterke song – en soundkwaliteit en wat mij betreft het beste Evergrey album tot nu toe.
Jaar van Relaese : 2019
Label : Frontiers Records
Door Classic Rock Magazine werd Inglorious vorig jaar in eigen land uitgeroepen tot ’the future of British rock’, nadat de band met het tweede album ”II” op nummer 1 binnenkwam in de UK Rock Charts. Ook buiten Engeland maakte de bluesy hardrock formatie al goede sier, met name door internationale tours met bands als Steel Panther, The Dead Daisies, The Winery Dogs, Last In Line en Whitesnake. Door deze laatste band werd Inglorious en met name zanger Nathan James zwaar beinvloed, net als twee an
ere ‘iconic rock and roll bands from the 1970’s’: Deep Purple en Led Zeppelin. Vorig jaar speelde de band nog voor een uitzinnige menigte op het Graspop festival en nu tonen deze Britten hun magistrale ‘classic rock’ kunsten op hun derde album ”Ride To Nowhere”.
Het opnemen van een album is pas het halve werk. Meteen daarna volgen de promotie en de bijbehorende tournee. Bij Inglorious gaat dat met horten en stoten.
Dit derde album van de Britse hardrockbelofte had natuurlijk een feestje moeten worden. Maar voor de release pakte zowel de beide gitaristen en bassist hun biezen.
Na het vorige album II vertrok al gitarist Wil Taylor. Met het album Ride To Nowhere is zijn opvolger Drew Love zijn beoogde plaatsvervanger, maar deze is bij de band maar voor een korte periode. Het album is nog niet opgenomen en Drew Love had de band alweer verlaten, samen met gitarist Andreas Eriksson en bassist Colin Parkinson. Het was aan zanger Nathan James om de negatieve publiciteit op te vangen. En die was er. Genuanceerd als fans kunnen zijn – *kuch* – kreeg James de volle laag, terwijl er tal van redenen kunnen zijn voor het vertrek van bandleden. James en drummer Phil Beaver hebben inmiddels een nieuwe band om zich heen verzameld, maar ze moeten nog wel op tournee met het nieuwe materiaal dat nog door de oude band is geschreven en ingespeeld.
Vertrokken bandleden of niet, Nathan James is nog steeds het volstrekte middelpunt. Hij heeft nogal wat muzikale naamgenoten, maar deze heeft ervaring bij Uli Jon Roth en Trans-Siberian Orchestra en in de categorie bluesy hardrock zijn er niet veel betere zangers te vinden. Hij is duidelijk beïnvloed door zangers als David Coverdale en Glenn Hughes zonder een kopie neer te zetten. Integendeel, hij is echt herkenbaar.
De songs zijn degelijk, hoewel het refreintje-coupletje-refreintje is, met veel ruimte voor Nathan James’ uithalen. Gitarist Wil Taylor vertrok omdat hij meer grungy muziek wilde maken (volgende week komt het debuut van zijn band Deever uit) en het is wel logisch dat daar geen ruimte voor was in Inglorious. De band mag dan spreken van een duidelijke verandering in de sound, ik hoor het niet, zeker niet op de eerste helft van het album. De productie is weer door de band en net als de vorige keer is de mix gedaan door Kevin Shirley (vaste producer van Joe Bonamassa) en laten we wel zijn: de stem van Nathan James is veelzijdig, maar in de bluesy hardrock is het galmen wat de klok slaat. Daar past een bepaald soort song bij en dat is precies wat je hier krijgt. Perfect uitgevoerd met het geluid helemaal in balans, dat wel.
En toch… De band is meer dan competent, maar een Doug Aldrich, Paul Gilbert of Nuno Bettencourt zit er niet tussen. Het duurt daarom tot halverwege tot de band zich een beetje uit het keurslijf van de formulerock weet te worstelen. I Don’t Know You is een prachtige powerballad, waarop de soulkant in James’ stem naar voren komt. Ook het titelnummer is erg fraai en laat een kant horen die op de eerste helft van het album vrijwel ontbreekt. De afsluiter, het akoestische Glory Days is een pareltje. De bonustrack is een pianoversie van I Don’t Know You, met een zangeres erbij, die het een randje Trans-Siberian Orchestra geeft.
De belofte van het debuut maken ze ook op Ride To Nowhere niet helemaal waar, omdat ze pas op de tweede helft van het album de gebaande paden durven te verlaten. Laten we hopen dat de nieuwe band, met de pas 19-jarige Braziliaanse gitarist Danny Dela Cruz, daarop kan voortbouwen. Samenvattend het gitaarwerk heeft een prominentere rol gekregen en heeft daarmee een wat steviger geluid gekregen. Tekstueel gezien hebben deze een persoonlijker karakter dan voorheen. De nummers staan als het bekende huis. De enorme succes factor bij Inglorious blijft zanger Nathan James. Ride To Nowhere stijgt zonder meer weer boven de middelmaat in dit genre uit, maar van grote stappen vooruit is nog geen sprake. En dat had ik eigenlijk wel een beetje verwacht.