Jaar van release: 2005
Label: AFM Records
Binnen- en buitenlandse bladen riepen het uit tot hét album van januari 2003, in sommige gevallen zelfs het album van het jaar. De Europese Commissie beloonde het met een “European Border Breakers Award”. Beweren dat het debuut van de Duitse band Masterplan warmpjes ontvangen werd is nogal een Untertreibung, is beweren dat Bruce Dickinson best leuk kan zingen. En terecht, want Masterplan’s titelloze eersteling was inderdaad een aangename verrassing die niet iedereen verwacht had. Aeronautics duikt er nog een stukje overheen.Aeronautics heeft een thema. Geen intro-tot-slotaccoord conceptalbum, maar een uiting van liefde voor en de fascinatie van het vliegen. En dat niet alleen tekstueel. Waar het debuut nog een samenraapsel is van overblijfselen uit de Helloween tijd, pure powermetal en wat experimenten, groeit op Aeronautics het gezicht van Masterplan. Als in; stevige melodieuze metal met een progressieve touch en soms naar nu-metal neigende riffs (“Dark From The Dying”). Het vernieuwende van het debuut uitgebouwd tot een welklinkend geheel, een hechte samenwerking waarop eenieders talenten naar voren komen.
Het volle pompende gitaarwerk, waar producer Andy Sneap een stevige invloed op heeft gehad, doet vergeten dat Masterplan maar één gitarist heeft. De soli zullen gitarist Roland Grapow ook weer wat poseurpret bezorgen op het podium, wat geheel gerechtvaardigd is. Drummer Kusch’s technische skills komen totaal tot uiting in Headbanger’s Ballroom, een ode aan de stamkroeg van Grapow. Wellicht zijn daar ook de persoonlijke problemen ontstaan die bezongen worden in “Back For My Life”, het “Enlighten Me” van Aeronautics. En Jorn Lande? Die blijft wat ‘ie altijd al geweest is. Goddelijk, net als de rest van dit album.
Jaar van release: 2005
Label: Atlantic Records
Een nieuw Dream Theater-album verwerken is altijd een hele klus. Hoewel ik deze band al jaren tot mijn favorieten reken, weten James LaBrie en co. me altijd weer te verrassen. Bovendien hebben Dream Theater-albums regelmatig de tijd nodig om tot volle ontplooiing te komen. Octavarium vormt geen uitzondering hierop: zoals bij meerdere albums van deze band valt het materiaal op het eerste gehoor behoorlijk tegen, maar beginnen de puzzelstukjes na verloop van enige weken op hun plaats te vallen. In eerste instantie maakte Octavarium vooral een geroutineerde indruk op me. Het zat allemaal wel prima in elkaar, maar toch miste er iets en ik kon me niet aan het gevoel onttrekken dat de band te gemakzuchtig te werk was gegaan. Het materiaal klonk te mak en vooral instrumentaal gezien kreeg ik het idee dat er veel meer had ingezeten.
Let wel: het betrof hier dus een eerste indruk. Gelukkig blijkt dit album een echt groeialbum te zijn, dat na een korte incubatieperiode haast smeekt om in de cd-speler te blijven zitten. Opener The Root of all Evil ligt nog behoorlijk in het verlengde van Train of Thought. Niet zo gek, wanneer men zich bedenkt dat het nummer de (voorlopige?) kroon vormt op de saga die in de vorm van The Glass Prison en This Dying Soul (het hoogtepunt van het vorige album) al eerder gestalte kreeg. De hieropvolgende ballad The Answer Lies Within heeft erg lang nodig gehad om de juiste waardering in huize Wehrens te krijgen. In eerste instantie kwam het nummer bijzonder matig en vooral cheesy over, maar pas na meerdere luisterbeurten valt op dat de kracht van dit nummer juist in de eenvoud schuilt. Uiteindelijk ontpopt deze ballad zich zelfs tot een meesterwerkje á la Another Day.
Het volgende nummer – These Walls – valt vooral op door de schitterende melodielijnen van Jordan Rudess en het sterke refrein. Een van de meest toegankelijke, gemakkelijk in het gehoor liggende nummers van het album, dat niet misstaan had op Images & Words. I Walk Beside You klinkt eveneens vrij toegankelijk en lichtvoetig. Niet het beste nummer van het album, maar gewoon een bijzonder lekker, positief nummer met een refrein dat al vrij snel blijft hangen.Met Panic Attack grijpt de band terug naar haar Scenes from a Memory-dagen. De sfeer van dit nummer herinnert erg aan de sfeer op dat geniale conceptalbum en bepaalde breaks doen wel héél erg denken aan het nummer Strange Deja-Vu, maar desondanks (of eerder juist daardóór) behoort dit nummer tot een van de beste nummers van Octavarium.
Never Enough is eigenlijk het enige nummer dat ik echt onder de maat vind. Er is al vaker gerept over de Muse-invloeden die in dit nummer doorklinken (vooral in het begin), maar ook zonder deze kritiek doet het nummer me weinig. Te voorspelbaar en te gemakkelijk afgewerkt, zo lijkt het wel. Sacrificed Sons ligt qua thematiek dicht tegen In the Name of God aan, maar is subtieler opgebouwd. Met name het eerste gedeelte van dit nummer – met zorgvuldig geselecteerde samples, een simpele pianomelodie en prachtige zang van LaBrie – zorgt voor kippenvel. Het magnum opus van dit album is echter het liefst 24 minuten durende titelnummer, dat zich na enkele aandachtige luisterbeurten ontpopt heeft tot één van de beste Dream Theater-nummers aller tijden. Een episch meesterwerk dat zich zelfs met het fenomenale A Change of Seasons kan meten. De band laat zich ongebruikelijk lang de tijd om het nummer op te bouwen, maar halverwege slaat de vlam pas echt in de pan door middel van een bijna tien minuten durende instrumentale achtbaanrit, waarbij Petrucci en Rudess zich nog eens helemaal mogen uitleven. Met open mond heb ik zitten luisteren hoe deze heren de ene na de andere bizarre overgang en razendsnelle solo op de luisteraar afvuren. Een geniaal nummer!
Al met al kunnen we gerust stellen dat Octavarium wederom een buitengewoon geslaagd hoofdstuk in het succesverhaal van Dream Theater is. Muzikaal gezien is het album een mengeling van Images & Words, Scenes from a Memory en Train of Thought, maar met genoeg nieuwe ideeën. Wederom een groeialbum dat op het eerste gehoor kan tegenvallen, maar geef het album dan ook de tijd om tot bloei te komen. Mocht het album al meteen bevallen, dan is dat natuurlijk helemaal mooi meegenomen.
Russel Allen – Russel Allen’s Atomic Soul
Jaar van release: 2005
Label: Inside Out Records
Sinds 1995 is Russel Allen de flamboyante zanger van de Amerikaanse prog metal formatie Symphony X. Zijn stem is goud waard en zijn talenten werden tevens opgemerkt door Arjen Lucassen. Medewerking aan het ‘Space Metal’ album (2002), inclusief live shows, waren het gevolg. Hoe komt een man met zo een drukke agenda in de verleiding om ook nog een solo album op te nemen? Volgens Russell zelf omdat hij een puur rock album wou schrijven met het soort songs die hij al lang niet meer gehoord had en dat zou aantonen waar zijn oorspronkelijke voorkeuren liggen.
Hij profileert zich hier niet enkel als prima zanger, maar schreef, arrangeerde en produceerde heel het album. Hij speelde gitaar, bas en toetsen. Hierbij kon hij wel rekenen op de bijstand van zijn Symphony X maten Michael Pinella (toetsen) en Michael Romeo (gitaar) en tal van gasten. Robert Nelson nam plaats achter de drumkit. Het album werd opgenomen in de Dungeon Studios waar Symphony X al jaren hun werk inblikken.
Het album opent met ‘Blackout’, een stevige rocker in ZZ Top traditie, althans de aanvangsriffs doen me aan de bebaarde Texanen denken. ‘Unjustified’ steunt ook op potige riffs, maar dit nummer tegen al het onrecht in de wereld kent gesproken overpeinzingen en een knappe gitaarsolo. ‘Voodoo Hand’ is het eerste nummer dat Allen schreef voor dit album. Er hangt een broeierige sfeer, beetje opgejaagd en onrustig. Hierin speelt Allen zijn eerste keyboard solo en ook deze klinkt echt jaren zeventig. Denk aan wat spielerei op de moog. Een andere naam die opduikt bij het beluisteren van ‘Angel’ is The Free/Paul Rodgers. Zelfs de gitaarsolo’s zijn warm en hebben dat onmiskenbare geluid van weleer. Je zou denken dat dit album analoog is opgenomen. Ook de overstuurde gitaren en kalme zang in ‘The Distance’ brengen ons enige decennia terug en dus is de opzet van de zanger heel goed geslaagd om een album te maken vol blues gerichte klassieke hardrock. Recht toe recht aan rockers vinden we in de vorm van ‘Seasons Of Insanity’ en het titelnummer ‘Atomic Soul’ waar Jens Johannson van Stratovarius de keyboards speelt. Eén van de hoogtepunten is het met Oosterse invloeden verrijkte, robuuste ‘Gaia’ dat aan de hoogdagen van Dio en Rainbow herinnert. De langste en meest epische track is ‘We Will Fly’, acht minuten schoonheid met hoogstaand pianospel van Michael Pinella en die weergaloze stem van Russell die hier het achterste van zijn tong laat zien.
Waar solo uitstapjes dus al niet goed voor zijn: een verfrissend andere stijl, een hommage aan de muziek die hem gevormd heeft en zo zijn wij een cd rijker die na enkele luisterbeurten zijn déja entendu gevoel afwerpt om plaats te maken voor bewondering en grenzeloos genieten.
Jaar van release: 2005
Label: Frontiers
Philip Bardowell is een naam die niet iedereen bekend in de oren zal klinken. Hij zong ooit in de band Criss (de band van Peter Criss en Ace Frehley voor de Kiss reünie), Magdalen en recentelijk in Unruly Child. Zijn stem ligt overigens in het verlengde van Mark Free, zijn voorganger in Unruly Child (tegenwoordig Marcie Free na een nogal ingrijpende operatie…) en Lou Gramm (ex Foreigner). Voor zijn tweede solo cd kreeg hij steun van gerenommeerde liedjesschrijvers als Stan Bush, Jim Peterik en Curt Cuomo en dat betaalt zich dubbel en dwars uit want op ‘In The Cut’ staan enkele AOR juweeltjes. ‘Heart of A Hero’ had zo op Signal’s klassieke debuut kunnen staan, ‘Never Too Late For Love’ had niet misstaan op een Journey album en het beste nummer ‘It’s A Long Road’ sluit naadloos aan bij Survivor’s ‘Vital Signs’. De laatste twee nummers zijn van de hand van Jim Peterik en zijn ondanks twee platen van Pride of Lions jaren op de plank blijven liggen. Bardowell zingt zich vakkundig een weg door al dit materiaal en levert en passant een van de betere AOR releases van het jaar af. Liefhebbers van het genre kunnen zonder schroom toeslaan.
Bruce Dickinson – Tyranny Of Souls
Jaar van release: 2005
Label: Sanctuary Records
Bruce Dickinson heeft wel wat met de dood. Met Iron Maiden stonden tientallen songs in het teken van een onbedoelde aanvaring met de man met de zeis, waarvan ‘Bring Your Daughter To The Slaughter’, ‘Hallowed Be Thy Name’, ‘Invaders’, ‘Be Quick Or Be Dead’ en ‘Dance Of Death’ slechts het topje van de ijsberg zijn. Wellicht juist daarom dat hij zijn nieuwe solo-plaat ‘Tyranny Of Souls’ omdoopte in een conceptplaat over het (be)eind(igen) van het leven. Het resultaat is een cd die donkerder klinkt dan de voorgaande solo-platen van het Britse alternatief voor het testsein op de eerste maandag van de maand. Wel even wennen, want het zijn juist de platen ‘Chemical Wedding’ en ‘Accident Of Birth’ die in de geheugens van menig Maiden-fan gegrift staan. Het waren immers die cd’s die, meer dan eerdere Bruce Dickinson-platen, de compositorische leemte opvulde die Maiden in de jaren negentig achterliet. Sterker nog, menigeen beweert dat deze platen zelfs de directe aanleiding vormden voor Maiden om de banden met hun voormalig boegbeeld aan te halen. Wat de preciese waarheid is, valt te lezen tussen de regels van de interviews die de band destijds gaf, wat impliceert dat we wel nooit hélemaal zullen weten wat de invloed van die twee platen is geweest. Eén ding staat vast: hun historische waarde is in de ogen van veel fans bijzonder groot, en ‘Tyranny Of Souls’ moet dat niveau maar eventjes benaderen.
Dickinson komt, samen met zijn bondgenoot Roy Z (composities, gitaar, productie) een heel eind om zijn eerdere twee sucesstukken te benaderen. ‘Tyranny Of Souls’ is een opmerkelijk donker, maar tegelijkertijd ook dynamisch werkstuk. Bruce lijkt zich te hebben geinspireerd door een welhaast Iced Earth-achtige melancholie, wat zich uit in duister slepende riffs, akoestische sfeerstukken en plotselinge uitbarstingen van energie, waarbij vet ingemixte gitaren en vocaal krachtsvertoon een muzikaal pandemonium creëeren. En laat dat nou juist de bedoeling zijn geweest van deze plaat. Als ik één reservering heb, dan is het dat de plaat, ondanks het compositorisch hoge niveau, toch in de schaduw moet staan van het gros van de voorgangers. De plaat ‘Skunkworks’ wordt over de gehele linie makkelijk gepasseerd, maar finesse van de rest wordt niet benaderd. Dit zit hem niet per se in de aanmerkelijk duisterdere koers die Dickinson vaart, maar vooral in het feit dat de échte klassiekers ontbreken. Dan heb ik het vooral over nummers als ‘Tears Of The Dragon’, ‘Born In 58’, ‘The Tower’ en ‘Man Of Sorrows’, nummers die tot op de dag van vandaag worden gezien als Dickinson-klassiekers. Het is gelukkig geen groot bezwaar tijdens het luisteren van deze plaat. Want ondanks dat de vorige twee platen niet overtroffen worden, levert Bruce weer een verdomd lekkere heavy metalplaat af. Het advies van de LoM: Snel kopen die hap, genieten ervan, en volgende zomer weer met zijn allen naar Bospop, waar een dag later alleen een veld bezaaid met lege bierbekertjes doen denken aan het massaal meezingen op ‘Fear Of The Dark’ en ‘Number Of The Beast’. Want Maiden, en al wat er mee te maken heeft, gaat er in 2005 nog steeds in als koek.
Jaar van release: 2005
Label: Inside Out Records
Wat een indrukwekkend panorama! Om stil van te worden! Hier past slechts bewondering!Vanuit “Room V” kijk je uit over een adembenemend en bijzonder rijkgeschakeerd progressief landschap. Aan de rechterkant zie je rustgevende waterpartijen, links valt je oog op massieve rotsblokken en recht vooruit word je aandacht getrokken door pasgemaaide mosgroene grasvelden. De blik naar boven geeft zicht op een gevarieerd schouwspel van inktzwarte wolken en helderblauwe luchten. U begrijpt het wellicht al: het nieuwe album van Shadow Gallery is om lyrisch van te worden!
“Room V” borduurt tekstueel voort op het verhaal dat zijn ontstaan kende op het conceptalbum “Tyranny” (1998). Die plaat eindigde met de afspraak die de twee hoofdpersonen maken om elkaar te gaan ontmoeten. “Room V” begint acht uur later, als de geplande ontmoeting daadwerkelijk plaatsvindt. Beide personages willen afrekenen met hun eigen verleden. Ze komen echter al snel tot de slotsom dat het achterlaten van oude zaken bijna als vanzelf nieuwe dingen en gebeurtenissen in gang zet. Dat is de strekking van het verhaal in een notendop.
Voor alle ins en outs over de achterliggende gedachten is een verwijzing naar het begeleidende tekstboekje geen overbodige luxe. En dan is het nog maar de vraag of alles duidelijk wordt. De heren van Shadow Gallery houden er namelijk van om de hersenen van hun luisterpubliek te prikkelen met diepzinnige teksten. Enig denkwerk is vereist om tot de kern door te dringen. Zelfs over de betekenis van de titel “Room V” hult de band zich in geheimzinnig stilzwijgen. Misschien dat de uitleg van bassist Carl Cadden-James, de bedenker van dit conceptverhaal, voor enige helderheid zorgt. Die ontboezemingen kun je vinden op de bonus cd die onderdeel uitmaakt van de ‘special edition’ van “Room V”.
Het album, dat onverdeeld is in Act III en IV, opent met Manhunt. Dit korte instrumentaaltje laat, bewust of onbewust, subtiele verwijzingen horen naar eerder materiaal van Shadow Gallery. Op Comfort Me komen we een oude bekende tegen. Hier is zangeres Laura Jaeger, die ook op ‘Tyranny’ van de partij was, te horen. Ze is met zanger Mike Baker in een gevoelig en meeslepend duet verwikkeld. Carl Cadden-James geeft al fluitend extra glans aan deze compositie. In The Andromeda Strain krijgen we te maken met de edelmetalen gitaarrifs van Brendt Allman. Ook mogen we hier met volle teugen genieten van een aantal gepeperde duels tussen gitaar en toetsen. En niet te vergeten de prachtige meerstemmige zang, het gecultiveerde handelsmerk van deze Amerikanen. Met Vow zijn we aanbeland bij het eerste echte hoogtepunt. Deze buitengewoon knap opgebouwde ballade is ontroerend mooi. Schitterend gezongen en o zo melodieus. Hemels! Luister maar eens naar de briljante gitaarsolo’s.
Nauwelijks hiervan bekomen krijgen we met Bird Of A Daughter en Death Of A Mother een tweetal virtuoze instrumentaaltjes te verhapstukken. Pure klasse! Act III eindigt met Lamentia, een song die qua melodie verwijst naar Comfort Me. De tekst refereert aan het nummer Broken, dat terug te vinden is op “Tyranny”. De verstilde pianoklanken van multi-instrumentalist Gary Wehrkamp en de emotionele zang van Mike Baker zijn uit de kunst.Het doek voor Act IV gaat op met het langzaam versnellende Seven Years. Wie herkent de gitaarsolo die door Mister Ayreon is ingespeeld? Dark is niet veel meer dan het geluid van een raam dat aan diggelen gaat en een ijselijke schreeuw van een klein kind. Het is slechts de opmaat voor het fascinerende Torn. De gitaarlick waarop dit nummer is gebaseerd, is briljant in al zijn eenvoud. De hypnotiserende werking van de melodie laat je deze song intens beleven. Schitterend!
Hierna komen we in het heftigste half uurtje van dit vijf kwartier klokkende kunstwerk. Met The Archer Of Ben Salem gaat de bekende beuk er flink in. De bas is lekker vet en zorgt voor de perfecte drive. Zanger Mike Baker toont aan ook agressief zingend zijn mannetje te staan. Het navolgende Encrypted kent een sfeervol en gelaten middenstuk, een ijzersterk refrein, is uiterst complex en buitengewoon afwisselend. De gitaarsolo’s, vooral de lange solo tegen het einde, zijn weergaloos. Het sterke drumwerk van Joe Nevelo geeft dit nummer veel pit. En dan is het tijd voor “Room V” zelf. Deze krachtdadige, robuuste song weet zich gezegend met een markant meerstemmig refrein, zoals alleen Shadow Gallery dat kan neerzetten. Verder vallen de vele tempoveranderingen in deze compositie op. Aan alle goede dingen komt een eind, zo ook aan deze plaat. Gelukkig duurt de finale in dit geval negen minuten. In dat tijdsbestek pakt de band nog een keer royaal uit. Het regenachtig beginnende Rain is majestueus en meerstemmig, maar toch vooral weer meesterlijk meeslepend en mateloos melodieus. De gitaren zijn opruiend, de diverse solo’s priemend en Mike Baker haalt nog maar eens alles uit zijn goedgesmeerde stembanden.
Shadow Gallery slaat met “Room V” weer genadeloos en onverbiddelijk hard toe. Deze band verdient ontegenzeggelijk een plek in de eregalerij van de progressieve rock. Een heel vooraanstaande plek wel te verstaan. Het wordt echter de hoogste tijd dat de heren eindelijk eens uit de beschermde schaduw van de studio treden. Gooi open die deur van “Room V”! Wij willen Shadow Gallery nu eindelijk wel eens een keer live aan het werk zien!
Redemption – The Fullness Of Time
Jaar van release: 2005
Label: Massacre
Wanneer het openingsnummer ‘Threads’ uit de startblokken schiet is het goed vasthouden, het gas gaat er meteen vol op. Felle en krachtige gitaarriffs met snelle dubbele bassdrums leiden uiteindelijk naar melodie veroorzaakt door de toetsen en de stem die al zo bekend is in het metal wereldje. Niemand minder dan Ray Adler (Fates Warning, Engine) is namelijk de zanger van dienst op de tweede CD van Redemption.
De biografie van Redemption geeft een mix van invloeden aan van Kansas, Savatage, Iron Maiden, Rush, Megadeth, Dream Theater en Fates Warning maar eerlijk gezegd volstaat het predikaat Fates Warning met een extra hoge dosis power. In 2002 begon gitarist Nicholas van Dyk deze band, toen al in samenwerking met Adler. Via Adler’s band Enigine, waar van Dyk een steentje aan bijdroeg kwam Redemption tot leven, zij het toen nog zonder Adler als zanger. Op het debuut ‘Redemption’ vervult de Fates Warning zanger wel een gastrol maar ex-Steel Prophet zanger Rick Mythiasin was daar nog de eerste vocalist op. Andere bekende in deze band is gitarist Bernie Versailles, inderdaad die van Engine en Agent Steel. Toen het tijd werd om het tweede album op te nemen vroeg Ray Adler of hij deze mocht inzingen daar Rick Mythiasin was afgevallen wegens andere verplichtingen.
‘The Fullness Of Time’ is een sterk album, vol felle riffs en melodieuze passages. Zo fel als ‘Threads’ van start gaat, zo kalm en sfeerrijk begint ‘Parker’s Eyes’. Ray Adler bewijst maar weer ’s waarom hij tot de beste en diverse zangers behoort. ‘Scarred’ is heerlijk complex en heavy en hier hoor je heel goed dat alle muzikanten van de hoogste plank springen. Drummer Chris Quirarte mept er flink op los en gooit het ene na het andere originele drumpartijtje je om de oren. Kijk uit Mike Portnoy! Het bijna zestien minuten durende ‘Sapphire’ laat ook weer alle sterke kanten van Redemption horen en de goede indruk die de band al maakte groeit nog eens meer. Heerlijke gitaarsolo’s vliegen je om de oren in het lange instrumentale middenstuk. Toch kan het dan nóg beter! Het titelnummer ‘The Fulness Of Time’ laat geen twijfel meer mogelijk. Het in vier stukken onderverdeelde nummer begint onheilspellend en laat perfect horen wat de band in huis heeft. In het tweede (‘II. Despair’) en ook het vierde stuk (‘IV. Transcendence’) gaat het gas er even af en Adler neemt het initiatief ondersteund door mooi piano -en gitaarwerk in deze twee stukken.
Het kan dus niet anders gezegd dat dit album een sterke aanwinst is voor de oogst van 2005.
Jaar van release: 2005
Label: Frontiers
Lang geleden brachten Journey gitarist Neal Schon en Sammy Hagar een album uit onder de naam HSAS. De twee bleven vrienden en richtten een paar jaar geleden de band Planet Us op. Bassist Michael Anthony sloot zich bij hen omdat Van Halen op zijn gat lag en drummer Deen Castranova (eveneens Journey) kroop achter de kit. Ze schreven een handvol nummers en hielden er vervolgens mee op omdat Van Halen weer actief werd. Neal Schon zocht en vond vervangers in zanger Jeff Scott Soto (Talisman en Yngwie Malmsteen) en bassist Marco Mendoza (Whitesnake). Ze herdoopten de band in Soul Sirkus en namen in 2004 hun debuut “World Play” op. Aanvankelijk verscheen die cd in eigen beheer, maar later was die ook verkrijgbaar via Warner Brother’s internet site. Het Italiaanse Frontiers label schoof de band een contract onder de neus, dat ze gewillig tekenden. “World Play” werd opnieuw uitgebracht met vier extra (nieuwe) nummers en nieuw ingespeelde drumpartijen omdat Deen Castranova zijn stokjes had overgedragen aan Virgil Donati (uit Steve Vai’s band).
Na een paar luisterbeurten mag geconcludeerd worden dat Soul Sirkus de opgeklopte verwachtingen niet geheel waar maakt. Ze maken zeer degelijke hardrock, maar het zijn niet allemaal echt briljante composities. Vergelijkingen met klassiekers als “Escape” van Journey of het debuut van Bad English zijn dan ook volledig uit den boze. Melodieus is het natuurlijk wel en het gitaarwerk van Schon is bij tijd en wijle weer wonderschoon. Van de nieuwe nummers is alleen “Alive” een aanwinst voor het album. “Abailar To’ Mundo” is een jam die in de badkamer van Flea (Red Hot Chili Peppers) lijkt te zijn opgenomen, “My Love, My Friend” is een kort a capella nummer waarop Soto nog eens bewijst een verdienstelijk zanger te zijn, maar als nummer stelt het niets voor en ook “James Brown” is weinig meer dan een jolige jam. Van de originele twaalf nummers vallen “Another World” op door het mooie oriëntaalse accent en “Soul Goes On” en “Coming Home”door de prachtige melodielijn en een excellerende Soto. De overige liedjes zijn zoals gezegd degelijk en veelal up-tempo, maar ontberen overtuigingskracht. Eigenlijk zou deze band een lange tijd moeten gaan toeren, groeien als eenheid and dan pas hun beste materiaal opnemen. Als nevenproject zie ik dat echter niet snel gebeuren.
Jaar van release: 2005
Label: Lion Music
Seventh Wonder werd gevormd door bassist Andreas Blomqvist, gitarist Johan Liefvendahl en drummer Johnny Sandin nadat hun vorige band uit elkaar viel. Hun geluid evolueerde naar progressieve metal, mede door de komst van toetsenist Andrew Everding.
Een zanger vinden bleek geen sinecure: tijdens de opname van de twee demo’s, Seventh Wonder (2001) en Temple In The Storm (2003), werd er gebruik gemaakt van de diensten van meerdere zangers, onder hen Ola Halén en Andi Kravljaca. Met de laatste werd ook het debuutalbum Become opgenomen. Echter, voordat het album uitkwam werd hij alweer vervangen door Tommy Karevik.
Hier heb ik hem dan in mijn handen, het debuutalbum van de veel belovende progressive metalact Seventh Wonder. De band heeft hiervoor al twee demo’s uitgebracht die erg veel lovende kritieken heeft gekregen van de media. Nadat ze op de twee demo’s verschillende zangers hebben gebruikt, is er nu gekozen voor een vaste namelijk Andi Kravljaca. Andi Kravljaca is een zanger die we allemaal we kunnen kennen van Sillent Call. Echter nog voor de release van deze plaat is Andi vervangen voor een nieuwe zanger, Tommy Karevik is de nieuwe frontman van Seventh Wonder. Deze zullen we de komende tijd live kunnen bewonderen tijdens een van de tours van Seventh Wonder.
Zo het vaste inleidingspraatje hebben we inmiddels gehad, dus nu is het tijd om het te hebben over waar het werkelijk over gaat. De muziek. Become is een degelijk progressief album geworden met nog redelijk veel Dream Theater invoeden in de muziek. De muziek bevat catchy refreinen en een zeer goede zanger. Het album is erg afwisselend qua ballades en de stevige progressieve nummers. Like Him is bijvoorbeeld een lekker stevig nummer waarin bassist Andreas Blomqvist en gitarist Johan Liefvendahl hun kunsten lekker kunnen vertonen. De twee zijn dan ook meteen de sterren van de band. Het samenspel van deze twee is subliem te noemen en zeer strak. Daarnaast kan ook zanger Andi Kravljaca genoeg zijn kwaliteiten tonen. Bijvoorbeeld in het nummer Temple in the Storm krijgt hij alle ruimte om eens zijn stem goed te laten horen.
Al met al is dit een prima debuut, dat de verwachtingen na de twee voorgaande demo’s helemaal inlost. Verplichte kost voor iedere progressievemetalfan.
Jaar van release: 2005
Label: Verglass
Het eerste dat opvalt is het fantastische artwork van David Wyatt. Hij was ook verantwoordelijk voor het artwork van “Contagion” en in het dagelijks leven ontwerpt hij voornamelijk covers van (kinder)boeken. Hij heeft de band vastgelegd als striphelden. Elke held heeft zijn specialiteit en zijn eigen verhaal. Mick Pointer is de Amerikaan, Rob Sowden is een edelman met een verleden, Ian Salmon is de ninja, Clive Nolan is een mislukte samensmelting van een man en een demon. Hij kan in de toekomst kijken maar worstelt om de demon in zich onder controle te houden. Ten slotte is John Mitchell is een wetenschapper die een tijdmachine heeft uitgevonden. Hij heeft die uitvinding gedaan om zijn verloofde terug te krijgen, maar met zijn uitvinding kan hij steeds slechts zeven seconden terug in de tijd. Elk karakter wordt in een nummer uitgewerkt. Pepper’s Ghost is trouwens geen conceptalbum, maar op het album staan zeven nummers die allemaal draaien rondom de helden zoals die in het artwork zijn bedacht, zonder dat er een samenhangend verhaal ontstaat.
Over het geheel genomen is de muziek van Arena op dit album wat harder en steviger dan het voorgaande werk. Toch herken je de Arena stijl van mijlenver. Bedlam Fayre gaat meteen in de hoogste versnelling uit de startblokken. Het nummer staat boordevol gitaarsolo’s met een terugkerend thema dat zich direct in je hoofd nestelt en doet wat dat betreft sterk aan The Butterfly Man van het album “Immortal?” denken. Een deel van de zang is vervormd en dat pakt verrassend goed uit. Het doet sterk aan de vervorming denken die Threshold gebruikt. Niet vreemd omdat Threshold gitarist Karl Groom zich met de productie van deze schijf heeft bemoeid.
Smoke And Mirrors verloopt wat recht-toe-recht-aan maar dat stoort nergens. Opvallend is dat Clive Nolan zich veel met de zang bemoeit op dit album. Hij neemt bijzonder vaak de tweede stem voor zijn rekening. Het maakt het vocale gedeelte van “Pepper’s Ghost” alleen maar beter. Hoogtepunt is zijn heerlijk zwevende toetsensolo die wordt afgelost door een slepende gitaarsolo van John Mitchell.
Het gitaarthema uit The Shattered Room had zo van “Contagion” afkomstig kunnen zijn. Het wijkt maar een fractie af van bijvoorbeeld The Painted Man. Dit is één van de beste nummers van het album. Arena laat de luisteraar alles horen waar ze zo goed in zijn; heerlijke slepende gitaarsolo’s, fraai toetsenwerk en vlot lopende tempowisselingen. Net name het instrumentale einde is fenomenaal en zal het hart van menig progfan sneller laten kloppen.
Zowel The Eyes Of Lara Moon als Tantalus hebben uitstekende wisselwerkingen met rustige en stevige passages. In het eerstgenoemde nummer wordt mooi akoestisch gitaarspel afgewisseld met heerlijke up-tempo stukken waarin Clive Nolan een complete muur van toetsen optrekt en John Mitchell weer alle ruimte krijgt voor zijn uitstekende solo’s. Tantalus kent een opening met zang en piano waarna het nummer een stuk steviger wordt. De zang is erg sterk hier. Het moge duidelijk zijn dat de zang van Rob Sowden met elk studioalbum beter wordt. Jammer dat hij dit niveau live niet vaak haalt.
Purgatory Road is wederom up-tempo en zit weer boordevol smaakvolle tempowisselingen en heerlijk instrumentale uitstapjes. Het heeft een lekker refrein waarin ook de stemmen van Clive Nolan en John Mitchell verwerkt zitten. Ook hier zijn de gitaarsolo’s van Mitchell weer een genot. Wat is deze man toch belangrijk voor de band. Het sluitstuk Opera Fanatica is geheel door Clive Nolan geschreven, iets wat niet vaak voorkomt bij Arena. Vrijwel altijd worden de nummers door Clive Nolan, John Mitchell en Mick Pointer gecomponeerd. Met Opera Fanatica zet Nolan een flinke stap in de musicalwereld. Ik moest het nummer wat vaker horen om het op de juiste waarde te kunnen schatten, maar ik moet concluderen dat het fantastisch is. Nolan heeft duidelijk afgekeken bij Andrew Lloyd Webber. Sommige stukken hadden moeiteloos in de musical “The Phantom Of The Opera” gepast. Ook hier is het weer John Mitchell die met zijn gevarieerde gitaarspel het nummer naar grote hoogte stuwt. Maar natuurlijk is het ook het heerlijke toetsenspel van Nolan zelf dat dit nummer zo goed maakt. De creativiteit van deze man lijkt eindeloos te zijn. Gelukkig maar.
“Pepper’s Ghost” is een uitstekend Arena album. De vele meerstemmige partijen die in elk nummer opduiken zijn een absoluut pluspunt. Ook dat de muziek wat harder is geworden is een voordeel. De band blijft zijn eigen geluid trouw maar weet toch steeds weer met overtuiging iets nieuws te brengen zonder dat je het gevoel hebt dat ze steeds in herhaling vallen. Arena heeft de liefhebber van progressieve rock wederom op zijn wenken bediend.
Jaar van release: 2005
Label: Frontiers
Sinds de release van platen als ‘Escape’ en ‘Frontiers’ geldt Journey als de crème de la crème van het AOR genre. Journey staat voor een kamerbreed geluid, goede composities, lekkere hooks, fraaie samenzang, pakkende refreinen en hemels gitaarwerk. Na het vertrek van zanger Steve Perry zocht men lang naar een opvolger en vond die uiteindelijk in de persoon van voormalig Tyketto zanger Steve Augeri. Qua stemgeluid en –bereik ontlopen de heren elkaar overigens nauwelijks. ‘Arrival’ was de eerste samenwerking met Augeri en die plaat viel zeker niet tegen, maar was wel behoorlijk glad. Op de tweede volledige cd met Augeri bewijst Journey dat men het kunstje nog niet verleerd is.
‘Faith In The Heartland’ opent het album majestueus; een vol geluid, mooi gitaarwerk en puike samenzang. ‘The Place In Your Heart’ zet die lijn voort en het derde nummer ‘A Better Life’ met drummer Deen Castranova als lead zanger is zo mogelijk nog beter. ‘Generations’ blijkt een traktatie voor de liefhebbers van AOR. Elk bandlid neemt tenminste eenmaal de zang voor zijn rekening, Jonathan Cain (keyboards) in ‘Every Generation’, gitarist Neal Schon in ‘In Self Defens’ en bassist Ross Valory in ‘Gone Crazy’. Platen waarop ieder bandlid tenminste een nummer als lead zanger optreedt zijn schaars. De enige die me te binnen schieten zijn ‘Love Gun’, ‘Alive II’ en ‘Dynasty’ van Kiss. Overigens zingt niet ieder bandlid even verdienstelijk. Ross Valory’s stem is tamelijk ruig voor Journey en past eigenlijk niet zo goed bij de muziek. Het zorgt wel voor variatie, maar verstoort tegelijk de flow van het album.
Het beste nummer van de plaat is ‘Out Of Harms Way’ dat is opgedragen aan de soldaten in Irak. Een prachtig uptempo nummer met een super slot dat zonder twijfel behoort tot de beste die Journey ooit schreef. ‘Generations’ is gelukkig wat ruiger uitgevallen dan het tamelijk zoetsappige ‘Arrival’ en dat is een welkome verbetering. Omdat ook producer Kevin Olsen (ook verantwoordelijk voor ‘Frontiers’ en ‘Escape’) een puike prestatie heeft geleverd, is de conclusie gerechtvaardigd dat ‘Generations’ een toppertje in het oeuvre van de band is. Ruim twintig jaar na hun hoogtepunt is Journey dus nog steeds top in hun genre. Een prestatie van formaat en stukken beter dan het overschatte ‘Soul Sirkus’.
‘Generations’ verschijnt overigens niet in de VS, maar wordt bij een concertbezoek gratis aan de bezoekers meegegeven. Een leuk gebaar met als gevolg dat er op Internet honderden downloads van het album te vinden zijn. Het Italiaanse Frontiers label – dat haar naam wis en waarachtig aan de gelijknamige Journey plaat ontleent (!) – brengt de cd in Europa uit en voegt wijselijk een paar (uitstekende) bonustracks toe.
Circus Maximus – The First Chapter
Jaar van release: 2005
Label: Frontiers
Deze Noorse vijfmansformatie heeft zijn naam ontleend aan een historisch gebouw uit de Romeinse Oudheid. Het was eigenlijk meer een gigantische arena met daaromheen enorme tribunes. Er werden vooral wagenwedrennen met paarden in gehouden. In de eerste eeuw voor Christus bood dit Circus Maximus plaats aan 100.000 mensen. De beruchte keizer Nero liet het in 64 na Christus herbouwen. Daarna konden maar liefst 250.000 toeschouwers een plek vinden in dit kolossale bouwwerk.
De kans dat onze Noorse vrienden zoveel mensen voor hun debuut weten te interesseren is natuurlijk vrijwel nihil, maar dat de heren op veel positieve aandacht kunnen rekenen leidt geen enkele twijfel. Circus Maximus komt zogezegd met stip binnen in de hitlijst van de progressieve metal. De band, die in 2000 werd opgericht door zanger Michael Eriksen en de broertjes Mats (gitaar) en Truls Haugen (drums), weet op “The First Chapter” een heel aanstekelijke en ‘addictieve’ sound neer te zetten. Circus Maximus’ muziek is mateloos melodieus, stevig swingend en avontuurlijk afwisselend. Bovendien lopen alle liedjes – de matige bonustrack Haunted Dreams daargelaten – als een strak geplande TGV. Daarin speelt ook de nog niet genoemde toetsenist Espen Store een voorname rol. Hij maakt samen met bassist Glen Mollen het kwintet compleet.
Het is niet zo dat Circus Maximus echt vernieuwend of origineel bezig is, maar ze hebben wel op ingenieuze wijze tal van invloeden met elkaar laten versmelten. Een band die veelvuldig geciteerd wordt is Symphony X. Luister maar eens naar de breaks en bruggetjes in het epische Glory Of The Empire. Dat maakt de kwaliteit van dit nummer er echter niet minder om. Het is gewoon dik tien minuten genieten geblazen van opperbeste progmetal. Beter goed gejat, dan slecht bedacht. Ook in het titelnummer The 1st Chapter, dat maar liefst een kleine twintig minuten voor zich opeist, wordt gretig uit de Symphony X-pot gesnoept. Wat te denken van het orkestrale begin, dat verderop in de song nog eens dunnetjes wordt overgedaan. Toch heeft dit uitstekende nummer veel meer te bieden, zoals wild galopperende gitaren, een kort piano intermezzo, daverend drumwerk en een vlammende toetsensolo. Het melig jengelende draaiorgeltje aan het eind zorgt voor een glimlach.
Dat de band in de persoon van Michael Eriksen over een talentvolle zanger beschikt, blijkt heel goed in de intieme ballade Silence From Angels Above. Zijn prettig in het gehoor liggende melodieuze stem, die een beetje doet denken aan Tony Harnell (TNT en Starbreaker), geeft de muziek van Circus Maximus iets heel toegankelijks. Geen geschreeuw, maar kristalheldere keelklanken die met loepzuivere precisie worden voortgebracht. Die kwaliteiten maken ook het akoestisch beginnende The Prophecy tot aangenaam luistervoer. In dit nummer is een belangrijk aandeel weggelegd voor toetsenist Espen Storo. Hier en daar bombastisch in Ayreon-stijl, maar ook heerlijk rondzoemend of als solide ondergrond dienend voor de zwaarlijvige gitaarrifs.
Voor de pakkende refreinen moeten we even terug naar het begin van dit album. Opener Sin dendert je boxen uit en mondt uit in een refrein dat je voorlopig wel bij zal blijven. Een ijzersterke song, hoewel de gebruikte toetsenmelodie wel hele sterke gelijkenis vertoont met die van Home van Dream Theater. Kan gebeuren. Het opzwepende Alive nodigt ook uit tot meezingen, zonder overigens ergens te gelikt te worden. De pittige gitaarriffs en noestige drums zorgen er wel voor dat dit niet gebeurt. Eigenlijk is Why Am I Here een nog mooier voorbeeld van de balanceerkunsten van Circus Maximus. Een perfect pakkend refrein op een stevig bedje van heftige gitaarriffs en krachtige drumpartijen. Ook het dubbele gitaarwerk verdient hier een applaus. Resten nog wat laatste woorden voor Biosfear, een enerverend instrumentaal hoogstandje met een meer dan schalkse knipoog naar Dream Theater.
“The 1st Chapter” is typisch zo’n schijf die je steeds weer opnieuw verlangend aan ligt te kijken. “Stop me terug, ik wil nog een rondje in de cd-speler!” Circus Maximus heeft gewoon een heerlijk onbevangen plaatje afgeleverd. Een daverend debuut waar je mee voor de dag kunt komen. De ‘new wave of Norwegian progressive metal’ heeft er – na bands als Pagan’s Mind en Communic – een nieuwe ambassadeur bij!
Jaar van release: 2005
Label: MTM Music
Een regenachtige dag ergens in 1987. Ruim 14.000 mensen hebben zich op een parkeerterreintje in het centrum van Eindhoven verzameld. Dynamo Open Air-festival beleeft zijn tweede editie. De regen komt de hele dag met bakken naar beneden en Pluvius kent geen genade voor al de metalheads die genieten van bands als Destruction, Testament en Vengeance. Als afsluiter is de band Stryper naar Nederland gehaald. Maar staan alle toeschouwers op het festival daar wel op te wachten? Als Michael, Oz, Timothy en Robert het podium betreden vliegen de flessen, groenten en fruit hen om hun oren. Ze geven de 14.000 toeschouwers het enige juiste antwoord en zetten een strak optreden neer dat …… oeps, sorry hoor. Dat ik zo afdwaal met mijn gedachten, komt door het luisteren naar de nieuwe cd van Stryper.
Volledig gekleed in de kleuren zwart en geel was deze band halverwege de jaren tachtig een opvallende verschijning in de metal scène. Ze combineerden hardrock in de stijl van bands als Poison met christelijke teksten en tijdens concerten werd er geregeld een bijbel het publiek in gegooid. Begin jaren negentig stopte de band ermee en gingen de bandleden ieder hun eigen weg. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan en eind 2003 was een reunion tour door de VS een feit. Hiervan kwam vorig jaar een uitstekende live CD uit en nu is er, veertien jaar na de release van de laatste studio cd (‘Against The Law’, 1991), weer nieuw materiaal van ‘the yellow and black attack’. Samen met nieuwe bassist Tracey Ferrie ondernemen de broers Michael en Robert Stweet en Oz Fox een poging om de metalheads te bereiken. The yellow and black attack is back
Nu is de fanschare van deze band zeer loyaal en zal de cd, vooral in Amerika, wel zeer positief worden ontvangen, maar dit is toch echt niet de Stryper dat ik ken van platen als ‘Soldiers Under Command’ en ‘To Hell With The Devil’. Dit heeft veel meer het niveau van de hedendaagse mainstream rock.Qua uitvoering is het allemaal wel in orde, maar de nummers missen de kracht en frisheid die de band zo typeerde. Het geheel is ontaard in cliché rock en dat is vooral goed terug te horen op nummers als ‘Make You Mine’, ‘Live Again’ en ‘Wait For You’. Zelfs een ballad als ‘Rain’ heeft bij lange na niet het mierzoete van ballads als ‘Honestly’ en ‘All Of Me’. Gitarist Oz Fox laat geen felle uithalen meer horen. Slechts de nummers ‘Reborn’ en ’10.000 Years’ komen nog het dichtst in de buurt van oude repoirtaire. Afgesloten wordt er met een andere versie van één van Strypers’ snelste nummers ‘In God We Trust’.
Jaar van release: 2005
Label: Frontiers
‘King vs Godzilla’, ‘Freddie vs Jason’ en ‘Alien vs Predator’ zijn voorbeelden van films waarin bekende karakters strijd met elkaar leveren. In de rockwereld kennen we dit fenomeen nauwelijks. Glenn Hughes en Joe Lynn Turner duelleerden wel op hun H.T.P. albums, maar dat was toch meer een samenwerkingsverband dan een strijd. Op ‘The Battle’ staan zangers Jörn Lande (Masterplan) en Russell Allen (Symphony X) tegenover elkaar.
In het gevecht over twaalf ronden heeft elk van hen drie ronden lang het rijk alleen en gaan ze in zes ronden de vocale strijd aan. In ‘Hunter’s Night’, ‘Ask You Anyway’ en ‘Universe Of Light’ deelt Allen een paar rake stoten, uppercuts, linkse en rechtse hoeken uit, maar in ‘Reach A Little Longer’, ‘My Own Way’ en ‘Where Have The Eagles Gone’ laat Lande zijn tegenstander alle hoeken van de ring zien. In de zes nummers dat ze echt duelleren zijn ze echter te vriendelijk voor elkaar en ontbrandt er geen waar gevecht zoals tijdens de legendarische Mark III en Mark IV dagen van Deep Purple waarop Hughes en Coverdale elkaar werkelijk van het podium probeerden te schreeuwen. Prachtige composities van van Magnus Karlsson die de scandinavische trend doorzet met een mix van Malmsteen en Talisman. Het stemgeluid van beide titanen lijken iets te veel op elkaar, Lande en Allen zijn meer substituten dan complementen van elkaar. Met het slotnummer ‘The Forgotten Ones’ levert Karlsson het beste nummer af. Dit smaakt naar meer en maar hopen dat dit geen eenmalig project blijft.
Circle II Circle – The Middle Of Nowhere
Jaar van release: 2005
Label: AFM Records
Anno 2005 zijn we aanbeland bij het tweede album van Circle II Circle. Inmiddels heeft zanger Zak Stevens (ex-Savatage) een compleet andere band rond zich gevormd ten opzichte van debuut Watching In Silence (2003), dus de consistentie tussen de albums zal voornamelijk van hem afhangen.
Het album opent jammergenoeg niet echt uitnodigend, want In This Life is niet een nummer wat je bij de keel beetpakt en het album intrekt. Het begint als hele rustige ballad; pas na een minuut of twee komt het op gang, maar dan heeft het een zeurderig refrein. Wat mij betreft had All That Remains een veel betere opener geweest. Een opening die gelijk je aandacht trekt; gelijk er in knalt. Hier doet de band weer aan het debuutalbum en wat aan Savatage denken.
Ten opzichte van debuutalbum Watching In Silence is het Savatage-geluid op The Middle Of Nowhere wat afgenomen, ondanks dat Savatage’s Jon Oliva wederom heeft meegeschreven aan de nummers. Stevens probeert wat meer een eigen identiteit te kweken, wat aardig lukt. Dat hij nu een compleet andere band rond zich heeft verzameld zorgt natuurlijk ook voor een iets ander geluid. Vooral in het gitaargeluid van Evan Christopher en Andrew Lee valt dat op; dit klinkt wat rauwer en agressiever dan dat van hun voorganger Matt LaPorte. Toch zijn de nummers wat minder catchy, en blijven dus wat minder makkelijk hangen.
Dat Stevens een fantastische zanger is had hij bij Savatage al bewezen, en dat is dan ook de grootste kracht van Circle II Circle. In het titelnummer laat hij alle facetten van zijn stem horen. Krachtig, kalm, emotioneel, Zak Stevens weet het allemaal voortreffelijk te doen. Dit compenseert dan voor de wat matige nummers als Open Season en Hollow. Hier tegenover staan dan weer bijvoorbeeld de mooie, ingetogen ballad Lost, en het lekker ruige Holding On.
The Middle Of Nowhere is een goede opvolger voor Watching In Silence, waar echter net als op het debuut een paar middelmatige nummers op staan. Tussen de twee vrij rustige uiteindes zit gewoon erg goede heavy metal. Minder Savatage-achtig, maar iets directer. Jammer alleen van de Matrix-achtige cover, die totaal niks te doen lijkt te hebben met de albumtitel. Die had wel iets originelers mogen zijn.
Jaar van release: 2005
Label: Frontiers
Cultuurliefhebbers en francofielen zullen Place Vendome ongetwijfeld associëren met het plein in Parijs, alwaar een zekere Napoleon een 44 meter hoge triomfzuil liet neerzetten. Cultuurbarbaren en hardrockers zullen bij het horen van deze naam voortaan een warm gevoel krijgen dankzij de “wedergeboorte” van Michael Kiske, die gestalte krijgt middels het project met dezelfde naam.
Michael Kiske, zijn naam zal de geschiedenisboeken ingaan als de stem die de Helloween-krakers Keeper Of The Seven Keys Pt.1+2 promoveerde tot regelrechte klassiekers in het genre. Helaas trok de man zich na enkele navolgende rampzalige albums, denk aan Pink Bubbles Go Ape en Chameleon, gefrustreerd terug uit het metalwereldje om er, volgens eigen zeggen, nooit meer in terug te keren. Zo heel af en toe gaf Kiske, o.a. door middel van een solo-album en gastbijdragen op het Masterplan-debuut en de beide Avantasia-albums echter wel degelijk een teken van leven.
Op dit project, dat evenals Allen/Lande’s The Battle werd ontsproten aan het brein van Frontiers-baas Serafino Perugino, werkt Kiske samen met de ritmesectie van Pink Cream ’69, drummer Kosta Zafiriou en bassist Dennis Ward, die het schijfje tevens van de van hem bekende glaszuivere sound voorziet, PC ’69 live-gitarist Uwe Reitenauer en keyboarder Gunther Werno, die we kennen van het machtige Vandenplas. Dit vijftal schotelt ons hier een tiental songs voor die variëren van potige hard rock tot poppy A.O.R..
De stevige sectie wordt vertegenwoordigd door de krachtige opener Cross The Line, dat met zijn heerlijke gitaarwerk zo op één van de betere PC ’69-albums had kunnen staan. Het lekker slepende I Will Be Gone, het vlot rockende titelnummer, het wat aan Sammy Hagar herinnerende Magic Carpet en de stuwende afsluiter Sign Of The Times rocken eveneens als de beesten. Zwijmelaars en fans van Journey-achtige A.O.R. komen aan hun trekken op onder andere Too Late en Heavens Door.
Kort samengevat is dit pareltje gewoon verplichte kost voor melodieuze rockers. De plaat haalt het niveau van The Battle weliswaar niet helemaal, maar veel scheelt het toch niet. Die-hard Helloween fans, die Michael Kiske weer in oude glorie terug verwachten, kunnen beter eerst even gaan luisteren om een lichte teleurstelling te voorkomen.
Jaar van release: 2005
Label: Frontiers
In navolging van het titelloze Khymera-debuut album uit 2003 leveren de twee Italiaanse projectmuzikanten Daniele Liverani en Dario Ciccioni, ondanks het ontbreken van Steve Walsh en Billy Greer, opnieuw een indrukwekkend, melodiues rockalbum af. Dit is mede te danken aan de volcale prestaties van Dennis Ward, die zijn debuut maakt als zanger. Deze Pink Cream 69-bassist vervangt Steve Walsh met verve en ik vraag me af waarom zijn zangkwaliteiten niet eerder zijn komen bovendrijven. Een ontdekking dus, en dat geldt ook voor gitaartalent Tommy Ermolli. De dertien songs op “A New Promise” zijn van een erg hoog niveau en aangeleverd door derden, zoals Don Barnes van 38 special en Jeff Scott Soto. Het leeuwendeel van de songs komt op naam van de broers Tom en James Martin, waarvan “Let it Burn”, zo op een talisman album had kunnen staan. “Give it to the World” en de rustige songs “Tomorrow never Comes” en “All is Gone” de betere zijn. Een geslaagd project dus, deze nieuwe Khymera.
Jaar van release: 2005
Label: Universal
3 Doors Down met hun twee grote hits in “The Better Life” en “Away From The Sun” uitgegroeid tot een van de supergroepen in Is Is dit de moderne rock genre? Hun debuut werd alom geprezen met hits als “Duck & Run” en “Loser”, maar het kon mij niet bekoren. Hun volgende album “Away From The Sun” dan van 2002 was daarintegen wel weer een verrassing met een zelfde niveau geen uitschieters, maar ook geen niemendalletjes. OK, ondertussen zijn we allemaal vrij moe van “Here without you” dankzij alle airplay die dit nummer krijgt.
De verwachtingen zijn dan ook hooggespannen wanneer het album uitkomt, ondanks de hitsingle’s “Here By Me” en “Let Me Go” kan het album muzikaal gezien niet tippen aan de release uit 2002. Voor de band zal het niet zoveel uitmaken door de hitsuccessen zal dit album zijn weg wel vinden bij het grote publiek. Slecht is het album niet het is een voortboorduursel op het vorige album, maar met een aantal meer zwakkere broeders. Misschien kunnen we het nummer “Landing In London” dan toch nog benoemen als onverwachte plusplunt met als gastzanger Bob Seger.
Platens – Between Two Horizons
Jaar van release: 2005
Label: Frontiers
Dario Grillo is a een nieuwe ster aan de horizon in de Italiaanse melodieuze rock scène. Hij is nog maar 25 jaar oud en hij beheerst de gitaar nu al reeds alsof hij al jaren meedraait. Hij studeerde gitaar en zang aan een conservatorium in Italië en vormde zijn eerste band net nadat hij van school af was in 1997. Zes jaar later begon hij zijn eerste solo project genaamd Platens. Hij doet echt alles zelf binnen dit project, exclusief de drums. Grillo stuurde vervolgens demo’s naar wat Italiaanse labels, waarvan Frontiers Records hem uiteindelijk binnenhaalde.
Op ‘Between Two Horizons’ zijn we getuige van AOR met lekkere pompende keyboards vergelijkbaar met bands zoals Fair Warning, Grand Illusion en Dare’s debuut plaat. Niet alleen de muziek klinkt zoals Dare, ook heeft Grillo hier en daar op dit schijfje toch erg veel weg van zanger Darren Wharton. Het enige negatieve aspect aan de zang van Grillo is een zwaar Italiaans accent, nu mag dit niet veel mag uitmaken in het beoordelen van deze CD, maar zijn uitspraak van de Engelse taal is toch wel erg beneden maat. Liederen zoals ‘Your Heart Will Claim His Truth’ en ‘Check It Out’ zijn doorweekt van verkapte uitspraken en verbastering van de Engelse taal, wat ervoor zorgt dat deze toch wel aardige nummers niet meer dan matig zijn. De slechtste nummers op dit album zijn echter ‘Angel’s Cry’, ‘Chasm of Madness’ en het wel heel erg saaie ‘The Last Kiss’. De rest van de tracks zijn regelrechte AOR krakers in de stijl die ik eerder al besproken heb. Er kan er maar één de baas zijn en dat is het fantastische ‘Into the Fire’.
Opmerkelijk: wederom eindigt een CD van het Frontiers Records label met een instrumentele track. Is Frontiers Records contracten aan het opstellen met daar in de standaard voorwaarde dat elke CD met een vervelend instrumentaal liedje moet eindigen?
Jaar van release: 2005
Label: Frontiers
Soms is het voor iemand die zich vooral met complexe en veelal pretentieuze muziek bezighoud ook wel eens leuk iets eenvoudigers te luisteren. ‘The Second Coming’ van The Sign is zo’n lekkere weg luisterende hardrock plaat. Dat de band tekstueel gezien een concept plaat in elkaar heeft gedraaid is ze bij deze vergeven. The Sign is een band geformeerd rond toetsenist en zanger Mark Mangold (Cher, Flesh & Blood, Drive She Said) en maakt pompeuze hardrock. Van die lekkere droommuziek, die je alweer doet verlangen naar het zomerzonnetje op de festival weide. Maar wat mij betreft is er iets te weinig aan de hand, om van een topplaat te spreken. Lekkere muziek dat wel, maar na een paar draai beurten blijven er niet echt hooks hangen bij alle nummers. En dat terwijl de zang erg gevarieerd en gewoon goed is, luister maar naar ‘Black Mountain’ waar je gewoon Led Zeppelin hoort. De productie is ook goed, toch wil de plaat me gewoonweg niet raken. Deze plaat heeft zijn momenten, maar dat is niet goed genoeg om echt voor langere tijd te blijven boeien. Desondanks wel interessant voor de fans van symfonische hardrock. Het debuut van deze formatie is dan ook een stuk beter.
Vandenberg – The Definitive Vandenberg
Jaar van release: 2004
Label : Warner
Het ultieme verzamelwerk, zo zou ik “The Definitive” het liefst omschrijven want zo is het gewoon. In tegenstelling tot wat wel vaker gebeurd, heeft Vandenberg (en Warner) niet enkel zomaar wat hits op CD gekwakt, maar is er werkelijk aandacht aan besteed. Een dubbel CD die interessant is voor mensen die bijna niets van de band in de kast hebben staan (die zijn in één keer klaar), maar ook voor degenen die alle releases van Vandenberg al in bezit hebben. CD 1 opent gelijk al met iets ‘nieuws’; de 2004 versie van de mega-hit “Burning Heart”. Een prachtige versie, maar beter dan het origineel wordt het natuurlijk nooit. Dat was ook niet de bedoeling van de mannen, dus wat dat betreft is de opzet geslaagd. Een lekkere, opgeleukte versie waar een prima opbouw inzit. Wie heimwee heeft naar het origineel kan zo door skippen, want het achttiende (en laatste) nummer van het eerste schijfje is “Burning Heart” in oorspronkelijke staat. Daar tussen gebeuren vele mooi dingen. Natuurlijk “Different Worlds”, maar ook nummers als “Alibi” , “Heading For The Storm” en “Pedal To The Metal” ontbreken niet.Het venijn zit hem in de staart, of het lekkerst wordt voor et laatst bewaard, om er nog maar eens een uitdrukking bij te halen. CD 2 staat namelijk vol met rariteiten. Dingen uit een stoffig archief zoals demo’s van “Back On My Feet” en “I’m On Fire”, heerlijk! “Out Of Cash” verscheen nooit eerder en is dus oud en nieuw tegelijk. We komen live versies tegen van “Friday Night”, “Welcome To The Club” en “Roll Through The Night”. Opgenomen in Japan en de V.S. Er wordt uiteindelijk afgesloten met -jawel daar is ie weer- een unplugged versie van “Burning Heart”.
Een wereldplaat die gewoonweg niet in je collectie mag ontbreken, Vandenberg is rock ’n roll, het beste dat Nederland op hard rock gebied ooit geboden heeft en dat zal ook wel zo blijven.
Jaar van release: 2004
Label: SPV/Steamhammer Records
Ronnie James Dio. Zijn achternaam is evenredig lang aan de man zijn lichaamslengte. Toch maakt hij al ruim 30 jaar de ene na de andere plaat. Eerst met Elf, Rainbow en Black Sabbath, daarna onder de simpele naam Dio, en zijn geweldige stem is sinds jaar en dag een inspiratie voor menig heavy metal zanger. Zo ongeveer elke twee jaar komt er een nieuw Dio album uit, soms uit de studio, soms live. De vorige, Killing The Dragon, stamt uit 2002, dus in 2004 werd het tijd voor de opvolger: Master Of The Moon.
Het album opent lekker met het uptempo One More For The Road; een lekker stevige rocker. Daarna zakt het tempo even in. Het tempo, niet de kwaliteit. Het titelnummer en bijvoorbeeld The Man Who Would Be King zijn van die heerlijk trage nummers zoals Dio ze ook wel vaker maakt. Een lichte doom-ondertoon is in dit soort Dio nummers altijd wel te bespeuren, en zo ook weer op zijn nieuwe plaat. Toch is het niet allemaal traag, want de wat snellere nummers als Living The Lie en het wat saaie Death By Love veroorzaken de wat snellere headbang-momenten.Echt vernieuwend is deze plaat echter niet. Het is een typisch Dio album, zoals hij er diversen gemaakt heeft in zijn loopbaan. En dat is eigenlijk het jammere hieraan. Aan de andere kant is dat ook weer positief, want je weet bij Dio tenminste wat je krijgt. Gewoon een oerdegelijk hardrock album.
Pride Of Lions – The Destiny Stone
Jaar van release: 2004
Label: Frontiers
Deze band heeft geen introductie nodig, omdat ze vorig jaar een monster hit waren in de AOR wereld met hun debuut album. Pride of Lions is een samenwerking tussen Jim Peterik en Toby Hitchcock. Peterik is wel het meest bekend van dat ene nummer dat hij schreef, genaamd ‘Eye of the Tiger’. Hij zat tijdens hun hoogtij dagen in de – naar mijn mening – beste AOR band ooit, Survivor. Hij was hun voornaamste liederen schrijver en toetsenist en samen met Jimi Jamison en Frankie Sullivan was hij verantwoordelijk voor het voortbrengen van aardig wat hits aan de andere kant van de Atlantische Oceaan. Toby Hitchcock is de grootste belofte voor de toekomst van de melodieuze rock muziek; deze 26 jaar oude zanger heeft de potentie om te bereiken wat nog niet velen hebben bereikt, de absolute top van de melodieuze rock wereld. Een leuke kanttekening is de toevoeging van Thom Griffin als achtergrond zanger. Ik heb veel respect voor deze zanger dankzij zijn werk aan het tweede Trillion album, ‘Clear Approach’, een AOR/pomp rock klassieker.
De gelijknamige debuut plaat van Pride of Lions was van hetzelfde materiaal gemaakt als het materiaal waar het succesvolle Survivor van was gemaakt. Gewoon lekkere AOR met aanstekelijke stukken en pompende keyboards. Dit album verschilt daar niet van, hoewel het lijkt dat Peterik wat van de bekende aanstekelijkheid heeft ingeleverd. Uiteraard hebben dit soort muziek ook allemaal waarschijnlijk al eerder gehoord, maar jongens, ik kan hier naar blijven luisteren. Deze CD bevat geen enkele zwak nummer en telt absoluut geen vul materiaal, maar dat is tegelijkertijd ook weer het zwakke punt van deze plaat. Het heeft zoveel goede tracks, maar geen echt weergaloze liedjes die kunnen bijdragen om dit album tot een klassieker te maken. Het enige nummer dat echter wel aardig wat aanspraak maakt op de klassieker status is ‘Back To Camelot’. Andere liederen die toch wel de moeite waard zijn om te vermelden zijn ‘Man Behind The Mask’, ‘Letter To The Future’, ‘The Destiny Stone’, ‘Second Hand Life’ en het epische ‘The Gift Of Song’ wat erg veel weg heeft van ‘Music’ van John Miles.
Verder valt er niet veel meer te vertellen over dit album, op het feit na dat dit één van de beste AOR platen van het jaar is, zo niet de beste. Peterik heeft nog steeds een gouden hand in het schrijven van muziek, maar zoals ik al eerder zei, dit schijfje zal nooit de status halen die de debuut plaat al heeft gehaald. Maar om vergissingen te voorkomen, AOR wordt niet veel beter dan dit, dames en heren.
Jeff Scott Soto – Lost In The Translation
Jaar van release: 2004
Label: Frontiers
Ik heb net een recensie achter de rug van de mini-cd van deze man als de volledige plaat van Jeff Scott Soto bij mij in de bus valt. Deze zanger mag men gerust zien als een van de toppers uit het AOR-genre. Meneer Soto begon zijn carrière op achttien jarige leeftijd toen hij de kans kreeg om de vocale gedeeltes op het debuut van Yngwie J. Malmsteen in te mogen zingen. Als je wat meer achtergrondinformatie wilt hebben over deze vent dan verwijs ik je met plezier na de recensie die ik schreef over zijn mini-cd elders in deze uitgave van Lords Of Metal. In dit stuk wil ik mij hoofdzakelijk bezighouden met de muziek op deze nieuwe volledige schijf van dit heerschap.
Voor deze cd heeft Jeff enkele klinkende namen uitgenodigd om hem ter zijde te staan. We kennen toch allemaal wel een zekere Neal Schon, de gitarist van Journey, die nog steeds een natte droom is voor vele gitaristen van deze tijd. Verder vinden we ook nog de gitaristen Howie Simon en Gary Schutt op dit werkstuk. Glen Sobel hanteert de drumstokje, de bas en de keyboards komen voor rekening van Jeff Scott Soto zelf. Het eerste nummer is gelijk een van de deuntjes die Jeff samen met Neal Schon schreef, en is tevens ook een van de lokkertjes die de platenmaatschappij op de eerder uitgebrachte mini-cd hebben geplaatst. Dit nummer, welke de titel ‘Believe In Me’ heeft meegekregen, kan dan ook zo op elke willekeurige Journey plaat worden gezet. Meneer Schon laat hier dan ook ergens in het midden een sterk staaltje gitaar soleren horen. Het volgende liedje, ‘Soul Divine’, doet me jammer genoeg weinig. ‘Drowning’ is nogal een heavy nummer met een soort Van Halen gevoel en ligt lekker in het gehoor. Dan keert Jeff terug naar de stijl die hij als beste beheerst, namelijk het zingen van heerlijke ballades. Zo’n toppertje is ‘If This Is The End’ dan ook, en ik denk met weemoed terug naar de dagen van Talisman.
Over het algemeen is dit album wat zwaarder uitgevallen als ik van Jeff Scott Soto gewend ben en waar ik op gehoopt had, maar bij nummero vijf maakt dat allemaal niet zoveel uit, want dat is gewoon een heerlijk nummer. Dikke vette riffs, mooie koren en perfect als titeldrager van deze cd. Daarna krijgen we ‘Doin’ Time’, en dat is weer een van de mindere songs op deze plaat. Alleen de lange gitaarsolo is goed te pruimen. Het vrolijke ‘High Time’ vervolgt, en dat is een van die deuntjes die al naar één keer in je hoofd zit. ‘Beginning 2 End’ is alweer zo’n machtige ballad, en ik ben er zeker van dat ook jij de gitaarsolo in het midden heel mooi zal vinden. ‘On My Own’ is alweer een superzwaar en ruig nummer, naast de mooie ballades is dit toch een van de beste liedjes op deze plaat. ‘Find Or Way’ is opnieuw een deun met een machtige melodie en Jeff’s stem komt hier goed tot zijn recht. De afsluiter “Sacred Eyes’ is een akoestisch geval en een leuk einde voor een plaat die mij niet helemaal tevreden heeft gesteld. Maar ja, wat wil je als je door deze man ooit al eens verwend bent met zijn projecten zoals Talisman en Eyes. En die zijn moeilijk te evenaren…
Jaar van release: 2004
Label: Atlantic
Coveralbums zijn over het algemeen niet zo goed, en dit is geen uitzondering op die regel. Ik kan niet zeggen dat dit echt slecht is, maar het is niet zo goed als het had kunnen zijn.
Ten eerste zijn de nummers technisch strak en presteerden ze perfect, en dat is een deel van de ondergang van dit album. Als Rush hun eigen draai aan deze liedjes had gegeven, in plaats van ze gewoon uit te voeren zoals ze ooit gedaan hadden, had ik het gevoel dat het veel beter had gekund.
Geddy’s vocals lijken niet echt te passen, en meestal klinken ze vervormd alsof ze bij de productie passen. Als dit waar is, werkt het helemaal niet. Natuurlijk worden de instrumenten verbazingwekkend gespeeld, en zoals ze zouden moeten zijn. Elke noot wordt duidelijk gehoord, als een lust voor de originele liedjes. De solo’s van Alex springen er echt uit, omdat hij met zoveel passie andermans songs uitvoert.
De beste nummers hier zijn Heart Full Of Soul, For What It’s Worth (het beste nummer) en Crossroads (wat een solo, absoluut geweldig).Summertime Blues is een grote afknapper, net als Shapes Of Things omdat het gewoon zo vreemd klinkt als Geddy het zingt. Ik zou dit alleen echt aanraden als je een completist bent, of je wilt Rush echt hulde brengen aan hun idolen. Zoals ik al zei, het is niet zo slecht, maar verwacht geen geweldige prestaties.
Jaar van release: 2004
Label: Adrenalin
Met de zusjes Ann en Nancy Wilson als blikvangers wist de Amerikaanse rockgroep Heart internationale hits te scoren in drie opeenvolgende decennia. De bekendste waren Crazy On You (1975), Alone (1987) en All I Wanna Do Is Make Love To You (1990). Met Jupiters Darling wordt geprobeerd om ook in de jaren nul mee te tellen. Nog steeds staat de groep voor zwaar aangezette Amerikaanse AOR rock met dramatische vocalen. De folkachtergrond van de zusjes is echter terug te horen in het af en toe spetterende akoestische gitaarwerk en de Keltische zangmelodielijntjes, waardoor de muziek niet in rock-cliché’s vervalt. Er is dan ook het nodige muzikale vakmanschap binnen de gelederen. Wat te denken van toetsenist Darian Sahanaja die – naast zijn bezigheden voor Heart – als leider van de live-band van ex-Beach Boy Brian Wilson (geen familie) fans en critici tot jubelen bracht. Belangrijkste troef blijft de zang van de zusjes Wilson, die na al die jaren nog niets aan kracht heeft verloren.
Evanescence – Anywhere But Home
Jaar van release: 2004
Label: Sony Music
Evanescence is er vroeg bij waar het om live albums gaat. Slechts twee studioplaten gingen het live debuut ‘Anywhere But Home’ voor. ‘Origin’ uit 2002 en het absolute hitalbum ‘Fallen’ dat in 2003 het levenslicht zag. Voorwaar geen catalogus waaruit je nu eens een gebalanceerde live set uit samenstelt.
Die moeite heeft de band dan ook niet genomen want tien van de veertien tracks zijn afkomstig van ‘Fallen’ en worden aangevuld met wat nieuw materiaal en de Korn cover ‘Thoughtless’. Hoe belangrijk de productie is wordt op ‘Anywhere But Home’ nog maar weer eens onderstreept want over de nieuwe tracks is nauwelijks een fatsoenlijk oordeel te vellen door het, alles behalve goede, geluid. Ik wil nog net niet zo ver gaan het een rommeltje te noemen maar een brei is het bij tijd en wijlen zeker. Gitaren die niet goed doorkomen, drums waarvan vaak enkel het koperwerk goed te horen is, nee hier had de knoppentovenaar een betere job moeten leveren. De studio-uitvoering van het mierzoete ‘Missing’ klinkt uitstekend maar kent lang niet zoveel emotie als bijvoorbeeld ‘My Immortal’. Bovendien is door een slordige drukfout in het boekje ‘Missing’ als track acht (midden in de live set) aangegeven terwijl het de veertiende, en laatste, song op het album is.
De DVD is een kopie van de live CD dus voor de geluidskwaliteit verwijs ik je naar het bovenstaande. De beelden zijn snel gemonteerd waardoor het soms lijkt alsof je naar 1 grote videoclip zit te kijken in plaats van een live concert. Gelukkig bevat de DVD naast deze live registratie ook nog alle video’s van de band en een uurtje aan ‘behind the scenes’ beelden. Dat laatste is ook het leukste. Allerlei beelden van wat er zoal op een tour gebeurd, inclusief de feestjes. We zien zangwonder Amy Lee regelmatig de beest uit hangen met een blik Heineken in de hand en Amy (en de rest) laten in dit deel zien gewoon jonge twintigers te zijn die volop van alle aandacht en succes genieten.
Al met al een leuk sinterklaas of kerstcadeau voor de die hard fans, maar in werkelijkheid natuurlijk een zoethoudertje voor diezelfde fans tot er een nieuw album verschijnt, waarbij de laatste gouden druppels nog even uit ‘Fallen’ worden geperst.
Alter Bridge – One Day Remains
Jaar van release: 2004
Label: Wind-Up Records
Gitaarspelen, miljoenenplaten schrijven, Led Zeppelin en andere rockgrootheden angstig dicht benaderen, hij doet het geblinddoekt en met twee vingers in z’n anus. Mark Tremonti is niet in zijn bed blijven liggen na het uiteenvallen van Creed, maar lijmde met ex-leden een heel nieuwe band aan elkaar.Led Zeppelin is al genoemd. Iedereen kent de lange riff van “Black Dog”, het zwaarmoedige van “Dazed And Confused”, het acoustische gegoochel in “Stairway To Heaven”. Nu noem ik daar Alter Bridge bij. Straks kent iedereen de lange riff van “Find The Real”, het zwaarmoedige van “Watch Your Words”, het acoustische gegoochel in “In Loving Memory”. Het is geen fotokopie, het is geen carbonafdruk, het is zelfs geen handgeschetst portret, maar er is zeker een lijn te trekken. Alter Bridge kan competeren met namen van dit kaliber.Het semi-melancholische van Creed is gebleven, maar met de grove brede kwast er is een frisse laag overheen gesmeerd. Daar heeft Myles Kennedy (ooit The Mayfield Four) zeker een volle vuist in de pap gehad met zijn markante, wellicht bluesy te noemen zangstem. Tremonti soleert er tussendoor op los, van zwoele zuchten die uit heldere zomeravonden lijken te komen tot soppende geilheid in het titelnummer.”In Loving Memory” is het ik-mis-je nummer van de maand. Uitvaartmuziek met een optimistisch trekje, die de christelijke roots van Creed nog een beetje door laat schemeren. Memento mori, baby!
Jaar van release: 2004
Label: Frontiers
Hier hebben de melodieuze fans op gewacht. Ik presenteer U de nieuwste van Seventh Key! Ja mensen, het tweede produkt van deze band overtreft bijna hun debuut van 2001 zou ik zo zeggen. Wederom met kapitein Billy Greer (Kansas) – die de bas en de vocalen voor zijn rekening neemt – en zijn maat Mike Slamer (Steelhouse Lane, Streets) voor het gitaarwerk. Verder treffen we aan Jamie Thompson op drums en als gast mogen we Terry Brock(Strangeways) verwelkomen.
De plaat opent met het up-tempo ‘The Sun Will Rise’. De invloeden van een band als Kansas maar ook Survivor zijn hierop overduidelijk. Het volgende nummer, ‘Always From The Heart’, verschijnt hoogstwaarschijnlijk op single getuige de videoclip die zij voor dit nummer geschoten hebben. De drie volgende songs zijn semi-ballads. Ze beginnen langzaam om daarna in een versnelling over te gaan. Luister maar eens naar ‘You Cross The Line’, ‘An Ocean Away’ en het titelnummer. ‘Sin City’ heeft zo’n heerlijke harde riff die lekker wegdraait. Dat kan ook gezegd worden van ‘Run’. ‘Pyramid Princess’ is lekker dreigend en langzaam, maar één van de mooiste nummers is voor het laatste bewaard. ‘Winds Of War’ is een episch nummer en straalt echt de klasse uit van deze top muzikanten.
De plaat werd uitstekend geproduceerd, gemixed en ge-engineerd door Mike en heeft een krachtige en heldere sound waardoor alle instrumenten er goed op staan. Als U de cd aanschaft krijgt U als bonus een videotrack en een interview met Billy Greer en Mike Slamer. Terecht krijgt de band deze maand een plaatsje in de ‘Gallerij Der Groten’! Liefhebbers van hardrock met veel melodie kunnen deze schijf blind scoren.
House Of Lords – The Power And The Myth
Jaar van release: 2004
Label: Frontiers
Wat heb ik uitgekeken naar dit vierde album van de heren van House Of Lords (het was al twaalf jaar geleden dat men hun laatste plaat uitgebracht had). Een aantal maanden voor de release begon ik onze Horst al te bestoken met bedreigingen om ervoor te zorgen dat ik deze plaat mocht recenseren. En is dit alles de moeite waard geweest? Nou, om heel eerlijk te zijn ben ik zelden zo teleurgesteld geweest in een nieuwe plaat. Toen ik de CD voor de eerste keer ging beluisteren, ben ik halverwege het eerste nummer maar weer eens op het etiket van het zilveren schijfje gaan kijken of dit wel House Of Lords was, zo anders klinkt de muziek ten opzichte van hun eerste drie schitterende platen (‘House Of Lords’, ‘Sahara’ en ‘Demon’s Down’). Toch hebben we hier te maken met vrijwel dezelfde band, want buiten keyboardspeler Gregg Giuffria is iedereen van de oorspronkelijke band er nog bij. En meneer Giuffria is niet bepaald vervangen door de minsten in het genre, want met Derek Sherinian, Allan Okuye, Sven Martin en Ricky Philips heb je toch de top te pakken.
Waar hebben zanger James Christian, gitarist Lanny Cordola, drummer Ken Mary en bassist Chuck Wright dan de plank misgeslagen? Het antwoord hierop is overduidelijk het songmateriaal dat in geen velden of wegen de vergelijking kan doorstaan met de drie eerder genoemde releases. Zo is bijvoorbeeld opener ‘Today’ maar een zeer middelmatig nummer, dat gekenmerkt wordt door wat Oosterse invloeden en een behoorlijk depressieve sfeer, een sfeer die overigens in meerdere nummers terugkomt. Gedurende de totale speelduur van deze plaat ben ik nergens een nummer tegengekomen dat mijn House Of Lords-hart sneller deed kloppen. Natuurlijk kun je deze kanjers van muzikanten niet betrappen op iets echt slechts, maar echt sprankelen doet het nergens. Nee, ik zet de eerste drie CDs van House Of Lords nog maar een keer op als ik van goede melodieuze hardrock wil genieten. Tsja, hoe ga ik dat nu weer aan Horst uitleggen…?
Jaar van release: 2004
Label: Frontiers
Steve Augeri was toch wel één van de meest verrassende namen in 2000, toen hij de scepter overnam als frontman van AOR legende Journey. Waarom kom je nou met die naam op de proppen, denkt u? Nou, na het bericht dat Steve Perry vanwege gezondheidsreden niet langer de vocalen kon verzorgen voor Journey, deden wilde geruchten zich voor. Het gerucht wat toch het meest reëel was, was dat Keven Chalfant de nieuwe zanger van Journey zou worden. Toen hij het niet werd was de verrassing compleet. Journey besloot om voor een Perry kloon te kiezen in plaats van kwaliteit. Niet dat Augeri slecht is natuurlijk. ‘Arrival’ is een wereld CD geworden mede dankzij hem, maar toch, de meesten hadden liever Chalfant gezien.
Vervolgens bleef het lang stil rond Chalfant, die zijn grootste bekendheid kreeg door zijn rol als zanger in grote AOR bands zoals 707, The Storm, The VU en – meest recent – Two Fires. Wel kregen we onlangs een reissue van 707’s ‘Mega Force’ op het MTM Classix label, een sublabel van MTM Music, voor onze kiezen, maar daar zaten we niet echt op te wachten. ‘Mega Force’ was niet slecht en bracht zelfs een kleine hit voort in de VS met de titel track ‘Mega Force’, maar om het nu een klassieker te noemen? Nou nee. Nu hebben we dus weer een project met Kevin Chalfant achter de microfoon. Zijn partner in crime is de Italiaanse gitarist – hoe kan het ook anders op Frontiers Records – Alex de Rosso. De Rosso maakte naam met de Italiaanse metal band Dark Lord, maar kwam pas echt in de spotlight toen hij John Norum verving in Dokken tijdens hun Europese tour in 2002.
De muziek die deze twee heren voortbrengen is lekkere melodieuze AOR, maar wat me opvalt als ik naar de CD kijk is dat op de meeste plekken de gitaar wel erg over-geproduceerd is. Niet gek ook, want De Rosso is naast gitarist ook de producer van deze CD, en hij heeft een behoorlijke hoge dunk van zichzelf als ik zijn productie van deze CD moet geloven. Het gitaarluid is bij sommige nummers wel erg dik en overstemt het prachtige stemgeluid van Chalfant. Gelukkig heeft deze CD ook nog vele goede dingen te bieden, en vooral na een aantal keer de CD gedraaid te hebben begint het geheel toch behoorlijk comfortabel aan te voelen. Als ik mijzelf in metaforen mag uiten: het is net of ik in een grote stoel zit waar je helemaal in weg zakt. Met andere woorden, lekker vertrouwde AOR met een warm geluid, hoofdzakelijk dankzij Chalfant. Mijn favoriete tracks zijn het erg aanstekelijke ‘My Ocean’ ,met een heerlijk refrein, het verfrissend ‘Without You’ en het beste nummer van deze CD, het elegante ‘Speak’. Al met al toch wel de moeite waard dit schijfje, maar ondertussen wordt het wel eens tijd voor een derde The Storm plaat.
Jaar van release: 2004
Label: Metal Blade
‘FWX’ is het tiende studio album van Fates Warning. Het mooie is wel dat het debuut van de band, ‘Night On Brocken’ precies twinitg jaar geleden uitkwam, en de band derhalve 1op 2 loopt. Fates Warning draait dus al een tijdje mee en aanvankelijk leek de band mee te gaan in het kielzog van uiterst succesvolle bands als Dream Theater en Queensryche. Dat had dan moeten gebeuren met albums als ‘Perfect Symmetry’ (1989) en ‘Parallels’ (1991). Fates Warning is en blijft echter een cult band die een grote aanhang heeft in het underground circuit maar de stap naar een echt groot publiek waarschijnlijk niet meer zal maken. Feit blijft echter dat het toch een heerlijke formatie is, die naast de al eerder genoemde titels ook verantwoordelijk was voor juweeltjes als ‘Awaken The Guardian’, en ‘No Exit’.
Na de radiovriendelijke (en uitstekende) platen eind jaren tachtig/begin negentig is Fates Warning zich weer gaan richten op muziek die iets minder toegankelijk is en vooral de harten van progressieve metal fans sneller doet kloppen. ‘FWX’ is in dat opzicht geen uitzondering, zo blijkt al snel. ‘Left Here’, de zeven minuten durende opener laat naast ingetogen coupletten ook verraderlijke breaks horen en heerlijke leads. Geen knaller als opener dus, maar subtiliteit. Snel verder, want ik verwacht toch wel wat vuurwerk. De riff waarmee ‘Simple Human’ van start gaat is krachtig, het vuurwerk waar ik al op hoopte zogezegd. Een nummer dat verder een stuk makkelijker in het gehoor ligt dan de opener. ‘Groove’ vinden we terug in een nummer als ‘Another Perfect Day’, dat prachtig wordt opgebouwd en voorzien is van een indrukwekkende solo van Jim Matheos. ‘Crawl’ is eigenlijk het eerste nummer dat helemaal lekker door knalt en het gas gaat er ook nog even op in ‘Stranger (With a Familiar Face)’.
Tien nummers op de tiende plaat in twintig jaar. Een tien waard? Nee, dat gaat te ver. ‘FWX’ is een eerlijke, uitstekend klinkende Fates Warning schijf geworden, maar mist wat mij betreft wat kracht. Ten opzichte van de prachtige ingetogen passages staan er net iets te weinig zware explosies op het album, maar als je al twintig jaar een trouw volger bent zal ‘FWX’ zeker niet teleur stellen.
Jaar van release: 2004
Label: Noise Records
Een paar weken geleden kwam het bericht dat de release van de nieuwe cd van Dokken werd uitgesteld. In de filmindustrie betekent uitstel in het algemeen dat er iets mis is. De reacties bij het testpubliek vielen bijvoorbeeld tegen zodat er snel een ander einde moet worden opgenomen of de film moet opnieuw worden gemonteerd. Vooraf vreesde ik dus dat de nieuwe Dokken cd zou tegenvallen. Gelukkig had ik het bij het verkeerde eind. De nieuwe Dokken is namelijk erg goed. Zo goed dat het de beste Dokken cd sinds “Dysfunctional” (1994) is!
Omdat Don Dokken de laatste jaren vaker van gitarist dan kapper wisselt is de bezetting weer anders dan op de vorige cd. Sinds George Lynch’s vertrek is het een komen en gaan van snarenplukkers. Na John Norum (Europe) en Reb Beach (Winger, Whitesnake) is het ditmaal John Levin (ex Warlock) die de gitaarpartijen voor zijn rekening neemt. Hij doet dat zeer verdienstelijk en op zo’n manier dat ik af en toe zou zweren Lynch aan het werk te horen. Bassist en oud-gediende Jeff Pilson is vervangen door Barry Sparks (ex Ted Nugent en Malmsteen), maar Drummer Mick Brown blijft Don na twintig jaar nog altijd trouw.
Het songmateriaal zit uitstekend in elkaar en bevat eigenlijk geen missers. Hoogtepunten zijn “Prozac Nation” met een slepende riff en een refrein dat meteen blijft hangen, “Still I Am Sad (geen cover van het gelijknamige Rainbow nummer) en openingsnummer “The Last Goodbye”. Ook de ballad “Care For You” is weer van het niveau dat we van Dokken gewend zijn. De solo’s van Levin vormen de spreekwoordelijke slagroom op de cake. Waarom deze cd wordt uitgesteld is een raadsel. Derhalve maar even op internet gezocht naar de reden. En wat blijkt? De platenmaatschappij heeft de release van “Hell To Pay” uitgesteld omdat men meer aan promotie wil doen. De cd is beter dan men verwachtte en men denkt met meer promotie meer exemplaren weg te kunnen zetten. Een actie die ik alleen maar kan toejuichen want ook ik had niet verwacht dat Dokken ooit nog met zo’n sterke cd op de proppen zou komen. Chapeau Don!
Jaar van release: 2004
Label: InsideOut Music
Al enkele jaren vertelt Arjen Lucassen ons via zijn Ayreon platen diverse science fiction verhalen, en keer op keer weet hij bekende en onbekende muzikanten samen te brengen op zijn albums. Na vier jaar wachten is er dan eindelijk zijn nieuwste verhaal: The Human Equation.
Het concept van The Human Equation is wat minder makkelijk te behappen dan de voorgaande Ayreon platen. Dit keer geen science fiction, maar een verhaal over een man in coma. Waar het in de vorige albums draaide om de personages, draait het in The Human Equation om emoties. Er zijn nog een viertal echte personages, namelijk de man in coma, zijn vrouw, zijn beste vriend en zijn vader, maar de overige “personages” zijn emoties, gespeeld door de diverse zangers en zangeressen. Zoals eerder gezegd: het verhaal zit iets moeilijker in elkaar dan bijvoorbeeld Into The Electric Castle, maar is minimaal van dezelfde kwaliteit.
Ook dit keer is het Lucassen gelukt een prachtig ensemble van vocalisten samen te stellen. Dream Theater zanger James LaBrie neemt de hoofdrol voor zijn rekening, en waar hij bij Dream Theater de zwakste schakel is is dat op dit album zeker niet het geval. Hij laat een prachtige performance horen. Mikael Åkerfeldt (Opeth) is “Fear”. Opvallend is dat hij zijn brute strot niet vaak ver open trekt, maar juist een mooie rustige kant laat horen. Heather Findlay (Mostly Autumn) is perfect gecast als “love”, en Devon Graves (Dead Soul Tribe) zet een erg mooie prestatie neer als “agony”. Geen enkele zanger of zangeres stelt trouwens teleur op dit album, maar zijn allemaal goed gecast.
Het album heeft toch weer een typische Ayreon sound, met veel keyboards en veel wisselingen van rustig naar hard. Het lijkt erop dat Arjen Lucassen deze keer het beste van zijn voorgaande werk genomen heeft en daarop heeft verder gebouwd. Soms klinkt het namelijk erg bekend, maar tegelijkertijd toch ook weer nieuw. Het is in ieder geval zeker geen kopie van vorig materiaal, en keer op keer ontdek je weer wat nieuws. De keuze van instrumenten is wat groter dan op de voorgaande platen. Diverse fluiten, violen en chellos zijn te horen, maar ook een heuse didgeridoo.
Jaar van release: 2004
Label: Noise Records
Tesla heeft een uiterst moeilijke opgave met succes voltooid. Slechts weinig bands slagen erin de transitie van jaren tachtig naar de 21e eeuw te maken, maar Tesla is het gelukt. De band heeft haar traditionele sound gemoderniseerd zonder haar eigen geluid te verloochenen. Daarvoor hulde!
Tesla bestaat gelukkig nog steeds uit de vijf muzikanten die eind jaren tachtig en begin jaren negentig miljoenen platen verkochten. De band was en is wars van trends en onderscheidt zich door goede songs. Puur op basis van consistentie is en blijft Tesla een van de betere “gewone hardrock bands”. Hun eerdere studiowerken “Mechanical Resonance”, “The Great Radio Controversy”, “Psychotic Supper” en “Bust A Nut” waren van begin tot eind goede albums en “Into the Now” zet die traditie voort.
Het titelnummer begint voor Tesla begrippen behoorlijk stevig. Gitaristen Skeoch en Hannon experimenteren met scratch-achtige geluiden en wisselen korte soli af dan vroeger, maar de groove en de songstructuur zijn typisch Tesla. “Look @ Me” en “ What A Shame” zijn eveneens stevige rockers die voortborduren op wat Tesla vroeger deed met elk prima zang van Jeff Keith. Wat een geweldige strot heeft deze man toch. Jammer eigenlijk dat hij in de acht jaar dat Tesla niet actief was slechts een plaat (de prima cd van Bar 7) heeft volgezongen. “Heaven Nine Eleven” verhaalt over het Twin Towers drama en kent een goede tekst. Ook “Caught In A Dream” en “Miles Away” zijn goed opgebouwde teksten met interessante teksten.
Het sterke songmateriaal bevestigd dat de band een goede keuze heeft gemaakt door zowel voor als na de succesvolle reünietournee materiaal te schrijven en uit te testen. Men is ook kritisch op zichzelf geweest; van de circa dertig geschreven en opgenomen songs heeft men gezamenlijk de beste songs gekozen. Ook heeft men de cd zelf geproduceerd. Nu ben ik geen fan van eigen producties, maar Tesla weet blijkbaar dondersgoed hoe de band het best tot haar recht komt want de cd klinkt super. Ook de tweede helft van de cd bevat sterke troeven als “Got No Glory”, “Recognize” en “Only You”.
From The Inside – From The Inside
Jaar van release: 2004
Label: Frontiers
Met veel bombarie wordt de cd van de nieuwe band From The Inside door hun platenmaatschappij Frontiers Records gepresenteerd. De man waar alles om draait is Danny Vaughn die vroeger bekendheid verwierf met Tyketto. Deze band richtte hij op nadat hij uit Waysted was gestapt. Tyketto wist in hun dagen enig bekendheid te verwerven in de AOR scène. Ze brachten enkele aardige cd’s uit waaronder hun debuut ‘Don’t Come Easy’ waar enkele hits zoals ‘Forever Young’ en de ballade ‘Standing Alone’ stonden. Dit debuut staat nu nog altijd in de boeken genoteerd als zijnde een klassieker in het AOR genre. In 1995 moest Danny noodgedwongen de groep de rug toe keren. Zijn vrouw was behoorlijk ziek en hij wilde meer tijd met haar spenderen. Hij werd vervangen door Steven Augeri (Journey), maar het succes dat de band zichzelf toewenste werd nooit werkelijkheid. Toen Danny alle ellende zo’n beetje achter de rug had riep hij de jongens nogmaals bij elkaar en ze gingen de markt op onder de naam Vaughn. Dit stel bracht nog eens twee albums uit namelijk ‘Soldiers And Sailors On The Riverside’ en ‘Fearless’. Ook onder de nieuwe naam kwam het grote succes niet voor Danny.
In 2003 werd Danny benaderd door Frontiers Records om iets nieuws te doen omdat zijn stem nog altijd als een van de betere uit het genre gold. Op die manier werd de band From The Inside geboren en die hebben zojuist hun debuut ‘From The Inside’ uitgebracht. Wat we hier te horen krijgen is jammer genoeg niet meer dan van het soort: ‘waar heb ik dat al eens eerder gehoord’. Slechts twee nummers kunnen mij enigszins bekoren, namelijk ‘Fight For Love’ en ‘Stop’. Treurig wordt het als de band als laatste nummer het mooie ‘Beautiful Goodbye’ van Amanda Marshall tracht te kopiëren. Nee, hun versie kan echt niet aan het origineel tippen en is daarom ook een verspilling van diskruimte. Verder ben ik, in tegenstelling met vele andere AOR fans, niet zo gecharmeerd van de stem die Danny tegenwoordig bezit. Ik kan mijn hand er niet echt op leggen maar op een of andere manier lopen zijn vocalen niet gladjes met de muziek mee. Ik vergelijk zijn zingen een beetje met de stem van Jeff Scott Soto zoals die zou zingen als hij een flinke griep te pakken heeft. Sorry lezers, maar voor mij is deze cd niet goed genoeg, ik verwachte er toch iets meer van. Ik mis het avontuur en de spanning.
James Christian – Meet The Man
Jaar van release: 2004
Label: Frontiers
Wie kent House Of Lords nou niet, en met name hun fantastische debuut plaat? Pure klasse. Daarna kwamen er – in mijn ogen – wat middelmatige releases uit, maar die stonden nog steeds garant voor een lekkere pot melodieuze hardrock. Één van de grote namen achter House Of Lords was de zanger, James Christian. In 1994 bracht Christian zijn eerste solo album uit, ‘Rude Awakenings’. De CD werd een groot succes voor de relatieve kleine AOR scène. Precies tien jaar hebben we moeten wachten op een vervolg op deze succesplaat, maar het was het wachten waard.
Christian was dit jaar echter al eerder te horen op een CD, en dat was de comeback CD van zijn oude band, House Of Lords. Deze CD, genaamd ‘The Power And The Myth’, werd matig ontvangen. Dit kwam mede door het ontbreken van de grote songwriter zelf, Gregg Giuffria. House Of Lords koos voor een wat meer gemoderniseerd geluid. De klassieke House Of Lords stijl werd gemengd met moderne rock en het resultaat was toch iets te gortig voor de meeste fans. De vrees was dan ook dat Christian die lijn door zou trekken op zijn nieuwe solo plaat. Gelukkig is dit niet het geval. Er is hier en daar wel een heel klein modern trekje te vinden, maar dat is allemaal te verwaarlozen. Vooral de album opener ‘After the Love Has Gone’ heeft wel wat lekkere moderne stukjes inzitten, maar verder dan dat kom je niet echt. Al met al een lekkere opgepompte en energieke opener. Verder op het album kom ik de titel track tegen, ‘Meet the Man’, een nummer dat bij de eerste luisterbeurt er bijna voor zorgde dat ik mijn cd-speler opende om te kijken of ik niet per ongeluk stiekem een Aerosmith CD had opgezet. De zang van Christian komt namelijk bij bepaalde uithalen erg dicht bij Stephen Tyler.
Christian krijgt de laatste tijd wel eens opmerkingen naar zijn kop gegooid dat hij oud wordt en zijn stem er niet beter op wordt. Ik ben het daar een heel klein beetje mee eens. Laten we eerlijk zijn, de man is niet meer de jongste, maar hij is nog steeds één van de beste zangers in dit genre. Op een aantal nummers kun je duidelijk horen dat de hoge uithalen soms iets te ver gegrepen zijn en hij het licht compenseert. But who cares? Deze CD is één brok klasse. James heeft samen met zijn oude maatjes uit House Of Lords (Wright en Cordola) een aantal prima nummers geschreven, en zelfs Stan Bush deed een duit in het zakje en doneerde ‘Strong Enough’ aan het album. Een goed nummer trouwens, dat had hij beter zelf kunnen houden. De twee mooiste tracks zijn in mijn ogen toch twee ballads, ‘Love Looked Into My Life’, en het wereldse ‘Hold Back the Night’. Dat laatste nummer is misschien wel het beste AOR nummer dat ik dit jaar gehoord heb. Al met al is deze CD de aankoop meer dan waard.
Jaar van release: 2004
Label: Sanctuary Records
“Na twaalf lange jaren besloten de bandleden van de in de jaren ’80 overpopulaire rockband Europe de krachten weer te bundelen. In de bezetting die in 1986 een megahit scoorden met “The Final Countdown” deden de Zweden deze zomer een serie festivals aan en bezochten tussendoor nog even de studio met producer Kevin Elson. Die was in 1986 ook al van de partij om het album met dat legendarische titelnummer op plaat te zetten.”The race is on, I’ve found my way.Something has changed since I’ve been away”
Het nieuwe album “Start From The Dark” is niet blijven steken op dat jaren ’80 glamrock geluid. Sterker nog, keyboards zijn slechts met mate te horen en het geheel klinkt niet meer zo gelikt en gepolijst. Slechts één nummer doet herinneren aan die periode, het zoetsappige “Hero”. Europe anno 2004 is steviger, moderner en duisterder. Dit had het vervolg op “Wings Of Tomorrow” (1984) kunnen zijn als frontman Joey Tempest niet zo’n poppy richting in gedachten had.
John Norum, de gitarist die kort na The Final Countdown vertrok vanwege de overvloed aan keyboards en commerciële richting, heeft een stevige stempel gezet op de hardere nummers van de band. Dit getuige onder andere “Got To Have Faith” en “Wake Up Call”. Rustiger gaat het er aan toe op “Roll With You” en “Reason”, respectievelijk herinnerend aan Aerosmith en Joey Tempest’s solowerk. “Reason” was dan ook oorspronkelijk bedoeld voor een Tempest album.Europe snakt naar een nieuwe radiohit. “Hero” is een hitgevoelige kruising tussen “Carrie” en “Time Has Come”, en bij “Sucker” zou ik haast het woord poppunk in de mond nemen. Het relaas over een dame met neigingen tot groupiegedrag zou niet misstaan op een Sum 41 album.
Toch durf ik te betwijfelen dat er geteerd wordt op oude roem. Daarvoor heeft de band het oude geluid teveel bij het grofvuil gezet. All in all een degelijke rockplaat die vergelijkbaar is met “Wings Of Tomorrow”. Niet de (commerciële of nostalgische) klapper waar sommige fans zo dorstig naar waren, wel een bewonderenswaardige prestatie en bevredigende terugkomst voor een band die twaalf jaar heeft stilgestaan.
Within Temptation – The Silent Force
Jaar van release: 2004
Label: GUN records
“He, een nieuwe single van Evanescence” was de reactie van menig persoon bij het horen van de eerste single van The Silent Force, het nieuwe album van Within Temptation. Zo ook de mijne, als me niet van te voren verteld was dat het Sharon & co waren. “Dit voorspelt weinig goeds voor het album”, en “ze zijn commercieel geworden” zijn twee andere veelgehoorde reacties op de single Stand My Ground. Gelukkig staat er meer op The Silent Force dan alleen dat nummer.
Na een bij After Forever afgekeken intro (maar zonder latijnse titel) wordt met See Who I Am al duidelijk dat de band vooral naar zichzelf gekeken heeft tijdens het schrijven en opnemen van dit album. Muzikaal gezien sluit het namelijk goed aan bij voorganger Mother Earth, al is het een tikkeltje minder bombastisch. Zangeres Sharon Den Adel laat horen dat haar stem vier jaar na het vorige album nog steeds goed klinkt, maar de grunts waar velen op gehoopt hadden zijn weer niet teruggekeerd.
De band had de makkelijke route kunnen kiezen door alleen Ice Queen-achtige nummers op te nemen, maar dat is gelukkig niet het geval. Over de nummers is in ieder geval nagedacht, want ze zitten gewoon goed in elkaar en zijn vrij catchy. Geen snel geschreven songs met slechte overgangen of onmogelijke zanglijnen. Toch is het jammer dat diverse nummers dezelfde formule hanteren: hard introtje, rustig eerste couplet, en dan weer wat harder. En over het algemeen is het album toch minder metal en meer rock dan de voorganger. Ook staan er een aantal ballads op, bijvoorbeeld Pale en Memories, en een hard nummer zoals Deceiver Of Fools mist op dit album. Het dichtste daarbij in de buurt komt Jillian (I’d Give My Heart). Wie de band afgelopen jaar live gezien heeft kan het nummer al kennen, al werd het toen onder een andere naam aangekondigd. Met The Silent Force heeft Within Temptation geen drastische koerswijziging ingezet, of een baanbrekend album gemaakt. Wie met Mother Earth uit de voeten kan zal ook op dit album diverse leuke nummers ontdekken. Toch had ik persoonlijk er iets meer verwacht.
Dream Theater – Train Of Thought
Jaar van release: 2003
Label: Elektra Records
Toen ik wat aan het rondkijken was bij de reviews op Metalfan, viel me op dat het meest recente Dream Theater-album nog niet besproken was, terwijl veel van het het eerdere werk van deze progressieve metalband wél een welverdiende bespreking heeft gekregen. Ik wil de kritisch opgestelde lezer al bij voorbaat erop wijzen dat ik Dream Theater tot mijn absolute favorieten reken en deze review dan ook meer een lofzang dan een kritische bespreking zal worden. Tot zover de disclaimer, nu over naar het album. De band heeft slechts één jaar nodig gehad om na het geniale Six Degrees of Inner Turbulence alweer een nieuw album af te leveren, dat ditmaal eens geen conceptverhaal is geworden. De complexiteit is er echter absoluut niet minder door geworden en ik verbaas me iedere keer weer hoe een band die zó technisch is tevens zo’n ontzettend emotionele nummers kan schrijven. Ook dit album kent namelijk met Endless Sacrifice, In the Name of God en de werkelijk prachtige ballad Vacant (zo simpel, zo mooi…) enkele nummers die ervoor zorgen dat de koude rillingen me letterlijk langs de rug lopen. Al met al is het album echter beduidend harder uitgevallen dan zijn voorgangers, maar de onmiskenbare Dream Theater-touch is gelukkig volledig intact gebleven.
De relatief eenvoudige opener As I Am (de single van het album) doet wellicht in eerste instantie vermoeden dat de band iets minder complex te werk gaat. Dit duurt echter tot halverwege het nummer, wanneer John Petrucci toeslaat met een gitaarsolo waar werkelijk geen woorden voor zijn. Als ik het niet met eigen ogen live had gezien, zou ik gewoonweg niet kunnen geloven dat zoiets fysiek mogelijk is! Met het hieropvolgende This Dying Soul worden alle registers open getrokken. De hoeveelheid aan ideeën die in dit nummer (van 11 minuten) gebruikt worden, is voor iedere andere band waarschijnlijk genoeg om drie cd’s mee te vullen! Endless Sacrifice begint met een prachtig ingetogen stuk, maar eindigt ook weer zeer complex en snel en het hieropvolgende Honor Thy Father is waarschijnlijk een van de hardste nummers die Dream Theater ooit gemaakt heeft. In dat nummer wordt net als in The Great Debate van het vorige album op geniale manier gebruik gemaakt van samples. Vanaf hier wordt het album alleen nog maar ondoorgrondbaarder: middels de kippenvel-ballad Vacant via het ruim 11 minuten durende instrumentale nummer Stream of Conciousness belanden we aan bij het slotnummer In the Name of God; een emotionele aanklacht tegen de 11 september terreurdaden en waarschijnlijk een van de meest persoonlijke Dream Theater-nummers ooit. Wie dit album heeft beluisterd, zal zich waarschijnlijk net als mij niet kunnen voorstellen dat de band het in slechts drie weken geschreven heeft. Werkelijk ongelooflijk! De band lijkt met de loop der jaren alleen maar meer inspiratie op te doen en om te zetten in uitstekende nummers. Hoewel het niveau van Six Degrees of Inner Turbulence en Scenes From A Memory net niet gehaald wordt (overigens helemaal geen schande: die twee albums reken ik nog altijd tot mijn all-time favorites), levert Dream Theater wederom een ijzersterk album af, dat zeker tot de hoogtepunten van 2003 gerekend mag worden. Wij, bescheiden stervelingen, kunnen wederom niets anders dan met ongeloof de weg volgen die Dream Theater voor ons uitgestippeld heeft.
Jaar van release: 2003
Label: AFM Records
Men neme 2 lepels Helloween, een schep Ark, wat Iron Saviour, en een snufje Children Of Bodom. Daar voeg je een flinke dosis inspiratie en motivatie aan toe, goed door elkaar mixen en dan een tijdje laten rijzen. Wat eruit komt is Masterplan, de nieuwe band van ex-Helloween leden Roland Grapow (gitaar) en Uli Kusch (drums), waarvoor ze ex-Ark zanger Jorn Lande vonden voor de zang. Als bassist is Jan Eckert van Iron Saviour aangetrokken, en Janne Warman van Children of Bodom staat achter de keyboards, maar hij wilde alleen op het album meedoen dus is hij inmiddels vervangen door Axel Mackenrott, die het live gaat spelen.Het album opent met Spirit Never Dies, en al gelijk vanaf de eerste minuut heb ik iets van WOW! Ondanks het powermetal-achtige begin valt dat toch reuze mee met de powermetal invloed. Het geheel ligt ergens tussen de heavy en powermetal in, maar die scheiding is niet altijd even makkelijk te trekken. In dit nummer is gelijk al goed te horen dat ze met Jorn Lande echt een gigantisch goeie zanger gevonden hebben. Hij bezit namelijk echt een goddelijke, veelzijdige stem, wat goed te horen is op bijvoorbeeld het rustige Soulburn, het agressieve Crawling From Hell, of de eerste single Enlighten Me.Zoals eerder gezegd zit de muziek tussen de heavy en powermetal in. Natuurlijk is het te horen dat de twee belangrijkste songwriters in Helloween gezeten hebben, maar toch klinkt het anders. “Anders” is misschien niet het goede woord. Origineler, of, ik ga het toch wagen te zeggen, beter dan Helloween de laatste jaren was. Wat op het laatste Helloween album (The Dark Ride, voor wie dat niet meer weet) al enigzins te horen is, is bij Masterplan iets meer aanwezig: enige progmetal elementen. Niet teveel, maar net genoeg om het interessant te maken. En om nog een laatste verwijzing naar Helloween te maken: Michael Kiske zingt ook mee op het album, namelijk op het nummer Heroes, wat nog wel het meest in de buurt komt van een Helloween nummer. Oldschool Helloween-fans krijgen vast een orgasme ervan.Het album bevat diverse themas. Spirit Never Dies is een uitermate positief nummer, wat eigenlijk zegt dat alles lukt zolang je het echt wilt. Kindhearded Light is een beetje een fuck-you naar een andere Duitse band waar Uli en Roland ontslagen zijn. Crystal Night stelt de vraag hoe het kan dat bijvoorbeeld neo-nazis nog altijd zoveel ruimte krijgen in Europa, en dat we ervoor moeten oppassen.De productie was in handen van Andy Sneap, die al eerder bij onder andere Machine Head, Nevermore en Blaze goed werk afleverde. Ook bij Masterplan is het goed. Het geluid is namelijk echt vet, en zwaar. De songs zelf zitten goed in elkaar, de gitaarsolos zijn erg lekker, de refreinen zijn erg catchy maar gaan toch niet snel vervelen, en zoals eerder gezegd is Jorn Lande’s zang echt geweldig.
Circle II Circle – Watching In Silence
Jaar van release: 2003
Label: AFM Records
Met Circle II Circle is er weer een topband bijgekomen. De band rondom Zachary Stevens heeft namelijk een pareltje van een debuutalbum opgenomen. Dat de stijl stevig leunt op het bekende Savatage-idioom, is daarbij eerder een voordeel dan een nadeel.
De hierboven gemaakte vergelijking met Savatage komt uiteraard niet uit de lucht vallen. Jarenlang was Zak Stevens de stem van die band tot hij in 2000 zijn biezen pakte. Oudgedienden Jon Oliva en Chris Cavery hebben tijdens het schrijfproces van zijn eerste solo-cd een aardige duit in het zakje gedaan, en gitarist Matt LaPorte speelt stijltechnisch alsof hij bezeten is door de geest van Chris Oliva.
Critici zullen nu de cd wellicht neersabelen puur omdat er niet wordt afgeweken van het Savatage-pad. En op zich hebben ze wel een punt: de verschillen tussen Circle II Circle’s debuut en klassieke Sava-albums Edge Of Thorns en Handfull Of Rain moet namelijk met een vergrootglas gezocht worden. De nummers van Zak’s nieuwe band worden gekenmerkt poëtische teksten en instrumentaal zwaar beladen nummers. De zang en het gebruik van vocale effecten (voorgrond-achtergrond, overdubs, canonzang) daarop zijn ook rechtstreeks afgekeken van de meer symfonische albums die met Paul O’Neill werden gemaakt.
Voor de fans van Savatage zal deze cd dan ook als muziek in de oren klinken. Het geluid is vertrouwd en de songs zijn ijzersterk. En dan kan je nog zo hard soezen dat het allemaal niet origineel is, maar nummer als Watching In Silence en The Circle zijn sterk genoeg om alle kritiek met een krachtige handbeweging van tafel te vegen. Circle II Circle’s debuut is met afstand de beste plaat die Savatage nooit maakte. Wat mij betreft het beste wat 2003 tot op heden heeft voortgebracht.
Jaar van release: 2003
Label: Frontiers
De groep Talisman is ontstaan uit de samenwerking tussen twee ex-leden van Malmsteen’s Rising Force, bassist Marcel Jacob en zanger Jeff Scott Soto, en is intussen reeds toe aan het zesde studio-album. Na enkele personeelswissels is voor ‘Cats and Dogs’ teruggegrepen naar de originele bezetting van weleer, nl. met Fredrik Åkesson op gitaar en Jamie Borger op drums.
De nieuwe cd is niet onmiddellijk innovatief of origineel te noemen, vermits men terug tapt uit het oude ‘melodieuze hard rock’-vaatje. Maar het dient gezegd, er zijn heel wat sterke songs te vinden met een zoals steeds sterk in vorm verkerende Jeff Scott Soto. Die laatste heeft intussen aan al heel wat projecten zijn medewerking verleend en weet als geen ander met zijn schitterende stem soul en emotie in de nummers te leggen, een ideale mix voor het genre.
Neem daarbij de uitstekende ritmesectie, aangevuld met het vingervlugge gitaarspel van Åkesson en je krijgt een tiental stevige ‘hard rock’-nummers in je maag gesplitst. Het intro-nummer ‘Skin on Skin’ is hiervan een sprekend voorbeeld, hard rock met een AOR-refrein. Verschillende tracks refereren dan ook naar de grote namen van het genre, zoals Foreigner, Boston en hard rock-groepen uit de seventies zoals Tempest. De riff uit ‘Break it down’ doet zelfs wat denken aan Bon Jovi, alhoewel Soto dit misschien niet als een compliment zal beschouwen. Het blijft een verbazende mix, AOR in een hard rock-kleedje.
Interessant zijn vaak de duels tussen bas en gitaar zoals op Outta My Way, een uptempo rocker met de bas in een hoofdrol. Melodieuze ballads zoals ‘Sorry’ zetten steeds het enorme potentieel van Soto’s stem in de verf. Een aantal nummers zouden in de jaren 80 dan ook makkelijk in de hitlijsten zijn beland, maar die tijd is (jammer genoeg) voorbij. Zo heeft ‘Love will come again’ enorm hitpotentieel, een typisch Talisman-nummer met een Van Halen-riff.
Het valt dan ook af te vragen welk publiek Talisman met deze cd kan bereiken, AOR-fans moeten niet twijfelen. Muzikaal sluit het misschien nog meer aan bij hard rock, maar die fans zullen misschien wat meer moeite hebben met het meldodieuze karakter. Kortom een goede cd, maar misschien moet Soto met deze band wat meer progressieve wegen inslaan en de nummers wat langer uitwerken. Ik blijf dan ook benieuwd hoe de band verder zal evalueren.
Jaar van release: 2003
Label: Sony Music
“Now that ain’t workin’ that’s the way you do it. You play the guitar on the MTV. That ain’t workin’ that’s the way you do it. Money for nothin’ and your chicks for free. Money for nothin’ and chicks for free. I want my MTV!”
Herinner je dat liedje van Dire Straits met Sting nog? Bijna 20 jaar na dato is het sarcasme van dit liedje rechtsgeldiger dan ooit tevoren. Want ieder zichzelf respecterende muziekliefhebber gunt die zender natuurlijk alleen maar een blik waardig met het geluid op ‘off’ en met de broek op de enkels als er weer een parade van drillend en trillend negerinnenvlees in minuscule thongs een R&B-variant op Sodom en Gomorra plegen waar de zogenaamd vérgaande sex, maar uiteindelijk sufgecensureerde Tirolerboerin-in-een-nieuw-jarretelletje-variant van Fox 8 en Veronica schril bij afsteekt. MTV vult diverse markten en verschillende doelgroepen, maar zeker NIET die van de gemiddelde muziekliefhebber, laat staan ons metalen muziekfreaks. Hier vertel ik natuurlijk niets nieuws. Maar toch, tussen al die siliconensletten, commercials en infantiele real-life soap-sufkezen zagen we de afgelopen maanden zowaar toch weer een reden van bestaansrecht voor het oorspronkelijke uitgangspunt van deze zender: goeie muziek!
Als (bijna) uit het niets is daar namelijk ineens Evanescence uit het land van Bill Clinton: Little Rock. Net goed en wel bekomen van de nagenoeg enige hoogvlieger van de soundtrack ‘Daredevil’ (zie archief) komt deze band nu met hun eerste elf-tracker op de proppen. En het format van hun sound is even logisch als sterk. Ten eerste logisch, omdat ze – heel uitgekiend – een aantal van de hedendaagse, populairste alternatieve muziekstromingen een beetje bij elkaar gehusseld hebben. Stevige, maar catchy op postgrunge geschoeide nu metal wordt gelinkt met een meer gothic-achtige uitstraling door zangeres Amy Lee. En iedereen die hun MTV-hit ‘Bring Me To Life’ (je weet wel: met dat onzinnige gehannes op de rand van een flatgebouw) als eens gehoord heeft, weet het: dat zangeresje heeft een verdomd mooie stem! Ze heeft nog wel een tikje van dat kinderlijke in haar stemgeluid, maar is minder storend dan bijvoorbeeld de overschatte Avril Lavigne. Ten tweede is het sterk, want de CD verrast doordat het geen album is dat rondom die ene sterke single is opgebouwd. De nummers zijn goed doordacht, staan door goede hooks en melodielijnen stevig op zichzelf, hebben zowel een krachtige als heldere productie, en bevatten bovenal prachtige zanglijnen van de soms werkelijk fenomenaal zingende Amy. Ja, dat meisje, net goed en wel 20, is toch wel een klasse apart. De soms verschillende zanglijnen die door en in elkaar overlopen worden prachtig vertolkt en geven de songs extra dramatiserend elan. Vergeleek ik haar op die ‘Daredevil’-soundtrack nog met Tori Amos, ze doet soms ook wat aan het jongere zusje van Sharon Den Adel (Within Temptation) denken. Zeker als ze, geheel in de ‘Our Farewell’-stijl, met piano- en vioolbegeleiding de gevoelige ballad ‘Hello’ zingt. De band wordt soms ook nog ondersteund door een strijkorkest en het zogenaamde Millennium Choir die het allemaal wat meer ‘gotisch’ maken (zoals in ‘Whisper’). Jammer alleen dat Paul McCoy (van de band 12 Stones) zijn Linkin Park-achtige zangstijl slechts verleent op de al reeds gememoreerde hitsingle. Die combinatie smaakt toch naar meer.
Jaar van release: 2003
Label: Frontiers Records
Nadat Frontiers Records de aankondiging had gedaan met betrekking tot dit Khymera project wachtte ik met spanning op de uiteindelijke release datum, omdat naar mijn mening de combinatie van de getalenteerde multi-instrumentalist Daniel Liverani (bekend van zijn werk met Empty Tremor
en de fantastische rock opera Genius) en sterzanger Steve Walsh (bekend van Kansas) wel een geweldig melodieus rock album moest opleveren. De koppeling van beide namen met songwriters zoals onder andere Jim Peterik, Russ Ballard en Mark Spiro en de kennis dat Mike Slamer (Steelhouse Lane) verantwoordelijk was voor de mix, zou ervoor zorgen dat weinig mis kon gaan, toch?
Nou, om helemaal eerlijk te zijn voldoet het eindresultaat niet helemaal aan mijn hoge verwachtingen. Belangrijkste oorzaak hiervoor is de zwakke prestatie van Steve Walsh, die geen moment zijn potentieel waarmaakt op dit album. Misschien dat de jaren zijn tol zijn gaan eisen bij de stem van de goede man, maar de waarheid is dat diegene waarvan ik de belangrijkste bijdrage verwacht had juist de zwakste schakel blijkt te zijn. Een trieste constatering, maar daarom niet minder waar. Luister maar eens naar de twee openers op deze CD “Strike like lightning” en “Shadows”, die ook al eens door Mr.Big opgenomen zijn. Muzikaal zit er niet veel verschil in beide versies, maar de door Eric Martin gezongen versies hebben mijn absolute voorkeur. Op de een of andere manier lijkt het alsof Steve Walsh behoorlijk moet forceren om de juiste tonen te halen. Begrijp me niet verkeerd, hij heeft nog steeds een bereik waar menig ander zanger alleen maar van kan dromen, maar het is niet het niveau wat we van Steve Walsh gewend zijn.
Dit gezegd hebbende, betekent dit dan dat we met een slechte plaat te maken hebben? Absoluut niet, daar de meeste nummers prima melodieuze rock nummers zijn met fantastisch gitaarwerk die de meeste fans van dit genre ook zeer zeker zullen aanspreken. Alleen, ik had persoonlijk op iets meer gerekend dan wat er uiteindelijk uitgekomen is.
Jaar van release: 2003
Label: EMI Records
Iron Maiden, de ijzeren maagd uit Engeland. Na twaalf studio albums, vijf live albums, tig gouden platen en honderden optredens in zo’n 25 jaar weet de band, onder leiding van bassist Steve Harris, nog altijd volle zalen te trekken. Nu is er dan het dertiende studio album van de band, waarop ze, in tegenstelling tot een andere grote band, niet compleet het roer hebben omgegooid. Nee, Iron Maiden doet waar ze goed in zijn op Dance Of Death.
The good Iron Maiden flikt het weer, net als drie jaar terug, om na zoveel dienstjaren alweer met een prachtplaat te komen. De licht progressieve koers die de band de laatste jaren aan het varen was wordt ook op Dance Of Death voortgezet. Echter, er staan ook weer wat kortere, snelle, recht-toe-recht-aan songs op het album, zoals bijvoorbeeld het erg melodieuse Rainmaker (met een super refrein), het zware Montségur, of Nicko’s nummer New Frontier. Liefhebbers van de langere nummers kunnen ook hun hart ophalen, met onder andere het titelnummer, No More Lies, en het magnifieke Paschendale. Laatstgenoemde is echt het juweeltje van het album, van begin tot eind een fantastische compositie. De sfeer die het nummer uitademt is geweldig.
Een sterke verbetering ten opzichte van de laatste paar albums is dat er in de refreinen een stuk minder herhaling zit. Maiden had daar al langer last van, maar gelukkig is dat op Dance Of Death nauwelijks aanwezig. In ieder geval niet in een storende mate. Het merendeel van de songs zit erg sterk in elkaar, en er staan maar weinig simpele nummers op. Alleen opener Wildest Dreams en ook enigzins Rainmaker voldoen aan die laatste omschrijving. Een nummer als Face In The Sand heeft een verdomd lange, opbouwende intro, die een prachtige sfeer neerzet voor een intens nummer (met dubbele bassdrum, weer wat nieuws voor de band). Ook nieuw voor Iron Maiden is Journeyman, een acoustisch nummer, wat me meer aan een nummer van Bruce Dickinson zijn soloplaten doet denken. Journeyman is prachtig, erg rustig, erg on-Iron Maiden, maar tegelijkertijd typisch Iron Maiden. Een prachtige afsluiter van een erg goed album.
The Bad Om eerlijk te zijn valt de productie me iets tegen. Deze is minder helder dan op voorganger Brave New World. Tevens worden een aantal oude riffs gerecycled, al is er gelukkig ook genoeg nieuws te horen. Bruce Dickinson klonk de laatste jaren (eigenlijk sinds zijn Accident Of Birth solo-album) als nooit tevoren. Helaas is daar nu enigzins een einde aan gekomen. Begrijp me niet verkeerd, hij klinkt ook op het grootste deel van Dance Of Death als de geweldige zanger zoals hij bekend staat, maar af en toe klinkt het net iets te geforceerd. Dit valt echter gelukkig reuze mee, het is maar op een paar puntjes. Als laatste is er iets waar Iron Maiden zelf niet al teveel over te zeggen heeft, en dat is die smerige kopiëerbeveiliging, waardoor het album niet in elke cd speler wil afspelen.
Frameshift – Unweaving The Rainbow
Jaar van release: 2003
Label: progrecords
Frameshift is een nieuw project met James LaBrie, tot leven gebracht door en met Henning Pauly, maar later meer over hem. Laat ons eerst enkele vooroordelen begraven. Vergeet alles wat je denkt of voelt over James LaBrie, goed of slecht, en luister naar dit album zonder enig vooroordeel, alsof het een totaal nieuwe groep betreft. Op die manier staan je enkele verrassingen te wachten.
Op de site van Frameshift, vind je drie doelen die ze wilden bekomen met dit album. Eerst en vooral “produceer een album met James LaBrie op een manier zoals niemand hem ooit tevoren gehoord heeft.”. En dat is zeker goed gelukt. James, eindelijk verlost van de “Wall Of Sound” van Dream Theater, geeft hier het beste wat ik ooit hoorde van hem. Soms is het zelfs wat overdreven in de andere richting, want de muziek staat in sommige nummers zelfs te ver op de achtergrond. Je krijgt in ieder geval een pak LaBrie te verwerken, soms zelfs een gans LaBrie koor, want hij zingt ook de backing vocals.
Het tweede doel: “Combineeer elementen van progressieve rock, filmmuziek en zeer moderne productie”. En opnieuw is de opdracht geslaagd te noemen. Er staan een paar progmetal nummers op, maar dan ook niet meer. De rest zijn ballads, nummers met hit potentieel, meer progressieve nummers met veel symfonische elementen,… Ik vernoemde prog(metal) als stijl van deze muziek, maar dan toch met de grote nadruk op het proggedeelte.
En tenslotte het derde doel dat ze voor ogen hadden: “Gebruik het werk van Richard Dawkins (één van de meest beïnvloedende neo Darwinist schrijvers van onze tijd) als een concept dat alle nummers op dit album samenbundelt.”. En inderdaad, dit is een zeer interessant concept. Je kunt er alles over lezen, met zelfs commentaren bij elk nummer op de website van Frameshift. Niet alleen LaBrie leverde uitstekend werk op deze CD, maar de grootste bijdrage komt van multi-instrumentalist Henning Pauly. Je hebt misschien nog nooit van hem gehoord maar je kan hem ook terugvinden in de bespreking van het album van zijn groep Chain.Hij is werkelijk ongelooflijk. Hij levert schitterend werk op elk instrument en vooral de interactie tussen de instrumenten is fabuleus. In sommige nummers spelen de toetsen, de drum en de gitaar een aparte ritmische sequentie die een melodie vormt als je ze samenhoort.
Enkele hoogtepunten:
Het langste nummer “Message From The Mountain” bevat heel wat symfonische elementen. Een deel van het nummer is ietsje progmetal te noemen, maar de rest klinkt alsof het gespeeld wordt door een gans symfonisch orkest. (volledig dankzij Henning Pauly)
“Your Eyes”: een enigszins poppy semi-ballad, met prachtige zang bijgestaan door een akoestische ritme gitaar en een subtiele piano.
“La Mer”, een ballad, met een stille en gevoelige LaBrie, zoals ik hem nooit eerder hoorde. Ook weer begeleid door geweldig pianospel van Henning.
“Nice Guys Finnish First” is een erg groovy nummer, met mooie vocale harmonieën, die rechtstreeks van het Yes album “90125” konden komen.
Zelfs het hardste numer, “Arms Races”, bevat een kalm middenstuk. In feite heeft ieder nummer een verrassing in petto.
“Origins And Miracles”, een kalme bluesy ballad, begeleid door een gevoelige, zuivere gitaarklank. En opnieuw moet ik een grootse Labrie vermelden.
“Walking Through Genetic Space”: Ik had nooit gedacht dat ik dit ooit zou te horen krijgen. Een groot aantal Labries, samen in a capella, maar hier is het, en het is om je vingers bij af te likken.
Een totaal van 15 nummers, goed voor 79 minuten vind je terug op dit album en geen enkel nummer dat mij niet bevalt.
Zoals je kunt lezen in het bijhorend boekje, bedanken Labrie en Henning elkaar uitbundig voor de prachtige tijd die ze samen hadden in de studio. Dit weerspiegelt zich ook in hun muziek. Ik zou graag ook nog een tekstje bijvoegen bij de credits in dat boekje, namelijk dat ik mij als luisteraar ook enorm geamuseerd heb. Ik hield ook al van Labrie’s Mullmuzzler project maar dit album bevat sterkere nummers en zelfs betere muzikanten. Het is zeker ook progressiever. Ik hoop dat dit verhaal over genetica een groot aantal nakomelingen voortbrengt.
Jaar van release: 2003
Label: EMI Records

Jaar van release: 2003
Label: Frontiers Records
Bijna gelijktijdig met de release van het klasbak product van Vertigo komen we deze Perfect World tegen. En ja, bij dezelfde platenmaatschappij én zelfs met dezelfde muzikanten, een uitzondering daar gelaten, en producer. De Perfect World plaat wordt dit keer ingezongen door Kelly Hansen, bekend van Hurricane en Unruly Child. Kenners weten dan genoeg dus deze man heeft geen verdere introductie nodig. Op toetsen heeft men voor ene Adam Forgione gekozen. De composities zijn in eerste instantie geschreven voor pop artiesten als Amanda Marshall, Nathalie Imbruglia en Jennifer Paige, om er enkele te noemen. Zo herkennen sommigen misschien wel de top veertig hit van het huppel trutje Pink ‘Just Like A Pill’. De PW versie krijgt een AOR behandeling met de bijbehorende gitaarsolo. Over het algemeen kan de luisteraar lekker achterover leunen bij de meeste nummers. Jammer dat de songs tegen het einde van de plaat bijna allemaal ballads zijn, daarintegen kan men wederom genieten van gitarist Alex De Russo. Luister maar eens naar: ‘Here With Me’, ‘Out Of Bounds’ en ‘You’ll Be Gone’. Misschien niet de ‘perfecte’ plaat, maar heeft klasse genoeg voor een goede notering zodat AOR fans weer dit plaatje moeiteloos kunnen aanschaffen.
Pride Of Lions – Pride Of Lions
Jaar van release: 2003
Label: Frontiers Records
De naam Jim Peterik zal niet iedereen iets zeggen. Toch heeft iedereen wel eens muziek van de man gehoord. Hij is namelijk verantwoordelijk voor “Eye of the Tiger” en “Burning Heart”, de hits van Rocky III en IV, die nog steeds geregeld op de radio te horen zijn. Jarenlang was hij samen met Frankie Sullivan en Jimi Jamison de motor achter het succes van Survivor. Die band is inmiddels al enkele jaren ter ziele en Jim Peterik heeft sindsdien een rits bands versleten (o.a. Ides of March en Mecca).
De laatste jaren componeert hij alleen. Via de president van het Frontiers label ontmoette Peterik de jonge zanger Toby Hitchcock (geen familie van de beroemde regisseur). Deze knaap beschikt over een stem die een kruising is tussen Jimi Jamison en Bobby Kimball (Toto). Ze namen samen een nummer op en merkten dat het klikte. Zo goed dat ze een nieuwe band oprichtten: Pride of Lions.
Het gelijknamige debuut is een feest voor liefhebbers van melodieuze rock. Alle songs zijn van hoog niveau en liggen in het verlengde van Survivor klassiekers als “Vital Signs” en “When Seconds Count”. De composities zijn goed geschreven, hebben een kop en een staart, soms mooie solo’s en het zangwerk is inderdaad goed verzorgd. Hier en daar kun je wel horen dat het om een jonge kereltje gaat, maar over het algemeen maakt hij een goede indruk. Door het constante niveau is het moeilijk om een uitschieter aan te wijzen, maar als single zou “Love on the Rocks” een goede keuze zijn. De liefhebbers van melodieuze rock (Toto, Survivor, Harem Scarem etc.) kunnen deze schijf met een gerust hart aanschaffen.
Paul Shortino / JK Northrup – Back On Track
Jaar van release: 2003
Label: Shire Records
Jk Northrup is een bekende gitarist die veel studiowerk heeft gedaan en verschillende solo albums heeft opgenomen en ook heeft meegespeeld in vele bands. Zanger Paul Shortino zong ook op verschillende platen van verschillende bands maar heeft vooral bekendheid vergaard door zijn werk bij Rough cutt en Quiet Riot. In 1993 maakten deze twee heren samen een plaatje dat nu heruitgebracht is op het nieuwe Shire Records label.
De muziek van de heren klinkt tien jaar later nog altijd zeer goed. De melodieuze hardrock met AOR elementen is nog altijd zeer de moeite waard. Dat heeft enkele redenen. De voornaamste reden is het ijzersterk gitaarwerk. Spetterende hardrock solo’s worden afgewisseld met bluesy gitaarspel. Een andere reden dat deze plaat de moeite waard is, is de emotionele geladen stem van Paul Shortino. Het album is erg afwisselend en boeit de volle 11 nummers. Op dit ‘ten year anniversary’ album staan ook nog eens vier bonus nummers die perfect passen met de oorspronkelijke nummers van het album.
AOR en hardrock fans die dit plaatje hebben gemist kunnen dit natuurlijk nu wel aanschaffen. Een mooi hardrockalbum met prachtig zang-en gitaarwerk dat niet oubollig overkomt. Gelukkig hebben ze wel dat oorspronkelijke lelijke ‘hair metal’ hoesje vervangen door een minder ergere foto. Persoonlijk vind ik deze muziek ook beter en interessanter dan de meeste 80’s popmetalbands. Een aanrader in het genre dus.
Jaar van release: 2003
Label: Sensory
Met Redemption komt Sensory Records na Gordian Knot met de 2de supergroep van het jaar. Waarom houden deze muzikanten zich niet gewoon bezig met hun eigen band? Niet dat deze release niet de moeite waard is, maar ik zou toch graag zien dat de heren Alder en Matheos zich weer eens wierpen op een nieuwe Fates Warning plaat. Trouwens, waarom alleen een tour in Amerika? Met Queensryche en Dream Theater nota bene, zou het niet eens tijd worden jullie trouwe Europese fans eens te belonen. Hmm…maar genoeg over mijn persoonlijke frustraties, de recensie van de CD ‘Redemption’ van Redemption.
De spil van de band is Nick Van Dyk, gitarist bassist en toetsenist op het album. Hij wordt bijgestaan door topmuzikanten, Rick Mythiasin (Steel Prophet) op zang, Jason Rullo (Symphony X) op drums en Bernie Versailles (Fates Warning) op gitaar. Iedereen speelt op de top van kunnen, maar niemand overheerst, zodat alle instrumenten goed uit de verf komen.
Openingsnummer ‘Desperation Part I’ (van IV) opent met een orkestraal stuk door Michael Romeo in elkaar geknutseld, dat dan ook erg veel op Symphony X lijkt. Het nummer gaat na zo’n 2 minuten over in een agressief couplet, waarna een melodisch refrein volgt. Een goed visitekaartje voor de rest van het album! Ray Alder (Fates Warning) neemt de zang voor zijn rekening op ‘Desperation Part II’. Dat begint als een kippenvel ballad en overgaat in een gedreven rock nummer, en doet verlangen naar een nieuwe plaat van…(of had ik dat al gezegd?) Het verhaal achter de teksten van de ‘Desperation’ suite is gebaseerd op het gelijknamige boek van Stephen King. Nick weet goed de beklemmende sfeer van het boek in de muziek te stoppen. Het pronkstuk van het album is ‘Something Wicked This Way Comes’ dat ruim 24 minuten klokt. Met onder andere gevoelige en brute zang, instrumentale krachtpatserij en dialoog samples. Nog ook een complimentje voor Joey Vera (Ja ook Fates Warning) die het album gemixt heeft: wat een heerlijk transparant geluid.
‘Redemption’ is een compleet album, waar alles in zit wat je als prog-fan maar kunt wensen. Alleen jammer dat dit een project is en geen ‘echte’ band, want het is nu maar de vraag of de CD een vervolg krijgt. Een tour zou ook leuk zijn, maar voorlopig spelen ze alleen op ProgPower USA.
Jaar van release: 2003
Label: Frontiers Records
UC III is het nieuwe album van Unruly Child; een simpele titel die immers erg logisch ontstaan is. Het is band’s derde album waar hun derde zanger Philip Bardowell (ex-Magdalen) voor de eerste keer op hun album te horen is.Begin jaren ’90 werd deze band opgericht door gitarist Bruce Gowdy (Stone Fury, World Trade, Glenn Hughes), keyboardist Guy Allison (Moody Blues, Air Supply) en (toen nog) zanger Mark Free (Signal, King Kobra). Hij/zij heet nu Marcie Free. Yep, alles is mogelijk tegenwoordig. De muziek op dit album is een combinatie tussen Foreigner, Def Leppard en Whitesnake.
Een Extreme-achtig nummer ‘Tear Me Down’ opent dit album. Een groove nummer, maar een slechte openingstrack. Bijna het hele nummer door zingt Philip hoog. Hierdoor wordt het op het gegeven moment ondanks goede melodieën een klein beetje eentonig. Gelukkig wordt de plaat voortgezet met betere composities in de sfeer van Foreigner en Kansas. Bij nummers ‘Falling’ en ‘All Around Me’ zingt hij een stukje gevarieerder, maar neigt nog steeds op het hoge terrein te blijven hangen. Er zit een mooi opbouw in het laatstgenoemde; acoustische gitaar bij de intro, electrische gitaar bij pre-chorus en een melodieus refrein. Bij ‘Bring Me Home’, een Def Leppard-achtige ballad, maakt hij dit helemaal goed en zingt met emotie. Philip beschikt over een goede tevens stevige stem die in dit nummer duidelijk te horen is. Een klasse zanger met een typisch rock geluid. Zoals bij het nummer ‘All Around Me’ gebruikt men in dit nummer ook een Hammond orgel waardoor ze redelijk apart klinken; ouderwets maar niet oubollig.Bij ‘Sleeping Town’ bewijzen Bruce Gowdy en Guy Allison goede AOR componisten te zijn; een nummer met nogal sterke tekst. ‘You See Three’ is een instrumentaal nummer van circa 1 minuut en 30 seconden waarin Guy Allison (keyboard) een belangrijke rol speelt. Bij het nummer ‘Kings of Tragedy’ wagen deze heren met het couplet te beginnen, maar in driestemmige a cappella. Dit nummer ademt de sfeer van bands als Def Leppard en John Sykes band (ex-Whitesnake) uit. Een nummer dat je met gerust een paar keer achter elkaar kunt draaien en het verveelt je echter niet zo snel. Naast ‘Bring Me Home’ kom je nog twee ballads tegen, ‘Shades of Love’ en ‘Something’. Nu we toch bezig zijn deze band met andere bands te vergelijken, klinkt Philip in het nummer ‘Something’ af en toe als Sammy Hagar. Een compliment voor hem natuurlijk, want deze zanger (met name tijdens Van Halen-era) behoort tot één van de beste rockzangers ter wereld.Niet van al die nummers ben ik onder de indruk. Er staan immers zeven goede nummers op dit elf- tellende album. Tot klassieker kan ik dit schijfje dus niet bombarderen. Het is echter een waardige release voor fans van bovengenomde bands.
Jaar van release: 2003
Label: Frontiers Records
In de late eighties hebben keyboardspeler en songwriter Mark Mangold (ex American Tears, Touch en Michael Bolton) en Al Fritsh ( ex TZR ) elkaar ontmoet. Mark had de mogelijkheid om Al te zien spelen en was meteen verkocht bij het aanhoren van zijn stemgeluid. Daarna besloten zij om een band te formeren. Het duo startte met het maken van demos en ze verdienden een deal met CBS wat weer resulteerde in hun eerste album dat gewoon “Drive, She Said”heet. Die plaat is toendertijd gemaakt met een stel vrienden van ze waaronder: Tony Bruno, de broers Kulick, Bob en Bruce (ex Kiss), sessie muzikant Kenny Aaronoff en Benny Mardones om er een paar te noemen. Die eerste schijf werd juist gereleased toen er een grote reorganisatie plaatsvond bij CBS en de band werd nauwelijks ondersteund door de platenbaas.
De plaat werd wel goed ontvangen, vooral in Europa maar van support was nauwelijks sprake. Mark en Al besloten weg te gaan maar het was het label Music For Nations dat later met ze in zee ging om de 2e plaat uit te brengen. “Drivin’Wheel” werd ook live gespeeld in de UK als support act van de band FM en in Duitsland met UFO. Na deze tour, terug in de States gingen ze “Excelerator”opnemen, hun derde. In 1998 kwamen ze onder de aandacht van Frontiers Rcords hun huidige label waar ze een compilatie hebben uitgebracht en in 2003 werd het nieuwe “Real Life” gereleased. En daar wil ik het over hebben.
Met DSS blijf je enthousiast, maar naar een aantal luisterbeurten, kan deze nieuwe schijf toch niet tippen aan het debuut . De plaat had van mij zeker hier en daar wat steviger gemogen. De ceedee telt 13 tracks en was geproduceerd door Mark en Al. Muzikale hulp kregen ze van Jonathan Mover (ex GTR, ex Marillion). De band speelt veel op safe en er is geen verrassing te ontdekken. Okay Al Fritsh blijft een prima zanger met veel gevoel voor soul, maar voor een nummer zoals de ballad “Silver White” mag je met zo’n reputatie meer verwachten. Veel beter is het uptempo “Overdrive”. Andere goede nummers zijn het pakkende “Stronger”, “What’s It Gonna Take” en het met veel keyboardwerk “Always And Forever (Godz)”. Mensen dit toch met Drive She Said kennis willen maken, raad ik aan om zeker de debuutschijf op te snorren.
Jaar van release: 2002
Label: Mercury
Het lijkt een eeuwigheid geleden, maar eind jaren tachtig was Def Leppard een van de grootste rockbands ter wereld. Van “Hysteria” ging voornamelijk in Amerika het onwaarschijnlijke aantal van 16 miljoen exemplaren over de toonbank. De britten weten een brug te slaan tussen de pop en rockmarkt. Na het mislukte grunge experiment met het album “Euphoria” toerde men uitgebreid door Amerika. Dit tiende album “X” is de vierde schijf in de vertouwde bezetting Elliott, Savage, Collen, Campbell en Allen en werd grotendeels in zanger Elliott’s huis te Dublin geschreven. In Los Angeles schreef men met de van Aerosmith bekende Marty Frederiksen drie tracks en in Zweden schreef men verrassend genoeg twee dagen lang nummers met duo Carlsson en Aldeheim, verantwoordelijk voor de pophits van o.a. Britney Spears. Het album toont aan dat de heren slechts weinig van hun glans hebben verloren en nog steeds garant staan voor vloeiende, soepel en melodieus klinkende rock, die soms heel poppy, soms vurig rockend. “X”is een feest van herkenning geworden en hoewel de band nauwelijks voor verrassingen zorgt, blijkt de gouden formule in het nieuw millennium nog niets aan kracht te hebben ingeboet.
Jaar van release: 2002
Label: Spitfire
Het is altijd weer een genoegen kennis te maken met een nieuwe plaat van Ronnie James Dio, die zijn keel ooit leende aan Black Sabbath en Rainbow. Laat ik voorop stellen dat zijn soloplaten altijd op niveau zijn. Alleen de wat modern klinkende, licht industriële experimenten van een paar jaar terug lagen mij wat zwaar op de maag. Dio haalt uithalen uit de toppen van zijn tenen, terwijl de schijf een afgewogen mix van rockers en meer ingetogen momenten bevat. Een traditionele sound die tijdloos is. Het kan 1980 zijn, maar ook 1985 of 1995. Het enige minpunt dat regelmatig bij de zanger opsteekt is het gehalte van zijn songs. Dat is degelijk, maar niet verrassend meer. Ik heb soms het gevoel naar herbewerkingen van oudere nummers te luisteren. “Rock and Roll”begint bijvoorbeeld spannend, maar het vlees aan de botten wordt gevormd door een riff en ritme die ooit de ruggengraat vormden van Led Zeppelins “Kashmir”. En dan die tekst, tja . In het titelnummer “Killing the Dragon” steeft bovendien de geschubde oude vriend van Dio ook weer de kop op. Zijn er geen stoere ridders meer die dat oude beest uit zijn lijden kunnen verlossen? Los van deze kanttekeningen bewijst Dio met “Killing the Dragon” nog altijd een superzanger te zijn.
Jaar van release: 2002
Label: Atenzia
De vierde cd van Harlan Cage is er eentje die zo in het verlengde van zijn voorgangers kan worden geplaatst, echter met een paar verschillen. Verder heeft het schrijfersduo Larry Green en Roger Scott Craig geëxperimenteerd met rocksongs als “In my Neighborhood” en “Sin City” , en benaderen ze met “On the Nickel” zelfs de southern rock. Natuurlijk mang een flink portis AOR niet ontbreken. Dat verhaal wordet ingevuld door songs als “Any Port in the Storm”, “One New York Morning” (een van de beste HC songs, die op een subtiele manier een andere kijk geeft op de gebeurtnissen van 11 september), de Fortune klassieker “Deep in the Heart of the City” en “Later Than You Know”. De sterke afsluiter “We Belong”was eigenlijk bedoeld als bonustrack voor de Japanse markt, maar Atenzia hield gelukkig zijn poot stijf waardoor deze song nu ook is verschenen op de Europese versie van het album. Al met al een uitstekende cd.
Jaar van release: 2002
Label: Inside Out
Liefhebbers van progressieve metal hebben het in februari financieel gezien zwaar te verduren. De tournees met Dream Theater hebben Vanden Plas eindelijk de nodige herkenning in het buitenland bezorgd. In Frankrijk worden de jongens uit Kaiserslautern op handen gedragen. Op het vierde album, geproduceerd door Markus Teske klinkt Vanden Plas nog afwisselender dan voorheen. De muzikale grenzen zijn verlengd: het melodieuze is melodieuzer “Healing Tree” en “Can You Hear Me” met prachtige zang van Andy Kuntz en het progressievere “Scarlet Flower Fields” en “Cold Wind” met veel gitaarwerk. De overige nummers zijn mix van beide stijlen, zoals het openende “Night Walker” en het opzwepende “Free The Fire” waarop toetsenist Gunther Werno lekker uit de verf komt. Het afsluitende “Beyond Twilligth” bouwt prachtig op en duurt tien minuten. Op de eerste oplage van de CD staat nog de Kansas-cover “Point of No Return”als bonustrack. Vanden Plas levert met “Beyond Daylight”een prachtig semi-progressief album af.
Jaar van release: 2002
Label: Inside Out

Deze amerikaanse progressive metal formatie, onder leiding van zanger Russell Allen en gitarist Michael Romeo, bracht al eerder juweeltjes uit in de vorm van onder andere The Divine Wings Of Tragedy en V, en velen hebben Russell Allen onlangs live gezien op Arjen Lucassen’s Star One tournee. Na wat vertraging is heeft de band de opvolger van V afgeleverd: The Odyssey.
De verwachtingen voor dit album waren hoog, maar Symphony X heeft ze waar weten te maken. Ik denk dat The Odyssey hoog in de jaarlijstjes van 2002 te vinden zal zijn. In de mijne in ieder geval wel.
In het verleden is Symphony X meer dan eens vergeleken met Yngwie Malmsteen. Die vergelijkingen sneden weliswaar hout maar deden de band tegelijk ernstig onrecht aan. Symphony X is Yngwie in compositorisch talent ver vooruit. Onze Zweedse virtuoos kan alleen maar dromen van de kunstwerkjes die Michael Romeo en co afleveren. Symphony X vorige cd “V-The Mythology Suite” was van uitzonderlijk hoog niveau; zang- en speltechnisch subliem en de nummers waren helemaal af.
De band opent het album met het enigzins agressief, maar toch ook melodieus, klinkende Inferno (Unleash The Fire), waarin de keyboards erg nadrukkelijk aanwezig zijn. De riffs worden af en toe afgewisseld met wat rustigere passages, wat niet storend is. Ook in bijvoorbeeld Incantations Of The Apprentice (een hele mond vol) en Accolade II (een vervolg op The Accolade van The Divine Wings Of Tragedy) komen de tempowisselingen terug, en vindt de band een goede balans tussen rustig en hard.
“The Odyssey” is geen veilige voortzetting van het vorige succesvolle album. “The Odyssey” is harder, rauwer en directer. De hoes en teksten zijn gebaseerd op het legendarische verhaal van Homerus. Het album bevat acht nummers, waarvan 7 “gewone” tracks en een titelstuk dat in 7 delen uiteen valt en meer dan 24 minuten duurt. De gewone tracks variëren van melodieuze prog-rock tot snelle power metal en zijn zonder uitzondering goed. Zanger Russell staat zijn mannetje en zingt i.t.t. veel prog-rock zangers niet in de hoogste regionen, maar in het verlengde van Dio. Michael Romeo trakteert ons weer op fabuleuze solo’s en de overige muzikanten spelen foutloos. Het titelstuk valt zoals gezegd in 7 delen uiteen, die weliswaar redelijk mooi in elkaar overvloeien, maar niet noodzakelijk één nummer vormen. Net als bij Dream Theater’s Six Degrees of Inner Turbulence hadden het ook nummers op zichzelf kunnen zijn.
Het album is wat harder dan zijn voorganger, wat goed te horen is in King Of Terrors. De rauwe stem van Allen draagt daar goed aan bij, maar vooral de gitaar en baspartijen zorgen voor de hardere uitstraling. Met de complexiteit van de muziek valt het best mee. Daar waar een band als Dream Theater vaak nummers schrijft om te laten zien wat ze precies kunnen, heeft Symphony X gekozen om gewoon ijzersterke nummers te schrijven. Alles past gewoon perfect in elkaar, niets is echt overbodig. Hoogtepunt van het album is ongetwijfeld het titelnummer The Odyssey, gebaseerd op De Odyssee van Homerus. In 24 minuten wordt het verhaal verteld, en laat de band zijn kunnen nog een keer goed horen. Hard, zacht, complex, simpel, rauw, melodieus, alles zit erin, en het gaat niet vervelen.
Die praktijken met die ellenlange nummers hebben vaak bij prog-rock bands negatieve bijwerkingen. Men probeert geforceerd allerlei onderliggende thema’s in te bouwen en tracht de verschillende stukjes als “vanzelf” in elkaar over te laten vloeien. Nu lukt dat de ene keer beter dan de andere, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat wanneer bands zich concentreren op het schrijven van nummers met een kop en staart dit de kwaliteit ten goede zou komen. Speelduur lijkt tegenwoordig doel op zich. Songstructuren worden ondergeschikt aan combinatietechniek. “The Odyssey” duurt 24 minuten, “Six Degrees of Inner Turbulence” duurt bijvoorbeeld meer dan 3 kwartier. Waar gaat dat eindigen? Met een nummer van 78 minuten of 156 minuten? Nokken met die flauwekul en gewoon goede nummers schrijven. Symphony X is gezegend met een fantastische zanger. Russell Allen bewijst op The Odyssey dat hij bij de beste metalzangers ter wereld hoort. Hij heeft een krachtige stem, met een groot bereik. Toch kan hij ook erg rauw klinken, zonder dat het minder aandoet. Op de nummers op The Odyssey laat hij alle facetten van zijn stem horen.
Dream Theater – Six Degrees of Inner Turbulence
Jaar van release: 2002
Label: Warner Music
Dit is al weer het zesde studio album van Dream Theater, is nu al het ultieme progrockalbum van het jaar 2002. Na het verschijnen van Metropolis pt 2: Scenes of a Memory (1999) kon ik bijna niet geloven dat de heren, dat album nog konden overtreffen. Nou, niets is minder waar, want meteen na het spijkerharde “The Glass Prison” moet je als luisteraar even op adem komen; wat een binnenkomer. Progmetal op zijn best; een stuwende bas, scheurende gitaren, gillende keyboards en een krijsende James; absoluut de hardste track van DT ooit. Dan volgt “Blind Faith” een progrocksong met veel afwisseling, met hoofdrollen voor Jordan Rudess en John Petrucci; waarna “Misuderstood” door het enigzins catchy refreinbina commercieelaandoet, terwijl de laatste drie minuten zeer psychedelisch en experimenteel zijn. “The Great Debate” is mijn favoriete nummer en gaat over genetische manipulatie en kan ik het beste omschrijven als een muzikalen kruisbestuiving tussen Rush en A Perfect Circle. Superriffs van John Petrucci en John Myung maken dit nummer tot een absolute livekraker. “Dissapear” besuit de eerste cd. En dan volgt het absolute hoogtepunt de titelsong die ruim 42 minuten klokt. In de “Overture” kun je genieten van de muzikale thema’s die als een rode draad door het nummer lopen. Het klinkt soms als een soundtrack voor een nieuwe speelfilm, maar meteen in “About to Crash” en “War Inside My Head” keert DT terug naar zijn bekende stijl. Dat progrock geweld wordt meteen afgebroken in “The Test That Stumped Them All” een wonderschone ballad met demooiste kippenvelgitaarsolo van John die ik ooit gehoord heb. Ook “Goodnight Kiss” en “Solitary Shell” een topnummer die het ook geweldig zal doen in de liveshows, zijn rustige melodieuze tracks, met een hoofdrol voor James. Dan volgen “About to Crash Reprise”en “Losing Time/Grand Finale”. Hoed af voor de heren Labrie, Petrucci, Myung, Portnoy en Rudess.
Jaar van Release: 2002
Label: Anthem Records
Eind jaren ’90 van de vorige eeuw hing het voortbestaan van het Canadese rockinstituut Rush aan een zijden draadje. Drummer en tekstschrijver Neal Peart verloor zijn enige kind ten gevolge van een auto-ongeluk en korter dan een jaar nadien zijn vrouw aan kanker. In die context dat Peart op zoek moest gaan naar een nieuwe basis en dat Rush in de ijskast ging. In het fraaie boek Ghostrider beschrijft Neal zijn zoektocht naar een nieuwe start aan de hand van een indrukwekkende solo motortocht. Het boek eindigt positief voor de Rush-liefhebber. Peart hervindt niet alleen de liefde en wordt op latere leeftijd weer vader, maar Rush komt in 2002 met het nieuwe studioalbum Vapor Trails.
Tot op heden werd Vapor Trails door de trouwe aanhang als een vreemde eend in de bijt gezien. Een donker album met veel distortion en overstuurde gitaar- en basgeluiden. De songs ondergedompeld in een geluidsbrij, die een vertaling zijn van de donkere teksten die Peart niet alleen in proza, maar ook in zijn songteksten verpakte. Het resultaat bungelt onderaan in de favorietenlijstjes van de meeste aanhangers. De band is achteraf ook niet al te gelukkig over met name de geluidskwaliteit van Vapor Trails. Ter gelegenheid van het opnieuw uitbrengen van de gehele discografie van Rushwordt Vapor Trails dan ook volledig opgepoetst. En dat is bijzonder voor een album dat stamt uit 2002.
Het resultaat is echter verbluffend. De donkere deken die over het origineel hing is vakkundig weggeslagen en wat resteert is een aanzienlijk frisser klinkend album. Het geluid valt het best te vergelijken met een hybride tussen de albums Counterparts en Snakes & Arrows. Hierdoor ontluiken de zwartgallige muurbloempjes tot inventieve rocksongs die in vergelijking met de eerdere versies zelfs energiek overkomen. Ik weet niet of de band in 2002 Vapor Trails op deze manier voor ogen had. Geen wit zonder zwart, en geen licht zonder schaduw, immers. Wel is deze variant van het album (geen nieuwe nummers overigens) uit 2002 een meer dan aangename aanvulling op de imposante discografie van de band zonder afbreuk te doen aan het origineel.
Takara – Perception Of Reality
Jaar van release: 2002
Label: Lion Music
Hoewel Takara op dit moment al zo’n veertien jaar bestaat lijdt de groep een vrij onopvallend bestaan. Gitarist Neal Grusky was namelijk altijd afhankelijk van andere mensen. De eerste platen werden steevast ingezongen door Jeff Scott Soto die alleen met een pak geld over te halen was. Maar Soto heeft inmiddels zijn eigen loopbaan. Grusky heeft blijkbaar inmiddels een stabiele line up bij elkaar weten te scharrelen, waaronder zanger Michael Flatters die volgens informatie in de biografie een voortreffelijke vocalist moet zijn. Nou dat valt nog al behoorlijk mee, wat wil je ook als je iemand als Soto gewend bent.Weliswaar is “Perception of Reality” een behoorlijk klinkende melodieuze hardrock-CD. Maar echte uitschieters ontbreken op de plaat. Japan zal wel weer op tilt slaan. Ik kan niets anders concluderen een middelmatig album voor Takara begrippen, geeft mij maar zijn voorgangers. Hopelijk ziet Grusky dit ook in en zal deze daar rekening houden bij zijn volgende CD, of zal het hier bij blijven. Jammer had hier veel meer van verwacht.
Jaar van release: 2001
Label: Frontiers
Bassist Billy Greer houdt niet van stil zitten. Hij is niet alleen bassist bij Kansas, hij is ook betrokken bij The Sign, werkte mee aan de laatste solo CD van Steve Walsh en komt aanzetten met een ijzersterk project, getiteld “Seventh Key”. Op de laatste studio-CD van Kansas zong hij al heel verdienstelijk een nummer, maar wat Greer als zanger op dit album laat horen is toch wel verrassend goed. Je kunt wel horen dat hij vele jaren in de keuken van Steve Walsh heeft mogen eten. De geest van de Kansaszanger waart boven en door de zanglijnen van Greer. De meeste leden van Kansas dragen trouwens een muzikaal steentje bij. Hoe klinkt deze CD? Tja, als je bedenkt dat Mike Slamer de CD heeft geproduceerd en ook het gros van de gitaarpartijen heeft ingespeeld, dan kom ik tot de conclusie dat het klinkt als een kruising tussen Streets, Kansas en Steelhouse Lane. Kenners weten dat Greer en Slamer samen met Walsh in Streets hebben gezeten. Het is smullen geblazen voor de fan van melodieuze hardrock. Opener “The Kid Could Play” hakt er meteen lekker in. Na “Only The Brave” volgt mijn persoonlijke favoriet “Missy”. Een nummer met een prachtig refrein en een mooi ingetogen einde. En zo staan er eigenlijk alleen maar mooie songs op het album. Zonder twijfel een topper in het genre.
Jaar van release: 2001
Label: Roadrunner
Er is een aantal cd’s die mij als muzikant een emotioneel en tegelijkertijd een verdrietig gevoel kunnen bezorgen. Emotioneel; doordat de meeste composities op die cd’s vaak een gevoelige snaar weten te raken. Verdrietig; door mijn beperkte mogelijkheden niet in staat zulke bloedmooie composities te kunnen verzinnen en te arrangeren. Dat gevoel krijg ik regelmatig bij het luisteren naar albums als Metropolis part 2: Scenes From A Memory van Dream Theater, Liberation van Ice Age, Far Off Grace van Vanden Plas, Selling England by The Pound van Genesis en Moving Pictures van Rush. En ook bij het luisteren naar albums van progressieve bands in het algemeen als bij het laatste album van Shadow Gallery, ‘Legacy’.
Dat liefhebbers van progressieve- en symfonische rock massaal Shadow Gallery’s debuut, ‘Carved in Stone’ en ‘Tyranny’ in hun cd-kast hebben staan is een feit. En met dit laatste album komt Shadow Gallery sterk terug. Het openingsnummer ‘Cliffhanger 2’ (het vervolg op ‘Cliffhanger’ van de cd ‘Carved in Stone’) wordt in twee delen verdeeld en opent dit album met een prachtige piano-intro. Dit nummer wordt gevolgd door reeks nummer van hoge kwaliteit; ‘Destination Unknown’, ‘Society Of The Mind’, ‘Legacy’ en ‘First Light’. Zelfs de commerciële track, ‘Colors’, wordt met volle overtuiging ten gehore gebracht. Het minpuntje van deze plaat is de lange stilte bij de laatste track ‘First Light’.Over smaak valt natuurlijk niet te twisten, maar ik heb altijd een zwak gehad voor groepen die in combinatie met hun geniale muzikale kunnen toch oog blijven houden voor het emotionele vlak. Wellicht is de vaardigheid van het toedienen van een gevoel aan een liedje even moeilijk aan te leren als het virtuoos bespelen van een muziekinstrument. De bands die hierin de juiste balans weten te vinden, zijn voor mij de grootste. Dit geldt voor alle soorten muziek, van simpele tractorblues tot uiterst complexe jazz, want mijn smaak is breed genoeg om alle stijlen te waarderen, zolang de muzikant die balans maar weet te combineren. Shadow Gallery heeft mij met hun complexe spel op ‘Legacy’ weten te overtuigen, zo simpel is dat.
Eclipse – The Truth And A Little More
Jaar van release: 2001
Label:Z records
We hebben hier te maken met een nieuwe Zweedse band met hun debuut “The Truth And A Little More”. Dit is een nieuwe frisse band bestaand uit drummer/toetsenist Anders Berlin, bekend van de Prog-metal groep Timescape, zanger/gitarist Erik Martessnon en gitarist Magnus Henriksson. Wie nu verwacht dat dit een prog-metal album is, slaat de plank volledig mis. Het materiaal heeft nogal wat weg van de oudere Europe albums. En dit komt vooral doordat qua zanglijnen en geluid Martensson en Joey Tempest broers hadden kunnen zijn.
De muziek kan dan ook worden gekarakteriseerd als een klassieke traktatie van Europe & Danger Danger album met dat verschil dat deze een facelift heeft doorstaan en voldoet aan de eisen van deze tijd. Het album opent met “Midnight train” een grote funky uptempo rocker met een catchy refrein. Ook de volgende nummers “I thought I had it all” en “How many times” hebben een hoog Europe gehalte. Maar het album bevat ook nummers met een andere stijl zoals: “The Truth” een mooie mix van klassieke hardrock. Op menig hardrock album mag de ballad niet worden vergeten, op dit album vinden we de ballad “Message Of Love” en “A Little More”. Dit is inderdaad een goed debuut ook gelet op het gitaarwerk, volgens de heren zelf gedeeltelijk geinspireerd, door hoe kan het ook anders dan de Zweedse topgitartist Yngwie Malmsteen.
Jaar van release: 2001
Label:Sony Music
Na veel vijfen en zessen is “Arrival” eindelijk uit in Europa. Niet minder dan 15 tracks sieren de plaat, waaronder de kersverse nummers “World Gone Wild” en “Nothing Comes Close”. Op de soundtrack van de film “Armageddon” stond al een song van Journey die heel veel belovend klonk. Daarna ging de band eerst toeren in Amerika om daarna met Kevin Shirley de studio te betrekken. Van diverse kanten sijpelden er berichten binnen dat nieuwe zanger Steve Auguri live nog al tegen viel. Maar wat de man op “Arrival” laat horen, kan ik alleen maar beoordelen met grote klasse. Natuurlijk is het niet gemakkelijk om in de voetsporen te treden van Steve Perry, maar Auguri stelt in zijn geheel niet teleur. De band heeft bijna een jaar getourd en heeft tijdens deze tour al het materiaal voor het album geschreven. Het is een CD worden met een aantal gigantisch mooie uitschieters. Vooral de ballades “Loving by You” , “Livin’ to do”, “Kiss me Softly” en “Lifetime of Dreams”. Alle Journey ingrediënten zijn overigens op het album te vinden. De bluesy feel van Neal Shon, de mooie arrangementen en het kleurrijke toetsenwerk van Jonathan Cain. Feit is wel dat de ingetogen en meer mid-tempo nummers talrijker aanwezig zijn, dan het snelle en het stevige werk. Een CD die je als AOR fan gewoon weg niet mag laten liggen. Hopenlijk kan Journey met deze CD er voor zorgen dat het genre weer wat aan aanzien en prestige terugwint.
Symphony X – V The New Mythology Suite
Jaar van Release: 2000
Label : Atlantic
Met deze nieuwste release zien we de band zeker experimenteren met een veel zwaarder geluid dan dat ze eerder hebben gedaan. Progressive Metal-fans hoeven zich geen zorgen te maken, de band blijft nog steeds dicht bij zijn roots en er zijn veel keyboard- en gitaarpassages die nog steeds het handelsmerk van het Symphony X- geluid dragen. Sommige arrangementen en vocale stijlen geven de band echt het geluid van de klassieke Rainbow uit het Dio- tijdperk. De refreinen zijn geweldig op alle nummers en ik denk dat Russell Allen’s stem nooit beter klonk. Hij is een van de weinige vocalisten in de metalscene die een onderscheidend geluid en stijl heeft. Een belangrijk hoogtepunt van dit album is zijn uitvoering op The Accolade II (deel I is te vinden op het album The Divine Wings Of Tragedy ). Een zeer episch klinkend nummer met veel rijke melodische elementen, een aantal geweldige keyboard en gitaar instrumentale passages, veel thematische solo’s en een zeer gepassioneerde en krachtige stem van Russell. Een ding dat erg duidelijk is vanaf de openingsakkoorden van het eerste nummer, Inferno (Unleash The Fire), is dat de band deze keer voor een zwaarder, gitaargestuurd geluid is gegaan. De meeste nummers bevatten een aantal geweldige stevige riffs van Michael Romeo en de lagere stemming van de gitaren geeft het een nog zwaarder geluid. Dit hele album zit vol met waanzinnige gitaarriffs die snel, zeer technisch en ook vlezig en zwaar zijn. Sommige riffs, vooral op tracks als Wicked, Incantations Of The Apprentice en King Of Terrors , grenzen aan een bijna Thrash Metal-geluid met hun snelheid en stijl en het supersnelle drumwerk van Jason Rullo om ze voort te stuwen.
Elk nummer op dit album is uniek en speciaal op zijn eigen manier en een zeer hoog energieniveau wordt overal gehandhaafd. Er is niets matigs of saai aan dit album. Net toen je dacht dat het album niet beter kon worden, leveren ze een verbluffend 24 minuten durend episch verhaal van alle epics, het titelnummer, The Odyssey . Gebaseerd op het klassieke verhaal van Homer neemt dit nummer je mee op een muzikale reis die er bijna als soundtrack uitziet. De band gooit zowat alles naar je toe in dit nummer, alles waar ze bekend om staan vanwege hun handelsmerk, met name de symfonische toetsenspel, en het resultaat is adembenemend.
Alles is op zijn plaats, het geluid en de productie zijn perfect en hun arrangementen zijn nog nooit zo goed geweest.
Jaar van release: 2000
Label: Eagle Records
Met de opening van dit nieuwe Lenny Wolf opus is het duidelijk te zien dat dingen een beetje veranderd zijn door de jaren heen en dat dit album een veel gerijpter klinkende rockalbum is geworden.
Maar toch kunnen we er niet heen om de release te vergelijken met zijn eerder uitgebrachte albums, vooral de eerste 2 albums, die zorgde voor de nodige publiciteit en waren de meest populaire van zijn kleurrijke carrière.
Ik was blij om te horen dat de Robert Plant gelijkenis van zijn stem en sommige gelijkende Zeppelinesque riffs en muzikale vergelijkingen er nog steeds zijn, zelfs als ze niet meer zo flagrant zijn, als op het debuutalbum, dat een storm van controverse veroorzaakte toen het werd uitgebracht in 1990.Op het moment kan ik me artikelen herinneren, waarin wordt beschreven hoe elke track op het album was afgeleid van een klassieke Zeppelin tune en hoe elk een artistieke diefstal werd vermomd.
Ondanks dat alles was het een goed album en een klassieke segment van commerciële hard rock.
Nu, tien jaar plus later, de line-up van de band is veranderd, de sfeer veel meer ontspannen, enigszins met een mellow vibe of te wel terughoudend voor Kingdom Come begrippen.
Het is niet een album van louter power ballads geworden. De nummers, bevatten nog steeds een vrij hoge kwaliteit, maar het klinkt meer gerijpt en is meer rock georienteerd.
Het openingsnummer “It Ain’t So Bad” is een van de meest stevige rocknummers van het album, maar komt nooit echt geheel opgang. Verder staan er nog enkele goede ballads op het album. “Waiting” is misschien qua sfeer van de plaat het meest typerende, een traag en gepassioneerd nummer. Er zijn een paar nadelen aan het album, belangrijkste is het feit, dat het album sleept zich voort door tot het eind in laag tot mid-tempo arrangementen. Dit is echter tot de laatste twee tracks. Met de nummers “Should Have Told You” en “Joe English” schakelt men over naar uptempo nummers, waardoor het album net boven een matig gehalte wordt getrokken.
Een relaxtere dan verwacht album, maar nog steeds blijft een deel van de klasse te horen.
Within Temptation – Mother Earth
Jaar van release: 2000
Label: DSFA
Het is een echt Nederlands succesverhaal aan het worden: zwaar georkestreerde rock, gedompeld in een sprookjesachtige sfeer en met een belangrijke rol voor een zangeres. De band overdonderde de popscene drie jaar geleden met hun debuut “Enter”, een plaat vol doomy metal en afwisseling tussen de grunts van gitarist Robert Westerholt en de glasheldere zang van Sharon den Adel. In een aantal opzichten is Within Temptation een totaal nieuwe band. De sfeer van muziek is van donker en doomy veranderd in gevarieerd, rijk gearrangeerd en sterk keltisch van sfeer. In “Dark Wings” klinkt de invloed van Kate Bush door, terwijl de bombastische manier waarop “Deceiver of Fools” ingezet wordt doet denken aan de projecten van Arjen Lucassen. “In Perfect Harmony” doet daarentegen denken aan keltische acts als Enya en Clannad. De band komt terecht tot de conclussie dat voor een deathgrunt in deze nieuwe aanpak niet langer plaats is. De uitgebalanceerde productie van Oscar Holleman en de bijdragen van o.a. Arjen Lucassen en Lex Vogelaar tillen de plaat naar een hoger niveau. Het is resultaat mag er dan ook zijn, iets waar we in Nederland trots op mogen zijn. Met als eerste single “Ice Queen” staat de band voor het eerst in de hitparade. Met dit album in hun bagage, lees kwaliteiten, zal de band het nog ver brengen. Sterker: nog groter te laten worden dan de band al was.
Jaar van release: 2000
Label: Frontiers
In The Sign hebben we vijf bekende namen in het melodieuze genre bij elkaar verzameld. Toetsenist Mark Mangold, drummer Bobby Rondinelli, gitarist Randy Jackson, zanger Terry Brock en bassist Billy Greer. Het woord superformatie neem je dan al snel in je mond. Dat is, als je conduitestaat van de heren bekijkt, dan ook niet meer dan logisch. Het is dan ook een mooie CD geworden, waarop de zang tot op de puntjes is verzorgd. Wellicht staat er wel te veel zang op, want de achtergrondkoortjes zijn uitermate talrijk. terwijl Brock en Jackson de leadvocalen afwisselen of soms een fraai duet vormen. Luister maar eens naar “Crossed The Line”. Uiteraard doet ook Mangold vocaal gezien een duit in het zakje. Je zou bij al dit zanggeweld haast vergeten dan het uiteindelijk om de song gaat. Deze zijn stuk voor stuk prima in orde. De AOR fans zullen zeer tevreden zijn, met dit album. Als start is deze CD best goed en als deze line-up bij elkaar blijft zit er nog zeker veel meer in het vat. Fans van de ouderwetse pomprock zullen The Sign zeker weten te waarderen.
Jaar van release: 2000
Label: Rhino
Dio’s solide 2000 concept album Magica zou beter passen in het muzikale klimaat van 15-25 jaar geleden, maar een goed album is een goed album. Maar de muzikaal superieure Magica is geworteld in de donkere, mystieke thema’s die hij bij Rainbow, Black Sabbath, en de vroege Dio albums perfectioneerde. Een belangrijke factor is de solide line-up, met name de terugkeer van Craig Goldy, de beste gitarist van Dio. Naast Vivian Campbell die Dio’s eerste 3 albums vertegenwoordigde benaderen zij de beste Dio sound. Bassist Jimmy Bain en drummer Simon Wright keren ook terug.
Jaar van release: 2000
Label: Massacre Records
Fates Warning zijn inmiddels al lang geen onbekenden meer in progressieve hardrock/metal circuit. Het eerste nummer ( Intro) “Disconnected Part 1” start met een huilende gitaar en keyboardgeluiden die door de atmosfeer blazen. Het tweede nummer “One” laat de geweldige combinatie zien tussen het stemgeluid van Adler en Matheos gitaargeluid en het herkenbare drumbeats van Zonder. Een zeer energiek nummer het goed nummer. “So” opent met een misterieus keyboard intro, de sterke tekst verwijst naar de tegenstelling in mensen, die alles hebben, maar toch niet te vreden zijn, geen energie hebben en alleen maar moe zijn. Het vierde nummer “Pieces Of Me” is weer een typische Fates Warning nummer. Het is een strak nummer let maar op bas en drums, waarbij halverwege het nummer een zweverige pauze wordt genomen, om daarna weer in de aanval te gaan. In “Something from Nothing” zien we de gitaarpartijen en de keyboardpartijen van Kevin Moore in elkaar samensmelten. Het bijna 11 minuten durende nummer kent verschillende variaties en intervallen gedurende het nummer. Het navolgende 16 minuten durende “Still Remains” is waarschijnlijk na mening luisterbeurt het topnummer van het album. Hier in toont Fates Warning zijn veelzijdigheid in zowel vocale als instrumentale arrangementen. Het album wordt afgesloten met het vervolg op het openingsintro “Disconnected Part II
Jaar van release: 2000
Label: EMI Records
Na de terugkeer van zanger Bruce Dickinson en gitarist Adrian Smith in 1999 en de daarop volgende korte tournee was het wachten op een album met nieuw materiaal van de inmiddels 6-koppige legendarische band. Na maanden in de studio gezeten te hebben was halfverwege 2000 het album klaar, en kreeg de naam Brave New World. De verwachtingen van de rest van de muziekwereld waren hoog, misschien wel te hoog. Zou het Iron Maiden lukken een album te maken dat geljk staat aan de albums uit de “gouden tijd” (1982 – 1988) van de band? Of werd het een vervolg op het uiterst middelmatige No Prayer For The Dying?
Om kort te zijn: Brave New World is het album dat Iron Maiden had moeten maken na Seventh Son Of A Seventh Son, want muzikaal lijkt het daar het meeste op. 10 tracks, waarvan er 3 korte, snelle nummers zijn, en 7 nummers die toch iets meer vergen van de luisteraar. Het album begint met de eerste single, The Wicker Man, dat enigzins doet denken aan Aces High. Een lekker uptempo nummer wat het album goed opent. Daarna komen twee iets langere redelijk snelle nummers, namelijk Ghost Of The Navigator en het titelnummer, Brave New World (gebaseerd op het gelijknamige boek van Aldous Huxley). Bij track 4 gaat het iets rustiger aan. Blood Brothers gaat over de vraag van het leven, en wat er misschien hierna komt. Het is een rustig nummer wat perfect in elkaar zit, en waarin uitermate goed gebruik wordt gemaakt van keyboards. Hierna volgt weer een lekker uptempo nummer in de vorm van The Mercenary, wat een beetje een standaard nummer is.
De tweede helft van de cd begint met het lange Dream Of Mirrors, wat met na een verrassende opening heel rustig verder gaat, en opbouwt naar een goede snelle climax, waarna het weer iets rustiger afsluit. Dan komt The Fallen Angel, een van de weinige tracks die geschreven is door Adrian Smith. Het nummer klinkt alsof het van een van Bruce Dickinson’s laatste solo albums komt, met redelijk snelle, zware gitaarriffs. Een nummer waar de oude fans op zaten te wachten. The Nomad is een lang nummer, wat ik redelijk saai vond de eerste keren dat ik het hoorde, vooral vanwege het onafwisselende ritme. Na een aantal keren ben ik het nummer toch gaan waarderen, en erachter gekomen dat er een prachtige solo in zit. Out Of The Silent Planet was de tweede single, en is ook een lekker uptempo nummer, maar misschien ook iets aan de lange kant. Het album wordt afgesloten met het lange The Thin Line Between Love And Hate, een prachtig nummer dat echt de progressieve kant opgaat. Vooral het instrumentale stuk aan het einde is echt mooi.Brave New World zal niet alle fans tevreden stemmen, maar is toch voor iedereen zeker de moeite waard om te proberen. Bij mij is de cd een jaar na release nog met grote regelmaat in m’n speler te vinden.